Bieke Purnelle krijgt het heen-en-weer van de flinkse 1 mei-oneliners van Vooruit. Misschien moeten ze nog eens naar ‘De internationale’ luisteren.
Bieke Purnelle – De Standaard
Ik kan er niets aan doen, maar als ik de 1 mei-toespraken van tegenwoordig hoor, vraag ik me vertwijfeld af of dichter en socialist Eugène Pottier het allemaal wel zo bedoelde, toen hij in 1871 de eerste versie van het strijdlied De internationale schreef.
Eugène werkte als kind in de textielfabriek, zoals tal van zijn generatiegenoten. Als dichter moet je de inspiratie niet te ver gaan zoeken.
De 19de-eeuwse industrialisering bracht een nieuw soort kinderarbeid met zich, waarbij kinderen werden ingeschakeld voor zwaar en gevaarlijk werk.
Voor de ondernemers waren ze de ideale werknemers: lenig, behendig, makkelijk disciplineerbaar en vooral spotgoedkoop.
Volgens de industrietelling van 1846 maakten kinderen als Eugène 21 procent uit van het totale aantal arbeiders, werkzaam in textielfabrieken, metaalateliers, mijnen, leerlooierijen, pottenbakkerijen.
Onder druk van artsen, inspecteurs en andere softies die hun bezorgdheid over de gezondheid van kinderen uitten, kwamen er halfweg de 19de eeuw wetten die kinderarbeid moesten inperken en zelfs verbieden.
Maar de werkgevers morden.
- Kinderarbeid bood immers niets dan ‘voordelen’.
- Kinderen waren voor sommige taken beter geschikt dan volwassenen.
- Kinderarbeid was goedkoop, zodat de industrie haar producten tegen een lagere prijs kon verkopen.
Voorts hield kinderarbeid de kinderen ‘op het rechte pad’. Kinderarbeid betekende een bijkomende bron van inkomsten voor arme gezinnen. Bovendien was het efficiënter om kinderen te laten werken dan vrouwen, zodat die meer tijd hadden voor het huishouden.
We durven al eens te vergeten van hoe ver we komen. Even vaak vergeten we waar we zijn.
De proletariërs van de 19de eeuw zijn niet die van vandaag – verworpenen der aarde zijn er meer dan we graag willen weten.
We zijn het er intussen zogezegd allemaal over eens dat kinderen op de schoolbanken horen in plaats van in een fabriek of een weverij, maar wat ver weg gebeurt onder de vlag van onze eigen industrie, kan ons maar matig boeien.
Miljoenen kinderen zijn vandaag niet bezig met de tafel van drie op te zeggen.
Alleen al in de kledingindustrie wordt het aantal kindarbeiders op zo’n 250 miljoen geschat.
De meesten van hen zijn aan het werk in India, China, Oezbekistan, Bangladesh, Egypte, Thailand en Pakistan.
Sinds kort mogen we daar Turkije bijrekenen, waar naar schatting 250.000 tot 400.000 Syrische vluchtelingen, onder wie veel kinderen, in kledingfabrieken werken.
Mensen op de vlucht zijn dan ook makkelijk te misbruiken. Hoe weerlozer mensen zijn, hoe makkelijker je hen kunt uitbuiten. Neem mensen hun grondrechten af en ze worden de speelbal van genadeloze grootbedrijven.
In België leven naar schatting tussen de 120.000 en 150.000 mensen zonder wettig verblijf. Velen van hen werken, hoewel ze dat officieel niet mogen.
Het resultaat is een clandestien arbeidscircuit waarin mensenhandel, uitbuiting en regelrecht misbruik de norm zijn.
Mensen zonder papieren werken in de bouw, de schoonmaaksector, de zorg, de horeca en de diensten. Ze poetsen kantoren, metselen muren, legen bedpannen, snijden groenten of zeulen met pakjes voor een hongerloon.
Als ze ontdekt worden, weten werkgevers nergens van.
Zo viel de directie van Borealis uit de lucht toen 55 Filipijnse en Bengalese lassers en pijpfitters zonder wettig verblijf werden gevonden op een werf in de Antwerpse haven. De mannen werkten er zes dagen per week voor 3 euro per uur.
Bij het Nederlandse PostNL worden pakjes bedeeld door mensen zonder papieren en gesorteerd door kinderen, voor 4 euro per uur.
Vrijwel elke grote werf draait op de goedkope arbeid van mensen zonder papieren.
Iedereen weet het,
niemand doet er iets aan.
Als de wantoestanden aan het licht komen, reageren bedrijven steevast verbaasd en ontzet. Het zijn zelden Oscarwaardige acteer prestaties, maar ze komen er verbijsterend vlot mee weg.
De Verenigde Naties stellen in hun rapport Replacement migration dat de Europese arbeidsmarkt te maken krijgt met de vergrijzing van de actieve bevolking.
Zonder de arbeidskrachten van irreguliere migranten zouden veel bedrijven niet langer kunnen bestaan. Met andere woorden: we redden het niet zonder arbeidsmigranten.
Iedere expert weet het, de politici zouden het moeten weten, maar niemand durft het hardop te zeggen want “de mensen” willen het niet horen, net zoals “de mensen” niet willen weten dat hun T-shirt door kinderhandjes werd gestikt of hun nieuwbouwwoning door uitgebuite mensen zonder papieren werd gebouwd.
Intussen is het discours over migratie in sneltempo afgegleden naar een opbod van stoere taal en compleet ongrondwettelijke en onrealistische standpunten over mensen die alleen mogen bestaan om ons goederen en diensten te leveren.
Wat bedoelen de socialisten precies als ze stoere oneliners rondstrooien zoals:
“Wie niet wil integreren,
verliest zijn geld”
of
“Uw koopkracht,
onze strijd”
Heeft men zich daar op het partijbureau al eens de vraag gesteld hoe mensen moeten integreren als ze 6 dagen op 7 tot ’s avonds laat voor 650 euro aan het labeuren zijn ter meerdere eer en glorie van “onze koopkracht”?
Heeft men zich al eens afgevraagd wat de menselijke tol mag zijn van al die “koopkracht”, die niet door u en mij wordt betaald, maar door mensen onderaan de maatschappelijke ladder, waar de treden verrot zijn?
Ik denk dat Eugène Pottier heel goed wist wat hij bedoelde toen hij over “verworpenen der aarde” schreef, en dat hij de verworpenen van vandaag wel zou herkennen.
Bieke Purnelle is freelanceschrijver en directeur van Rosa, kenniscentrum voor gender en feminisme. Haar column verschijnt tweewekelijks op vrijdag.
Lees ook
Lees ook
Klik op de hyperlink en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard