Ilja Leonard Pfeijffer – Als ambitie faalt, wat de regel is, dan is ze nog mooier


Ilja Leonard Pfeijffer heeft zijn eerste historische roman klaar. In Alkibiades laat de schrijver de classicus de vrije loop. De tijdreis duurt 772 pagina’s, vertelt over prachtig menselijk streven en falen, maar is bovenal het verhaal van de oudste democratie ter wereld. Want, benadrukt hij in het hart van Athene, ‘dat moest hoogdringend worden verteld’.

Guinevere Claeys – De Standaard


‘Ik ben zo blij dat ik de komende weken nog even over hem mag blijven praten.’

Ilja Leonard Pfeijffer zegt het met een zeldzame nadrukkelijkheid. ‘Ik ben nog lang niet klaar voor de rouw van het afscheid. Ik ben zo graag in zijn wereld.’

U wilt die niet verlaten.

‘Of dat toch zo lang mogelijk uitstellen. Een boek afmaken, is iets heel tegenstrijdigs. Bij het laatste punt achter de laatste zin ervaar je pure euforie in combinatie met diepe rouw. Ik verlies de personages die mij zo dierbaar waren.

´Toen ik Grand Hotel Europa af had, ­begon ik Clio erg te missen. En doorgaans vervagen de personages daarna vrij snel, maar Alkibiades blijft heel aanwezig in mij. Dat vind ik erg prettig. Ik heb hem graag nabij.’

En hier is hij vast nog nabijer.

‘De ervaring om hier in Athene te zijn is dubbel. De agora te zien, de Pnyx, de Akropolis – fantastisch en schitterend dat ze er nog allemaal zijn, het zijn plekken waar je de geschiedenis bijna kunt aanraken.

´Tegelijkertijd kun je niet om de conclusie heen dat het allemaal kapot is. Dat verleden ís hier nog wel, maar dan in een vorm die benadrukt dat het er niét meer is.’

Best een wreedaardige aanwezigheid.

‘Gisteren, toen ik koffie zat te drinken bij de agora, bedacht ik dat Alkibiades in tranen zou uitbarsten als hij daar nu naast mij had gezeten. Je wordt met de neus op de vergankelijkheid gedrukt.

´De voorbije maanden bevond ik me in een fantasiewereld, en die wereld was in mijn hoofd natuurlijk “heel”. Gaaf en ongeschonden.

´Hier word ik eraan herinnerd dat van die wereld in werkelijkheid alleen nog ruïnes overblijven. Maar: tegenover die ruïnes staan de teksten, de gedachten, van Thoukydides en Plato en de anderen, en die kunnen we wél nog lezen. Die zijn ongeschonden. De literatuur kan de vergankelijkheid dus wel overwinnen.’

Is dat een grote aantrekkingskracht?

‘Ik vind dat niet onbelangrijk.’

Bent u daar zelf mee bezig?

‘Het is niet de eerste gedachte ’s morgens bij het opstaan, dat ik onsterfelijk zou moeten worden. Maar ik denk wel dat elke kunstenaar daarmee bezig is.

´Het is een manier om de dood te overwinnen. Je wil iets ­maken dat het einde verschalkt. Het is niet minder dan een substituut voor voortplanting. Je kunt baby’s maken en die jouw achternaam geven. Of je kunt je achternaam op de kaft van een boek zetten.’

En die zijn niet verenigbaar?

‘Voor mij niet. Schrijvers die kinderen hebben, ik ­begrijp ze echt niet.’

Hij glimlacht er genadig bij.

Zwijgen in volzinnen

In Athene zitten we dus. ‘De nieuwe Ilja Leonard Pfeijffer’ is een gebeurtenis, en die gebeurtenis wordt zorgvuldig geregisseerd.

Nog voor zijn tournee door Nederland en Vlaanderen van start gaat, kan een handvol journalisten de schrijver even volgen en spreken in de stad waar het in zijn jongste roman allemaal om draait.

‘Voor Grand Hotel Europa hebben we zo’n persreis voor het eerst georganiseerd’, zegt zijn manager Michaël Roumen.

‘Die was zo goed meegevallen, ook voor Ilja, dat we niet getwijfeld hebben om het opnieuw te doen. Al zeker omdat ook in deze roman het decor niet zomaar het decor is.’

Het boek is net van de persen, het is alle hens aan dek voor de manager. Met een eerste oplage van 50.000 exemplaren wordt hoog ingezet. De hele trip door is Roumen ook bezig met de vele optredens die eraan ­komen.

Intussen krijgt de uitgever het voor mekaar dat de vrachtwagen van de drukker een totale Alkibiades-make-over krijgt – nooit eerder vertoond.

Ilja Leonard Pfeijffer is in zijn schik wanneer hij dat nieuws hoort, hij is de toewijding van zijn manager onverholen dankbaar. ‘Ja kijk, ik wil gelezen worden, en ik ben er intussen aan gewend geraakt dat je je daarvoor moet laten zien.’

En dus laat hij zich hier twee dagen welgevallig zien. Ook al is de schrijver bepaald geen groepsmens en verkiest hij tussendoor wel eens te zwijgen in volzinnen, terwijl hij het zilveren tabaksdoosje bovenhaalt om afwezig bedachtzaam de volgende sigaret te rollen.

Moeiteloos is hij hier zijn eigen personage. Uiteraard in pak en (per dag een andere) das, manchetknopen, tricolore blauw geschakeerde schoenen, en er zijn de vijf ringen – om zijn rechtermiddelvinger draagt hij het wapenschild van zijn thuisstad Genua, en er is dat eekhoorntje dat zich krult om de rechterpink en dat hij stevig laat spinnen wanneer hij de woorden zoekt.

En van alle reiskoffers is de zijne de kleinste en de mooiste – een doorleefde, blakend bruin lederen koffer, die superieur tussen onze uniform eigentijdse ­trolleys staat. Niets in zijn universum valt uit de toon.

‘De werkelijkheid dient te worden geregisseerd om als werkelijkheid acceptabel te zijn’, schrijft hij in Brieven uit Genua.

De mooiste man

Ilja Leonard Pfeijffer is de vanzelfsprekende gids. Wanneer hij ons op de Akropolis met zijn 1 meter 90 en weids waaiende haren toespreekt over de overweldigend harmonieuze schoonheid van het Parthenon, en met reikende gebaren daarginder de havenstad Piraeus aanwijst, blijven passanten soms geïmponeerd kijken en luisteren.

Het zijn de momenten op deze trip waarop hij zich pas echt rolvast lijkt te voelen: wanneer hij als de classicus die hij altijd gebleven is voluit zijn liefde mag belijden voor de wereld en de poëtica van toen. In dit geval: het Athene van de vijfde eeuw voor Christus, waarin de even excentrieke als hoogst omstreden politicus en strateeg Alkibiades zijn bijzondere rol speelde.

In 772 grandioze pagina’s (met aansluitend een namenlijst van 14 pagina’s, een tijdlijn van 12 pagina’s, 4 pagina’s uitleg over geld, maten en maanden, 2 cruciale pagina’s verantwoording, en nog 140 pagina’s aan bronnen) vertelt hij het fictieve verhaal van het waargebeurde leven en onfortuinlijke streven van de ‘mooiste man van Athene’.

Zijn sinds jarenlange trouwe lezer, vriend en uitgever Peter Nijssen had het boek niet zien aankomen, geeft die toe.

‘Ik was verrast toen hij me erover vertelde. “Goh wat een nieuws: Ilja gaat een historische roman schrijven!”’

Nijssen las gaandeweg mee met de schrijver, voelde onderweg verwantschappen met de romans van Louis Couperus die gesitueerd zijn in de klassieke oudheid, zoals De berg van licht, of qua vorm eerder met de fictieve memoires Hadrianus’ gedenkschriften van Marguerite Yourcenar, om dan finaal te concluderen dat dit ‘alles bij elkaar een boek is zoals ik er nog nooit een gelezen heb’.

Het is een uitspraak die je kunt verwachten van een uitgever, maar die in dit geval niet overtrokken lijkt. Deze fictieve autobiografie, geheel in de geest en de stijl van haar eigen tijdperk, positioneert zich zelfverzekerd eigensoortig.

De roman is onmiskenbaar van ­Ilja Leonard Pfeijffer, en toch kon hij zich onmogelijk laten voorspellen. In al zijn compromisloosheid voelt hij bovendien als een van zijn persoonlijkere romans.

De schrijver is er dan ook vol van. De rest lijkt even niet van belang, al zeker niet als gespreksonderwerp. Of het hem na acht jaar nog altijd weinig moeite kost om geen alcohol meer te drinken, vraagt iemand wanneer hij bij het eten andermaal bruiswater bestelt. ‘Ja’, is zijn antwoord. Dat verhaal is intussen al lang verteld.

Bovendien, zoals ergens halverwege Alkibiades te ­lezen is, ‘gezien de onverschilligheid van het verleden voor onze klachten en wroeging kan onze energie ­beter worden geïnvesteerd in pogingen om de pijn van het heden te verzachten’.

Zullen we het dan eens over uw boek hebben?

‘Eindelijk.’

We zitten voor het eigenlijke interview met twee op het dakterras van het hotel, achter hem heb ik alweer zicht op het Parthenon.

‘Misschien is dat nog het mooiste eraan, mooier dan de eigenlijke pracht ervan: dat je het werkelijk van overal kunt zien.’

En zullen we het maar ineens over de democratie hebben? Uw boek lees ik als een ode aan veel dingen, maar de meest dwingende is wel die aan de democratie.

‘Zonder twijfel.’

U brengt die ode door in dit boek het verhaal te ­vertellen van de oudste democratie ter wereld.

‘Klopt. Dat verhaal moest hoogdringend worden verteld. Dat is exact de reden waarom ik vond dat ik dit boek nu moest schrijven.

´Als student klassieke talen was ik al gefascineerd door het personage van Alki­biades, en door het uitzonderlijke levensverhaal van deze extravagante politicus, strateeg, generaal, én ook nog eens Olympisch kampioen wagenrennen.

´Ik had toen al door dat het de potentie had van een meeslepende historische roman. Maar de reden waarom ik nu de noodzaak voelde om dat oude plan uit te voeren, had toch minder te maken met dat zinderende levensverhaal dan met het besef dat hij de protagonist was in een periode die een spiegel is voor onze tijd.

´Hij was een hoofdrolspeler in de ontwikkelingen die hebben geleid tot het verval van de democratie in Athene. En de symptomen van dat verval zijn voor ons nu angstaanjagend herkenbaar.’

Onder meer de wijsgeer Protagoras laat u een indrukwekkende uiteenzetting geven over de cyclus die staatsvormen doormaken. Vooral die over de fase van de ochlocratie maakt indruk: ‘het schrikbewind van de massa’. Met politici die ‘een hulpeloze prooi’ zijn geworden van ‘de grillen van de publieke opinie’.

‘Volgens de theorie die ik Protagoras in de mond leg, is de ochlocratie een soort van verworden democratie die wordt gekenmerkt door politici die inderdaad bang zijn voor de publieke opinie en die opinie dus als leidraad gaan nemen. Ik vrees dat wij ons hier overduidelijk weer in die periode bevinden.’

Het volk wil geen beleid meer, het wil mirakels, zoals u schrijft.

‘Het wordt onmogelijk om nog een visie, een strategie op langere termijn te ontwikkelen, omdat er nauwelijks nog politici zijn die de moed hebben om verder te kijken dan de volgende verkiezingen, of zelfs de volgende opiniepeiling.’

U maakt zich zorgen.

‘Ik maak me daar zorgen over, ja. Want de democratie functioneert op die manier steeds minder goed.

´Tijdens de coronapandemie hebben we duidelijk gezien wat de publieke opinie vermag: in een medische noodsituatie werd een beleid uitgestippeld op grond van wetenschappelijke overwegingen, en toch werd dat meermaals aangepast onder druk van de publieke opinie.

´Een ander kenmerk is de toenemende versnippering: de democratie is een arena van deelbelangen ­geworden, en het democratische debat lijkt op een wedstrijd tussen de verschillende deelbelangen.’

Een wedstrijd die je moet winnen.

‘Een wedstrijd die je absoluut moet winnen, desnoods ten koste van het landsbelang.’

Volgens datzelfde cyclische model ‘zal de roep om de sterke man steeds luider gaan klinken’. En ‘zo zal ook de democratie (…) omvergeworpen worden door het volk zelf’.

‘Volgens dat model zal dat onvermijdelijk gebeuren. Maar zelf hoop ik natuurlijk dat we nog kunnen bijsturen.

´De voorwaarde is wel een dringende bewustwording. Ik denk dat het ons daar nu aan ontbreekt, en daarom vind ik dit boek belangrijk.

´Ik heb het idee dat wij tijdens de Koude Oorlog zijn opgevoed met de notie dat de democratie een eindstadium is. Als alle landen van de wereld maar democratieën worden naar Amerikaans model, dan is er duizend jaar wereldvrede.

´Maar zo is het natuurlijk niet. Het is belangrijk te beseffen dat de democratie een heel fragiel en onderhoudsgevoelig bestel is, waar wel degelijk een einde aan kan komen.’

U verhult in het boek de zwakke kanten van de ­democratie niet.

‘Het is net noodzakelijk om daarover na te denken. Dat deden ze toen ook al. Dat maakt het zo aantrekkelijk om die vijfde eeuw als spiegel te gebruiken, omdat daarover al veel reflectie was.

´Het interessante aan het verhaal van Alkibiades is dat hij ook in Sparta en in Perzië verblijft, zodat je andere modellen kunt laten zien.

´Op een gegeven moment is hij erg onder de indruk van de efficiëntie van het Spartaanse model. Hij ziet dat koning Agis van Sparta zich de luxe kan permitteren om geduld te hebben. Iets wat voor democratische leiders erg moeilijk is.

´Van die zwaktes van de democratie moeten we ons dus zeker bewust zijn. De democratie is iets om zorgvuldig te onderhouden en te verdedigen. Zodra we dat weer beseffen, is het misschien nog niet te laat om er iets aan te doen.’

Een andere ode die voelbaar is in uw boek is die aan de vrouw.

‘Ik ben blij dat je dat zegt. Het is een beetje onwaarschijnlijk, want de rol van de vrouw in de historische werkelijkheid van de vijfde eeuw voor Christus is niet heel voornaam, maar ik heb erg mijn best gedaan om daar wat aan te doen.’

Zij krijgt het laatste woord, zij is het die hem, de man, finaal onsterfelijk maakt, en er is die zin die als een ­refrein terugkeert: ‘Geen man zal ooit een groot man zijn als hij niet ook een vrouw durft te zijn.’ Is dat iets wat u zelf al lang durft?

‘Ik sta daar volledig achter. Ik geloof daarin. Als man heb je alles te leren van vrouwen. Zoals bij Alkibiades ook gebeurt.

´In zijn geval zijn de bronnen nog relatief genereus: we weten hoe zijn vrouw heette (Hipparete), en dat hij op het eind van zijn leven met Timandra was. Maar we weten niet echt wie zij waren.

´Dat is het voordeel van een historische roman: dat je ze in de fantasie tot een leven kunt wekken dat de werkelijkheid totaal weet te raken.’

Van Alkibiades lijken bovenal de controverse en zijn ­extravagantie overgeleverd in de bronnen. Is die extravagantie een van de redenen waarom u hem graag ziet?

‘Dat hij de moed heeft om anders te zijn, vind ik buitengewoon interessant aan hem. Maar wat daarmee samenhangt, en wat ik nog fascinerender vind, is zijn ambitie.

´Ik vind ambitie een erg boeiend gegeven als instigator, motor, van menselijk handelen. Zonder ambitie gebeurt er niets.

´En als ambitie faalt, wat de regel is, is ze eigenlijk nog mooier – want nog menselijker.’

Het valt mij op dat u zijn ambitie laat samengaan met schaamte. De schaamte is een nadrukkelijk thema in het boek. Omdat ambitie en schaamte altijd wel ergens hand in hand gaan?

‘Misschien wel. De schaamte wordt ook concreet benoemd in de bronnen, het is iets wat hij zelf aanhaalt in het Symposion van Plato: hoe hij zich, de grote mooie jongen, schaamt tegenover de notoir lelijke ­Sokrates. Die schaamte is daar bijna een provocatie.

´Erg interessant natuurlijk, en dus laat ik die de hele tijd op de achtergrond aanwezig blijven: de schaamte voor zijn ontoereikendheid, en de ambitie als een eindeloze poging om die schaamte te overstijgen.

´Waardoor hij zich mogelijk nog méér gaat schamen omdat hij door zijn ambitie efemere dingen gaat nastreven zoals roem, in plaats van zijn leven te wijden aan nadenken over de waarheid, de rechtvaardigheid en het goede, zoals Sokrates hem leerde.’

U heeft Alkibiades geholpen om, na al die eeuwen waarin we hem herinneren als een tragisch omstreden figuur, zijn apologie te schrijven. Hij is aan het woord. Hij vertelt, u schrijft, geheel in de stijl van uw voornaamste bronnen, onder wie Thoukydides en Plato.

‘Ik heb erg mijn best gedaan om in stilistisch opzicht niet anachronistisch te zijn, dat klopt. Om te schrijven op een manier zoals iemand als Alkibiades in die tijd geschreven zou hebben.’

Hoe moeilijk was dat?

‘Dat ging niet vanzelf. De lat leggen bij Thoukydides en Plato, dat is natuurlijk erg ambitieus.’

In dat opzicht werkt u al aan dit boek sinds uw Leidse tijd als classicus.

‘Ik ben begonnen op 1 januari 2022, en eind maart was het af. Ik heb het dus geschreven in veertien maanden. Maar het klopt: eigenlijk zat ik dit al twintig jaar voor te bereiden. Al waren het schrijfproces en de research nog altijd intens, met standaard 200 websites die tegelijk openstonden.’

Zijn vele indrukwekkende redevoeringen, hoe begint u daaraan?

‘Ik moet me dan in bezit laten nemen door zijn geest. Zo voelt dat echt. Ja, daarmee kun je me op die momenten het best vergelijken: met een medium.

´Als ik zelf maar niet te veel nadenk, dan kan ik vanzelf in zijn woorden zijn redevoering schrijven.’

De lezer zal zich, al zeker stilistisch, op erg onbekend terrein moeten begeven. U maakt zich daar geen zorgen om?

‘Daar mág ik me geen zorgen om maken. Als je je laat leiden door wat een lezer zou kunnen willen, laat je je leiden door commerciële overwegingen. Dat is een valkuil.

´Ik vind dit boek een cadeau aan de lezer. Wat ik geef, is een tijdreis. Je moet je even aanpassen aan een nieuwe taal, maar net daardoor ben je vanaf de eerste zin in een andere tijd.’

Iemand die Grand Hotel Europa graag gelezen heeft, zal vast wel hogelijk verrast worden.

‘Dat vind ik een voordeel. Het is mijn streven om mijn lezers te verrassen. Ik mag niet voorspelbaar worden. Ook niet voor mezelf. Bij alles wat ik schrijf, moet ik het idee hebben dat ik iets aan het doen ben wat ik nooit eerder heb gedaan. En dat ik dus leer.

´Als ik niet bijleer, heeft het geen zin. In dit geval heb ik weer veel geleerd door het oplossen van vormelijke problemen.

´Een voorbeeld: ik moest de moderne lezer heel wat uitleggen zonder dat dit opviel. Zo zou het erg ongeloofwaardig zijn dat Alkibiades aan de mannen van Athene, tot wie hij zich richt, begint uit te leggen hoe een schervengericht werkt. Daar moest ik dus allerlei trucs voor verzinnen.

´Eigenlijk is dat waar kunst over gaat: over het oplossen van vormelijke problemen. Ik heb het daar ook vaak met Stella over (zijn vriendin en muze, red.).

´Als zij praat over haar beeldhouwers, dan gaat het er nooit over of het een Madonna is, of een Sint-Jozef, dat interesseert haar niet. Het gaat erover hoe de beeldhouwer het probleem heeft opgelost dat de figuur een stap naar voren doet. Heerlijk.’

Als u niet bijleert, heeft het geen zin, zegt u.

‘En ik heb de indruk dat veel lezers dat gevoel weer ­delen. Dat er weer behoefte is aan inhoud. Misschien omdat mensen in deze onzekere tijden meer op zoek zijn naar houvast?

´Als ze hun kostbare tijd investeren in een boek, dan willen ze er ook iets uit leren.

´Tegelijkertijd is het me ook al opgevallen – niet dat ik daar aansluiting bij zoek – dat boeken over de klassieke oudheid erg in trek zijn, kijk naar die van Stephen Fry of Mary Beard.

´Misschien omdat de klassieke oudheid de ultieme combinatie biedt: houvast in de geschiedenis, én escapisme.

´Enerzijds is het echt gebeurd en kun je er dus iets van leren, anderzijds is het een soort Game of thrones zonder draken. Het beste van vele werelden.’

Maar dat dit maar ‘een theorietje’ is, zegt hij. En dat hij daar eigenlijk niet mee bezig is. Dat hij gewoon het boek heeft geschreven dat hij vond dat hij moest schrijven. Omdat de tijd daar meer dan rijp voor was.

De dag na dit gesprek kopt deze krant met het volgende nieuws:

‘Steeds meer burgers verliezen hun geloof in de Belgische democratie.’

Alsof de geschiedenis geen tijd te verliezen heeft.

Bio

  • Nederlands schrijver en dichter
  • Geboren op 17 januari 1968 in Rijswijk
  • Studeerde klassieke talen
  • Won in 1998 de C. Buddingh’-prijs voor dichtbundel Van de vierkante man 
  • Ontving in 2014 de Libris Literatuurprijs voor roman La Superba (2013)
  • Bestseller Grand Hotel Europa werd benoemd tot Roman van het Jaar 2018
  • Schreef het boekenweekgeschenk 2022 Monterosso mon amour
  •  Woont samen met vriendin Stella in Genua

Alkibiades
Grand Hotel Europa
Brieven uit Genua

Foto: Keke Keukelaar

Lees ook


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven