De huidige protesten, van bijvoorbeeld boeren of pro-Palestijnse betogers, passen in een wereldwijde trend: er wordt massaal op straat gekomen. Toch lijken die demonstraties niet altijd resultaat te boeken. Anton Jäger, historicus van het politieke denken aan het Leuvense Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, herkent een paradox: zelden zo veel protest, zelden minder institutionele binding. In zijn column, die tweewekelijks op woensdag verschijnt, legt hij uit wat dit betekent.
Anton Jäger – De Morgen
Wie de cijfers voor het eerst ziet, zal wel met de wenkbrauwen moeten fronsen. Amerikaanse politicologen verzamelden de voorbije jaren data over protestacties in de laatste tien jaar, zowel op frequentie als op opkomst.
Hun grafieken zijn indrukwekkend: na 2008 noteren ze een opvallende stijging in het aantal protesten op globaal vlak.
De redenen lijken logisch: wanneer in 2008 de wereldeconomie implodeert, laat de respons niet op zich wachten. Eerst in de Arabische wereld, maar al snel ook westwaarts beginnen burgers massaal de straat op te trekken.
Of het nu over de indignado’s, Occupy Wall Street, de gele hesjes, of de huidige boerenprotesten gaat: de jaren 2010 toonden zich gestaag als een ‘decennium van protest’.
Meer dan tien jaar later lijkt dat decennium nog lang niet afgelopen. Of het nu over boeren manifestaties in Frankrijk of België gaat of de marsen tegen Israëlisch oorlogsgeweld: de mensheid trekt vaak en in groten getale de straat op.
Het woord ‘depolitisering’ klinkt al te onhandig ter beschrijving van die tendensen. Protest is juist de politieke activiteit bij uitstek: een burger die de stem verheft voor zijn machthebbers.
De notie van de mens als ‘politiek dier’ gaat al een tijd terug. In zijn bekende Politica uit de vierde eeuw voor Christus stelde de Griekse filosoof Aristoteles dat de mens van nature tot gemeenschapsvorming was aangelegd.
Dat is een eigenschap die gedeeld werd met andere kuddedieren, zoals bijen of mieren, die ook sterk coöperatief zijn.
Maar de mens was volgens de filosoof niet alleen een uitzonderlijk sociaal dier. Hij had immers niet alleen een vermogen tot basale communicatie maar ook tot taal, waardoor de mensheid zin voor recht en onrecht ontwikkelde.
Naast de familie en het dorp had de mens dus een spontane drang om zich te verenigen in een ‘polis’ of stadstaat – de hoogste vorm van gemeenschap in Aristoteles’ ogen.
De mens als een buitengewoon sociaal en daardoor intrinsiek politiek dier – een zoön politikon. En de persoon die buiten een politieke gemeenschap leeft, zo stelde Aristoteles bruut, was ‘een beest of een god’.
De jongste tien jaren lijken de filosoof alleszins op één punt gelijk te geven: als politiek dier dat vooral gretig protesteert lijkt de mens zich weer in vol ornaat te tonen.
Volgens de Amerikaanse publicist Vincent Bevins zouden er van 2008 tot 2022 zelfs nog nooit zoveel mensen in de geschiedenis hebben gemanifesteerd, van Rio de Janeiro tot Moskou.
Hij haalt er enkele opvallende voorbeelden uit. In de Verenigde Staten trokken in de zomer van 2020 volgens schattingen bijna twintig miljoen mensen de straat op.
Zelfs in vergelijking met de burgerbeweging van de jaren 1960 zijn dat ontzaglijke cijfers: maar liefst 1 op de 10 volwassen Amerikanen zou toen aan de Black Lives Matter-zomers hebben deelgenomen.
In Duitsland trokken de voorbije weken duizenden burgers de straat op tegen de extreemrechtse AfD. En nu bezetten boeren de Brusselse snelwegen.
De protesten waren volgens hem ook onevenwichtig: politiek intens, maar opvallend kortstondig. Dat vormt een uitdaging vanuit aristotelisch perspectief.
De mens als politiek dier lijkt terug van weggeweest, maar het sociale kuddedier is vandaag aanzienlijk verzwakt.
Terwijl de cijfers over protestactiviteit na 2010 de hoogte zijn ingeschoten, vertoonde een andere grafiek een constant dalende lijn: het ledenbestand van organisaties.
Zowel vakbonden, partijen als andere componenten van het middenveld zijn in de jaren 2010 leden blijven verliezen.
Tegelijk lijkt een ‘eenzaamheidsepidemie’ zich zowel in de VS als in Europa steeds dreigender door te zetten.
Vandaar de paradox: zelden zoveel protest, zelden minder institutionele binding.
In de nieuwe eeuw is de mens zowel eenzaam als opgewonden, woedend alsook verward.
Het resultaat wordt misschien nog het best met het woord ‘hyperpolitiek’ samengevat: een hoge graad aan politisering, zonder duurzaam sociaal engagement.
In de eerste helft van de twintigste eeuw gingen politiek en instituties hand in hand: engagement moest zich ook vertalen in permanent lidmaatschap. Dat is vandaag een stuk moeilijker geworden, deels omdat partijen zelf de samenleving ook liefst op een veilige afstand houden.
De twintigste eeuw blijft sprekend bewijs leveren voor het feit dat alleen duurzame sociale organisaties op den duur het machtsevenwicht in de samenleving kunnen doen kantelen.
De magere resultaten van de hedendaagse hyperpolitiek lijken dat inzicht niet direct te ontkrachten, of het nu over boerenprotesten of anti-oorlogsmarsen gaat.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van
Bron: De Morgen