Het leven – Een gebruiksaanwijzing – Ingrid Vander Veken


Ingrid Vander Veken, schatmeester van wie en wat verloren dreigt te gaan, heeft in Verloren een mensenleven bewaard met woorden. De in Vlissingen geboren Liesje Andriesse was 36 toen ze met haar zoontje de dood vond in Auschwitz.
‘Ieder mensenleven is kostbaar.’

Jelle Van Riet – De Standaard


‘Een rugzak kan ook een zegen zijn’

Ingrid Vander Veken


De gangen van wat ooit het Rijks-HBS van Vlissingen was, zwijgen. Aan de kapstokhaakjes hangen allang geen jassen meer, de klaslokalen zijn gestript, de borden voorgoed gewist. Een koude wind strijkt langs mijn hart.

Dit in 1908 in De Stijl opgetrokken gebouw, een Rijksmonument intussen, is oogstrelend – geen wonder dat men er luxeappartementen uit gaat snijden – maar in gedachten zie ik de leerlingen die hier ooit zorgeloos de trappen opliepen, giechelend aan houten banken schoven, leerden voor later. Wisten zij veel dat hun toekomst de Tweede Wereldoorlog was.

In de inkomhal hangt een plaquette met daarop de namen van 24 in de oorlog omgekomen oud-leerlingen.

Bovenaan links lees ik E.H.L. Andriesse. Achter haar leven werd op 4 juli 1944 een gitzwart punt gezet. In Auschwitz, de eindhalte van een vier jaar durende vlucht, met aan haar hand haar in 1937 geboren zoontje Johnny.

Liesje Andriesse is een van zes miljoen namen. Een die voorgoed uitgewist dreigde te worden.

Althans, had Ingrid Vander Veken, schatmeester van wie verloren dreigt te gaan, haar niet van de vergetelheid gered.

In Verloren reconstrueert ze Liesjes leven. Een pars pro toto-verhaal dat moest worden bewaard, zo vond de schrijfster, ‘net omdat het een pars pro toto-verhaal is’.

De vraag tot bewaren werd haar even vriendelijk als smekend voorgelegd door haar bovenburen in de vorm van een doos met brieven, foto’s, een reisjournaal, paspoorten en feestmenu’s: de nalatenschap van Lou Andriesse, Liesjes jongere broer.

Hij was samen met zijn ouders de dodendans van de gaskamers ontsprongen, maar kon nooit vergeten dat het voor zijn zus daar was geëindigd.

Bezorgers van de doos waren Walter De Schampheleire en Martine Marneffe, de dochter van de vrouw met wie Lou op latere leeftijd is gehuwd.

Lou is nooit hersteld van het gemis van zijn zus’, weet Vander Veken.

‘Elk jaar kwam hij vanuit Antwerpen naar Vlissingen om bij dit plaquette bloemen voor haar neer te leggen.’

Vandaag wil ze hen eer bewijzen door naar Lou’s voorbeeld een witte roos neer te leggen. Haar hart is vol mededogen voor deze broer en zus, die in mei 1940 aan de grensovergang met Frankrijk elkaar voor het laatst hebben omhelsd.

Liesjes vader, moeder en broertje mochten passeren. Liesje, haar zoon en haar man werden tegengehouden, omdat hij een stateloze, Poolse jood was en zij door haar huwelijk in 1931 datzelfde statuut had verworven.

Twee jaar nog zou Liesje contact houden met familieleden over de hele wereld, tot in mei 1942 de correspondentie ophield.

‘Wat gebeurde er in de stilte van die laatste jaren?’ Naar het antwoord op die vraag heeft Lou zijn hele leven gezocht. Vander Veken vond het.

© Fred Debrock

Wat als?

Liesjes leven begon nochtans veelbelovend, in een kansrijk burgergezin. De weg lag open naar een stralende toekomst’, vertelt ze, wanneer we in hartje Vlissingen, op de hoek van Stenenbeer en Groenewoud staan.

Ze wijst de plek aan waar de familie woonde en Liesjes vader het Centraal Kledingmagazijn runde, tot hij in 1923 inging op het voorstel om vanuit Antwerpen de distributie te regelen voor margarinefabrikant Van den Bergh Ltd, en zijn familie meetroonde.

Hoewel de aanpalende woningen nog dezelfde zijn als op de oude foto’s die Vander Veken bij zich heeft, staat nu op de plek waar de Andriesses woonden, een modern wit huis. Alsof ook hier hun bestaan als krijt van het bord werd gewist.

Terwijl we om het huis lopen in het besef dat Liesje hier ook heeft gelopen, zij naar dezelfde zee heeft gekeken, rijst de vraag hoe het voor dit gezin was afgelopen als het niet was uitgeweken.

Vanwaar we staan, vertakken zich verschillende wegen, als een metafoor voor de levensbepalende beslissingen die een mens kan nemen. De zee is nabij en lonkt.

‘Wat als? Het is een even verleidelijke als zinloze vraag. Aan het verleden valt niets te veranderen’, klinkt het in Verloren.

Vander Veken knikt.

‘Wat als Liesje haar jawoord niet aan de stateloze Pinkus had gegeven, maar aan een rijke zakenman, zoals er zovelen waren in haar familie? Was ze dan beter af geweest? Je weet het niet. Van haar familie in Nederland zijn ook velen omgekomen.

´In het leven neem je, vaak onbewust, beslissingen die het vervolg ervan bepalen. En toen het oorlog werd waren er niet veel keuzes meer om te wegen. De geschiedenis besliste voor haar.

´Zeker is dat Liesje tussen 1940 en 1944, de hele duur van haar vlucht, met alle wanhoop en alle liefde voor haar kind heeft gevochten om de eindstreep te halen. Maar haar pogingen zijn mislukt.’

Zelf nam Vander Veken, 75 inmiddels, vast ook weleens beslissingen die het leven een bepaalde kant op hebben gestuurd?

‘Mijn eerste huwelijk had levensbepalend kunnen zijn, maar dat heb ik tijdig teruggedraaid’, zegt ze met een monkellachje.

‘Er zijn wellicht mensen voor wie het leven een zacht kabbelend lineair verloop kent, maar ik hoor daar niet bij. Ik ben niet op zoek naar rust, en niet naar schokken. Ik ben op zoek naar zo ten volle mogelijk leven.’

Aan sommige ontregelende schokken valt niet te ontkomen. In haar geval was dat de dood van haar stiefzoon in 1994.

‘Dergelijke grote schokken hebben me bewuster gemaakt van het leven, van wat ik wilde en niet wilde, dankbaarder voor wat er was en is. Wat je hebt, is niet vanzelfsprekend. Je moet goed opletten en ingrijpen als het leven te lang kabbelt, al zeker wanneer dat in de verkeerde richting is.’

Wat als ze de kans kreeg om bepaalde beslissingen ongedaan te maken, vraag ik wanneer we even later op de boulevard langs de Westerschelde flaneren.

‘Ik ben niet van het terugdraaien’, zegt ze ferm.

‘Op een gegeven ogenblik hadden Paul (haar levenspartner, red.) en ik de kans om een fantastisch huisje op de grens tussen Toscane en de Maremma te kopen. Hebben we toen niet gedaan, we hadden er niet het geld voor en ik wilde nog graag andere delen van de wereld zien. Achteraf denk je: “We zijn stom geweest.”

´Maar dan waren er weer andere dingen niet gebeurd en zat ik daar nu misschien te vloeken.

´Soms mijmer ik weleens over dat gemiste leven, met hetzelfde plezier dat een kind beleeft aan een verkleedpartij. In mijn dagdroom is het er nog altijd even mooi. De put in de tuin is een zwembad en nog steeds passeert daar de klingelende herder met zijn schapen.’

Haar groene ogen glinsteren.

Van een schok gesproken

In haar werk kijkt Vander Veken wél graag achterom. Boeken als PapaversAankomen in BaliZwijgen en Wat overblijft illustreren hoezeer schrijven voor haar synoniem is voor bewaren.

‘Ik ben een toegewijde bewaarder van mensen en dingen, maar bewaar niet om het bewaren zelf. Naarmate je langer leeft en beter weet wat je belangrijk vindt, wordt het makkelijker om te triëren: wat neem ik mee, wat laat ik achter?

´Men spreekt vaak van een rugzak als een last, maar het kan ook een zegen zijn. Alles wat je nodig hebt, draag je op je rug. Je bent altijd klaar om verder te gaan.’

Dit keer heeft Vander Veken met haar altijd zorgvuldig gekozen woorden een mensenleven bewaard. Dat van Liesje, omdat het toeval er zich mee kwam bemoeien, maar ook en vooral omdat, schrijft ze, Liesje ‘een zo alledaagse vrouw’ was.

‘Een doodgewone vrouw zoals er zoveel waren. Miljoenen. (…) Maar gewoon was voor de dood genoeg: dáárom.’

‘Dat al die gewone mensen, zonder onderscheid, zijn weggeveegd, vind ik onwaarschijnlijk onrechtvaardig. En alsof dat nog niet erg genoeg is, is er nadien over gezwegen.

´Niet alleen langs de kant van de daders, ook door de slachtoffers omdat spreken te pijnlijk was.

´Maar zwijgen opent de weg naar de vergetelheid en daar kom ik met alles wat ik in me heb tegen in opstand. Men heeft cijfers in hun armen gegrift, maar ze waren stuk voor stuk mensen. Ieder mensenleven is kostbaar.’

Ziehier Vander Vekens diepste motivatie als schrijver: een stem geven aan wie en over wie wordt gezwegen.

Misschien is haar drang om te spreken wel zo groot, omdat ze met een teveel aan zwijgen is opgegroeid?

In Zwijgen (2016) ontrafelde ze de geheimen uit haar eigen kindertijd: al gravend kwam ze erachter dat haar vader in de oorlog voor het verkeerde kamp koos en haar moeder een verboden liefde kende.

‘Van een schok gesproken. Nadat ik ontdekte wat er tussen mijn ouders heeft gespeeld, ben ik hen veel beter gaan begrijpen.

´Er moet echt minder gezwegen worden. Door dit soort boeken te schrijven, besefte ik dat je met mensen moet praten zolang het nog kan. Iedereen kent toch dat gevoel: had ik maar?

´Zelf heb ik spijt dat ik niet méér heb gevraagd aan mijn grootmoeder, die haar man en haar oudste dochter in de oorlog had verloren. Nu is het te laat.’

Gelukkig zijn er nog zolders, waar weleens kostbare verhalen gevonden worden.

Vander Veken noemt het ‘een vertrouwd scenario: er wordt gestorven, opgeruimd, ontdekt’.

Zo ook heeft de papieren nalatenschap van Liesje eerst hoog in vestiairekasten en op zolders gestaan, tot de dochter van Lou’s weduwe Paule en haar man verhuisden, de doos herontdekten en inmiddels op een leeftijd waren gekomen om er het belang van te begrijpen.

Al bij de eerste brief die Vander Veken uit de doos graaide – hij begon met ‘Lieve tante Rosa’ – begreep ze dat ‘dit niet verloren mocht gaan’. Liesje moest worden ‘bevrijd uit haar stilte’.

‘Op dat moment wist ik al dat Liesje nog twee jaar zulke brieven zou schrijven tot de correspondentie in 1942 zou ophouden en zij twee jaar daarna met haar zoontje in Auschwitz zou eindigen.

´Het was vooral de gewoonheid van de brieven die mij zo raakte. Twee weken voor de oorlog schreef tante Rosa nog vanuit een pension in Nederland dat het wel niet zo’n vaart zou lopen.’

Maar de wereld kantelde, en zij met de wereld.

Vander Veken kon het allemaal volgen via haar brieven, die eindigen met ‘We voelen ons zo erg eenzaam’.

‘Eerst worden nog nieuwsjes uitgewisseld, maar geleidelijk aan neemt de onrust toe. Laat iets weten. Hoe gaat het? Die bezorgdheid typeert Liesje.

´Ze verzwijgt hoezeer ze zelf in de put zit, tot ze de schijn niet meer kan ophouden en aan een oom en tante in Amerika schrijft hoezeer ze haar ouders en broer mist.’

Die hele correspondentie tussen familieleden op verschillende continenten was even ingenieus als het wereldwijde web, maar dan analoog en verschroeiend traag.

Post ging vanuit België via Engeland over Amerika naar Nederlands-Indië, waar Liesjes ouders en broer waren beland.

‘Je ziet hoe ze op alle mogelijke manieren probeerden om het contact in stand te houden via brieven, telegrammen, prentkaarten, formulieren van het Rode Kruis, noem het.

´En in het centrum van dat verbluffende web zat Liesje, die naar iedereen schreef en iedereen naar haar.’

Vander Veken, van nature al behept met gevoelige tentakels, werd een handschriftexpert.

‘Op een gegeven moment kon ik aan het handschrift het karakter aflezen, en de emoties die gepaard gingen met het schrijven. Het krachtdadige geschrift van de zakenman versus de hanenpoten van tante Adèle, die slordiger werden naarmate de paniek toenam.’

Waarom Liesje? Niet alleen omdat ‘de échte geschiedenis die van gewone mensen is’, maar ook omdat de geschiedenis ontzettend lang blijft nazinderen.

Als Vander Veken iets aantoont, dan wel dat we niet op zich bestaan. Levens raken aan elkaar, zijn met elkaar vervlochten, laten sporen na.

‘Na de oorlog is Lou niet meer dezelfde. Die kwetsuur zat heel diep, ook bij zijn ouders voor wie hij tot aan hun dood is blijven zorgen. Ook daarna duurt het nog een hele tijd eer hij zijn leven vastpakt. Hij noemt zijn leven zonder zus en ouders “ma pauvre petite vie”.

´Het was overduidelijk een hecht gezin. In Liesjes brieven spat de liefde eraf. Ze noemt hen “mijn schattekes” en Lou is zonder uitzondering “Broertje”.

´Ik heb zelf ook zo’n broertje. Je mag er toch niet aan denken dat je op die manier uit elkaar gerukt wordt.’

Ook daarom dus zei ze ja op de vraag of ze Liesje wilde ‘bewaren zoals hij dat had gedaan’.

Voor Lou, postuum.

Papieren mausoleum

‘Ik noem de kartonnen doos in het boek niet toevallig een papieren mausoleum. Voor Lou was dit het enige wat hij nog had van zijn zus, het graf dat zij niet heeft gekregen.

´Ik weet niet of wat ik heb achterhaald, namelijk dat Liesje die laatste twee jaar in de grootste eenzaamheid heeft geleefd met haar kind, telkens bijna gered werd maar dan toch verlinkt werd, hem rust zou hebben geschonken.

´Het zou hem misschien nog erger verontrust hebben, maar er is nu wel eindelijk een antwoord op de vraag die hem zijn hele leven heeft gekweld. Toen ik zijn graf bezocht op het joods kerkhof in Putte, wilde ik er mijn boek neerleggen, maar ik heb het bij een steen gehouden.

´Lou ligt begraven vlak bij zijn ouders, en op zijn grafzerk staan ook de namen van Liesje en Johnny, “ter nagedachtenis”.

´Het is zoals een vrouw, van wie de man Lou nog heeft gekend, me schreef: “Lou kan nu rusten, Liesje is niet vergeten.”’

Op diezelfde grafsteen staat boven Lou Andriesses naam ‘Hier rust mijn lieve echtgenoot’.

Anders dan zijn zus is hem uiteindelijk wel nog een brok geluk gegund. Hij maakte, zoals hij het zelf noemde, het onmogelijke mogelijk, want de jood uit Vlissingen huwde een katholieke vrouw uit Leuven: Paule Marneffe, die in de oorlog joodse kinderen heeft gered en daarvoor een medaille ontving.

‘Voor dat late huwelijk, voor haar kinderen en dus zijn nieuwe familie was hij dankbaar. Op zijn 75ste verjaardag zei hij dat het de gelukkigste jaren van zijn leven waren.’

Geluk is niet vanzelfsprekend voor wie ontworteld is, blijkt ook uit de andere verhaallijnen.

‘Dat kan ik volmondig beamen. Bij iedereen die ik heb ontmoet, en dat zijn intussen veel meer mensen dan er in het boek voorkomen, merk ik dat ontworteling diepe wonden nalaat.

´Hoe meer ontworteld, hoe moeilijker het vervolg van het leven. Het was geen gewoon leven geweest. Hoe zou dat ook kunnen?’

Wat had ze graag met Lou gepraat, zegt ze, nadat we de beste tafel van een eettent op het strand hebben uitgekozen.

‘Hij had me waarschijnlijk niks willen zeggen, maar bon.’

Ze lacht. Het was haar ongetwijfeld wel gelukt. Op zijn 85ste heeft Lou trouwens eindelijk gesproken – voor de Shoah Foundation van Steven Spielberg die getuigenissen verzamelde ‘opdat wij nooit zouden vergeten’.

Maar illustreert het nieuws niet elke dag dat we het wél zijn vergeten? En spreekt Vander Veken niet voor dovemansoren?

‘Ik hoop van niet, maar als ik lees dat er bezuinigd wordt op lesuren geschiedenis, dat jonge mensen almaar minder benul van de geschiedenis hebben, dan vind ik dat, zeker in de huidige context, angstwekkend.

´Ik heb er veel over gelezen en weet tot wat het kan leiden als je mensen diaboliseert vanwege hun ras, geaardheid, godsdienst of wat dan ook.’

Hoewel de rosé inmiddels is geserveerd, wachten we met de toost. Er zit nog iets in de weg.

‘Hoe is het zover kunnen komen? Welnu, dát is het antwoord: doordat men op basis van haat, discriminatie en argwaan een systeem heeft kunnen bouwen.

´Net als toen worden ook vandaag mensen gereduceerd tot cijfers, denk aan de bootvluchtelingen die verdrinken op zee. Ook dat zijn mensen. Kostbare mensenlevens.’

In Verloren werpt ze wel meer verontrustend pertinente vragen op, die een lijn trekken tussen toen en nu.

‘Hoe zorgeloos kunnen zorgwekkende jaren verstrijken?’

Of nog: ‘Wanneer wordt iets onomkeerbaar? Wie had wat kunnen voorkomen?’

En nog: ‘Hoelang kan de kleine geschiedenis wegkijken van de grote, zich van geen kwaad bewust?’

‘Dat is wat velen nu doen, vrees ik. We moeten voorzichtig zijn, en we zijn het niet.’

Ze is ‘vreselijk ongerust’, geeft ze toe.

‘Mijn toekomst is kort, dat helpt om niet in paniek te slaan, maar er zijn jonge mensen om wie ik geef en voor wie ik bevreesd naar de toekomst kijk.

´Ik hoop dat het tij nog te keren is, maar we moeten echt op onze tellen passen. Ik zeg niet dat het nu hetzelfde is als in de jaren 1930 of dat een nieuwe Hitler is opgestaan, ik mag verdorie hopen van niet, maar er zijn trekken die te gevaarlijk zijn om ze alle vrijheid te geven.

´Laten we het risico toch niet lopen, al zeker niet op een moment dat het meer dan ooit nodig is om samen te blijven. 

“Indignez-vous!”, schreef wijlen Stéphane Hessel, strijder in het Franse verzet en overlever van de naziconcentratiekampen.

´Neem het niet! Vrees voor de toekomst mag geen reden zijn om op je lauweren te rusten. Verzet je, laat het niet gebeuren, niet politiek, niet klimatologisch! Begin desnoods met iets kleins, maak de wereld een beetje beter, al is het maar voor de mensen die na je komen.’

Vanavond toont de zomer zich op zijn mooist, met een zeebries als een streling van de goden. We eten met de voeten in het zand Zeeuwse mosselen – de eerste, ze zijn lekker. Voor ons ligt de zee, als een metafoor voor eindeloze mogelijkheden.

‘In het leven,’ zegt ze, ‘moet je zo dicht mogelijk bij je dromen zien te komen. Hoe ouder ik word, hoe minder ik dat absoluut kan, maar ik blijf het proberen.’

Als ik vraag welke dromen nog openstaan, zegt ze dat ze door het leven is verwend.

‘Een van mijn dromen was om voltijds te schrijven en in Italië te wonen. De eerste helft is gelukt, de tweede is bij een deeltijds huurhuis in Frankrijk gebleven – toch ook niet mis.

´Van mijn droomreizen – Mexico, de Zijderoute, Japan en Indië – staat alleen nog de vierde open.

´Van één droom weet ik dat hij nooit in vervulling zal gaan. Ik had heel graag een kind gehad – een “roske” met sproeten, ik zag het zo voor me. Na de dood van mijn stiefzoon heb ik die onvervulde droom naast me neergelegd.

´Een kind verliezen is een nachtmerrie in plaats van een droom. Maar wie weet kan ik me alsnog een “roske” bij elkaar schrijven.

´Nog een paar mooie boeken, ziedaar een droom om te koesteren. En hopelijk een haalbare.’

Daar toosten we op.


Verloren

Ingrid Vander Veken. © Fred Debrock

Lees meer interviews

Het leven – Een gebruiksaanwijzing


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven