Haar recentste projecten laten er geen twijfel over bestaan: telkens grijpt Berlinde De Bruyckere terug naar de boom als beeld van veerkracht en weerbaarheid.
Geert Van der Speeten – De Standaard
“Bomen overleven generaties en hebben een geheugen: ik vind het mooi om daar zo over te denken.”
Berlinde De Bruyckere
Aan een hoog tempo heeft de Gentse kunstenares Berlinde De Bruyckere de voorbije maanden nieuw werk voltooid.
Het is bestemd voor een waaier aan locaties:
- een Rodin-tentoonstelling in Mons
- een grote soloshow in een kerk in Venetië
- en zelfs het podium van Opera Ballet Vlaanderen
Het decor van de voorstelling Ombra wordt ingepalmd door een kolos van een boom, 12 meter hoog, waarin de dansers opduiken.
Afgietsels van bestaande takken en boomstronken uit eerdere mallen van De Bruyckeres boomthema vormen de basis van dit staalskelet.
Het is bekleed met polystyreen en een huid van latex. Het schrale kleurenpalet doet de takken dooraderd lijken. Zo krijgt de boom menselijke trekken, iets wat De Bruyckere vaak in haar beelden doet.
Haar werk roept ongemak op. Of het nu gaat om installaties met gesculpteerde paarden, gehavende lichamen of brute stillevens met uitgerafelde dekens: ze tonen de kwetsuren van het leven en sporen van geweld.
Maar altijd is er ook sprake van tederheid en troost. Lijden en liefde, gruwel en poëzie, komen samen in haar kunst.
Welke rol speelt een beeld van u als het op de scène belandt?
“Anders dan bij eigen werk in je atelier vertrek je van een vertrouwensband met een regisseur. Alain Platel weet wat hij wil, welk gevoel hij wil oproepen. Van hem kwam het idee om van een boom te vertrekken.”
“Hij hield het verder bij twee hints.
“In 2013 zat hij lang in stilte voor mijn beeld Kreupelhout/Cripplewood, dat toen te zien was in Venetië. Hij ervaarde het als de afronding van een rouwproces, na de dood van zijn vader.
“Daarnaast brengt hij met Ombra een hommage aan operadirecteur Gerard Mortier.
“Bij diens overlijden voelde het alsof er een monument weggerukt werd uit zijn leven, het gevoel dat je ook kunt hebben bij het omhakken van een boom. Zo kwam een beeld bij mij op.”
De titel verwijst naar Händels beroemde aria Ombra mai fu. En naar een boom die schaduw biedt, waaronder mensen samenkomen en gesprekken voeren.
“Het idee van een ontmoetingsplaats en schuilplek: de vorm van de boom, met zijn wijde takken, verbeeldt dat. De boom geeft houvast.
“Er liggen ook dekens in, die bescherming en warmte bieden. Het is geen boom met een kruin vol bladeren, hij is kaal. Zo wordt hij een sculptuur op zich, een skelet dat je kunt opladen met betekenissen.”
“Voor mij hebben bomen een verhaal. Ze overleven generaties. Een boom bezit een geheugen en is een getuige van alles wat er gebeurt. Ik vind het mooi om er zo over te denken.”
Wat deelt u met Alain Platel? Wat maakt u verwant aan zijn werk?
“Ons interesseveld is gelijklopend. Ik voel mij een recuperatiekunstenaar die sprokkelt uit wat ik zie, wat ik lees of in de kunstgeschiedenis ontdek.
“We zijn beiden ook gefascineerd door al wie dagelijks ons pad kruist, door de mens en zijn struggle for life.
“Wat Alain en ik delen, is de gevoeligheid voor de plek waar we leven.”
“Er is ook een verschil. In deze voorstelling zit, anders dan in zijn vorige, C(h)oeurs, geen kwaadheid.
“Intussen is er zoveel gebeurd in de wereld, dat het voor Alain voelt alsof hij zijn stem verloren heeft. Reageren door woede te tonen, werkt niet meer voor hem.
“Bij mij is het anders. In deze krant zag ik een foto uit Gaza, van een boom die overeind was gebleven in een gebombardeerde zone.
“Dat raakte mij diep: die boom, tussen kapotgeschoten gebouwen waarin de bewoners niet meer konden schuilen.”
“Ik probeer altijd te vertrekken van wat mij raakt in de realiteit. Mijn kunst probeert daar dan een antwoord op te geven, of de vraagstelling scherper te formuleren.
“Net daarom vertrek ik graag van archetypische beelden, zoals een boom, een paard of een bloem. Om er nieuwe lagen en betekenissen aan toe te voegen.”
Midden in een druk jaar besliste u om er een groot project bij te nemen, een soloshow in Venetië. Vond u dat een kans die u niet kon laten liggen?
“Ik geloof in gelukkig toeval: een voorstel passeert en dan moet je de kans grijpen. Misschien word ik bij een volgende biënnale niet meer gevraagd, dacht ik.
“Natuurlijk komt het aan op snel schakelen. Je valt dan terug op je eigen ervaring, en het vertrouwen dat je zoiets wel aankunt. En op een team dat gevoelig is voor mijn specifieke beeldtaal en er de vaardigheden voor ontwikkeld heeft om ze uit te werken.”
Wat vond u aantrekkelijk aan dit project? Is er een link met uw passage in het Belgisch paviljoen tijdens de Biënnale van 2013, toen u ook een boom toonde?
“De boom van Kreupelhout/Cripplewood riep de met pijlen doorboorde Sint-Sebastiaan op. Het was een beeld dat pijn, maar ook heling uitstraalde.
“Deze keer was de inspiratiebron anders: een schilderij van de jonge Jezus in de tempel, waarboven een engel al het kruis toont dat zijn dood voorspelt. Het is een beeld van belofte en hoop, waarin je al de bezegeling door het lot voorvoelt.”
“Voor de nieuwe tentoonstelling toon ik in de sacristie bomen als waren ze een slagveld. Dat weerspiegelt voor mij de tijd waarin we leven.
“Natuurlijk heb je altijd hoop nodig om te blijven doorzetten. Maar vandaag gebeurt dat vanuit de wetenschap dat de maatschappij gefaald heeft en dat we niets geleerd hebben.”
“De locatie is bijzonder: San Giorgio Maggiore, een kerk van de architect Palladio tegenover San Marco.
“Het is een totaal andere uitdaging dan het paviljoen in de Giardini. Daar kreeg ik carte blanche, maakten zwartgeblakerde muren deel uit van de installatie. Dat is hier wel anders.
“Mijn eerste voorstel om een verweerde stelling op te trekken in de kerk werd gekelderd. Je mag blijkbaar geen zichtlijnen blokkeren in dit beschermd monument. Ze vonden de stelling trouwens ook lelijk en vuil.”
De blikvangers zijn hybride beelden van engelen. Ze torsen het leed van de wereld, maar hebben ook iets onheilspellends. Ook het vernieuwde Sint-Janshospitaal in Brugge toont een versie. Waarom is het zo’n inspirerend thema?
“Het begon met een vraag van de krant tijdens de epidemie, toen we ons sterk bewust waren van onze kwetsbaarheid, over wat ik een troostend beeld vond.
“Geïnspireerd door het schilderij dat ik toen koos, ontstonden sculpturen die het publiek blijkbaar erg kunnen raken. De engel, herkenbaar en toch mysterieus, roept zoveel associaties op.”
“Voor Venetië kon de schaal van de presentatie alleen monumentaal zijn. De Arcangeli zijn dit keer groter en ruwer, ze vertonen meer littekens. Ze zijn doorleefd en lijken meer aan te kunnen.”
“Er speelde nog iets anders. In de kerk is veel werk in opdracht uitgevoerd, ik voel mij geroepen om daar iets aan toe te voegen dat relevant is voor vandaag.
“Veel mensen bezoeken een kerk voor haar schoonheid, niet omdat ze gelovig zijn. Ze verbinden hun eigen waarden aan wat ze zien. Zo bekeken is mijn engel geen religieus beeld. Integendeel, hij brengt de humaniteit binnen.”
De overkoepelende titel luidt City of refuge III. Verwijst die naar kunst als safe space en toevluchtsoord?
“Ik weet niet of kunst altijd zo veilig is, en misschien is dat maar goed ook. Kunst mag niet soft of decoratief worden.
“De titel komt uit een song van Nick Cave, waarin ‘You better run to a city of refuge’ als een mantra terugkeert.
“En wat dat toevluchtsoord betreft: het is veelbetekenend dat de belangstelling voor kunst blijft groeien, zoals bezoekerscijfers van de biënnale in Venetië aantonen.”
Lees ook
Bron: De Standaard