Anneleen Van Offel kreeg een dochter en gaf een zoon af. Telkens bevond ze zich in het donker. Ze tastte, op zoek naar houvast, en vond een boek: Uit vrouwen geboren van Adrienne Rich.
Anneleen Van Offel – De Standaard
“De literatuur is geen kamer, maar iets dat meebuigt, iets dat ik kan vastgrijpen wanneer ik val.”
Anneleen Van Offel
Bio Anneleen Van Offel
- Anneleen Van Offel (1991) groeide op in Antwerpen en woont in Gent
- Ze debuteerde met Hier is alles veilig (2020)
- Dit jaar volgde De stem van Sulina
- Ze maakt ook de podcast De zin van mijn leven
Dat het een misverstand is dat we maar één keer geboren worden en sterven, mocht ik de afgelopen jaren twee keer ervaren.
Twee keer stond ik in een donkere kamer.
De eerste keer hield ik mijn pasgeboren dochter in mijn armen, en wist ik niet meer waar ik ophield en zij begon – ik had een deel van mezelf vast. Wie er van me overbleef, kende ik nog niet.
We waren allebei geboren, hoewel ik had verwacht dat ik gewoon mezelf zou blijven, gewoon een kind op de wereld zou zetten en daarna gewoon verder zou gaan, tenminste, dat leek wat van mij werd verwacht.
Ik kreeg haar niet getroost in die nachtelijke slaapkamer, en ik begon mijn onvermogen om haar te kalmeren als een innerlijke onvolkomenheid te zien, een fundamenteel falen.
Het was toch de bedoeling dat ik dit kon, dacht ik.
Het prille moederschap leek zich op te houden in twee gebieden: de roze wolk of een postnatale depressie. Het landschap dat daartussen ligt was me volledig onbekend. We huilden allebei.
De tweede keer boog ik me in het mortuarium over het vlindervormige kistje waar mijn zoon in lag, die geboren werd nadat we mijn zwangerschap op veertien weken afbraken, niet wegens zijn meervoudige en ernstige handicaps op zich, maar omdat onze samenleving die handicaps tot een beperking zou maken.
Ook nu zag ik een deel van mezelf liggen. Wat opgebaard lag in de schemer was iets dat letterlijk in me had moeten zitten.
Deze keer stierf ik. Ik kreeg geen toegang meer tot de wereld zoals ik hem kende en wat me omhulde was niets dan duisternis.
Breuklijnen
Een paar maanden nadat ik geboren werd als moeder, las ik Uit vrouwen geboren van Adrienne Rich.
Hoewel het boek bijna vijftig jaar geleden verscheen, is het teleurstellend relevant. Het stak het licht aan in de slaapkamer, waardoor ik zag dat die kamer helemaal geen slaapkamer was, maar een denkkader, een raamwerk, een waardesysteem dat niet door vrouwen is vormgegeven.
Elke mens heeft tijd doorgebracht in het lichaam van een vrouw. En toch zijn niet alleen onze wetten en machtsverhoudingen historisch gegroeid vanuit een mannelijk perspectief, ook ons denken, onze verhalen en symbolen zijn ervan doordrongen, betoogt Rich, met het ‘moederschap als instituut’ als uitgangspunt.
Ze maakt het onderscheid tussen moederschap als ervaring en de opgelegde maatschappelijke verwachtingen errond, die de autonomie van vrouwen beperken, hen isoleren, en die geen ruimte laten voor de ambivalentie die het moederschap vaak met zich meebrengt.
Laat staan dat een moederinstinct niet zou bestaan, of erger, dat je geen moeder zou willen worden.
Het is een instituut dat een ideaal van het moederschap vereist in maatschappelijke omstandigheden die allesbehalve ideaal zijn.
Het is ook de bedoeling dat vrouwen dit kritiekloos ondergaan.
“Het patriarchaat is voor zijn voortbestaan afhankelijk van het moederschap en de heteroseksualiteit in hun institutionele vormen; daarom moeten deze worden behandeld als axioma’s, als ‘de natuur’ zelf”, vat Rich het samen.
In dat systeem wordt vrouwelijke woede benaderd als een individuele karakterfout, als hysterie, want ze bedreigt het instituut.
Het is precies “op dit ‘non-actief staan’ van het vrouwelijk bewustzijn dat het morele en emotionele leven van de mensheid berust”.
En zo begint Rich bij het instituut van het moederschap, maar trekt ze langzaam de sluier weg van het hele denken, en openbaart ze hoe dat gevormd is door het patriarchale wereldbeeld.
In een betoog dat breed begint maar zich steeds nauwer om de keel van de lezer wikkelt, beschrijft ze hoe ons narratief verschoof van een cyclisch naar een duaal denken, waarbij ook een waardeoordeel werd opgehangen aan beide polen – als onderdeel van een grotere beweging had zo’n waardeoordeel over afzonderlijke elementen voordien weinig betekenis.
Zo ontstond er een opsplitsing tussen rationaliteit en irrationaliteit, tussen cultuur en natuur, man en vrouw, waarbij mannelijkheid meer met de ene en vrouwelijkheid meer met de andere pool werd geassocieerd, en de ene hoger werd gewaardeerd dan de andere.
Het is dat wat ik meer dan ooit voel: mijn lichaam kent een waarde die mijn hoofd niet kan bevatten, omdat er zo weinig ruimte in onze samenleving is voor ervaringen van deze intensiteit.
Het is in de breuklijnen dat het vlees open en rauw aan de oppervlakte komt, het beschermende weefsel dat er anders over ligt doet plots zo dun en doorzichtig aan.
Het eenduidige maatschappelijke verhaal dat we onszelf vertellen en herhalen en herhalen, het verhaal waarmee we ons zacht in slaap sussen.
Skelettenvrouw
Ook in het mortuarium merk ik hoe om me heen de kamer verkruimelt, terwijl ik het hoofd van mijn zoon streel.
Achter de muren ligt een woestijn en ik sta er middenin, en in mijn geest drijven beelden, echo’s van zinnen, flarden van oude inzichten als een zinderende luchtspiegeling.
Om me heen blijkt een elastisch web gesponnen te zijn van alles wat ik ooit gelezen heb.
De literatuur is geen kamer, maar iets dat meebuigt, iets dat ik kan vastgrijpen wanneer ik val, en ik tuimel naar een van de andere knooppunten in het web, ook een boek dat ik las met potlood en meetlat, jaren geleden.
Het beeld dat me voor ogen schiet is dat van Skelettenvrouw, een van de archetypes die de Amerikaanse Clarissa Pinkola Estés, doctor in de etno-klinische psychologie en jungiaans psychoanalytica, analyseert in De ontembare vrouw.
Aan de hand van de gelijkenissen tussen mythes die overal ter wereld worden verteld, beschrijft Estés hoe culturele verwachtingen en maatschappelijke normen de instinctieve, natuurlijke kern van vrouwen onderdrukken.
Ze duidt de mythes, sprookjes en volksverhalen vanuit een jungiaans perspectief, waarbij ze betoogt dat vrouwen zich, door hun diepe wijsheid aan te boren, kunnen bevrijden van de beperkingen die worden opgelegd door de patriarchale samenleving.
Als Rich het heeft over het op non-actief staan van het vrouwelijke bewustzijn, moedigt Estés aan om wakker te worden.
In haar verheven stijl hoorde ik als jonge twintiger de stem van een oudere vrouw die me onderwees, bij het spreekwoordelijke vuur dat beschermt tegen de bedreigingen die zich in de duisternis ophouden.
Skelettenvrouw, oftewel Vrouwe Dood, ligt in het Inuit-verhaal op de bodem van de oceaan en wordt met een haak die in haar ribbenkast blijft steken opgevist door een eenzame visser die genegenheid voor haar begint te ontwikkelen.
Hij brengt haar naar zijn hut, legt haar voor zijn houtvuur. In zijn slaap rolt een traan uit zijn ooghoek waarmee Skelettenvrouw haar dorst lest, waarop er weer vlees aan haar botten begint te groeien, en haren, en een hart in haar borst gaat kloppen.
Estés gebruikt het verhaal onder andere om te laten zien hoe in het leven steeds een cyclus aan de gang is tussen leven, dood en wedergeboorte.
“Wat nodig is, is een hart dat bereid is om te sterven en geboren te worden en te sterven en geboren te worden, telkens opnieuw.”
Ze pleit voor een leven dat zich niet alleen naar het licht wendt, maar waarin zich een voortdurende dialoog afspeelt met “de schoonheid van wat woest is, van wat onbekend is, van wat niet mooi is”.
Hoe “de dood altijd de kiem van nieuw leven in zich draagt, zelfs wanneer je bestaan tot het bot is afgebroken”.
Het is een leven waarin je in de rottende muil van het ongeluk durft te kijken, van de pijn, van het leven zelf in feite, en waarin je zelf nog een stap verder naar voren zet, in plaats van je terug te trekken, wanneer de vaste grond zich voor je voeten splijt.
En terwijl je dat doet, voel je hoe het vlees groeit aan je botten en in je borst je hart opnieuw gaat kloppen.
In de onderstreepte zinnen, de kaders die ik om paragrafen trok en de uitroeptekens in de kantlijn volg ik de voetsporen van de jonge student die ik was.
Hoe is het om een boek te herlezen dat jou ooit vormde?
De student was op zoek naar antwoorden, de dertiger stelt alles ter discussie.
De student schreef fragmenten in haar eigen woorden over in de kantlijn: “Het geloof dat je elke wonde zelf zal kunnen genezen!!!”, het woord ‘zelf’ ook nog eens drie keer onderstreept, ach schattig, de hoop dat ik voor alle pijn een oplossing zou vinden omdat ze in mezelf besloten zou liggen, veilig en wel, afgesneden van alles waar ik geen vat op heb.
Vandaag lees ik met een blik die sterker maatschappelijk gericht is, en daar zit het lezen van Uit vrouwen geboren voor iets tussen.
Natuurlijk gaat de focus op vrouwelijke bevrijding als een interne psychologische ontwikkeling voorbij aan de structuren die onderdrukking in de hand werken.
Ongelijkheid is geen probleem dat individuele vrouwen kunnen oplossen door zich maar goed genoeg in te lezen, innerlijke bevrijding kan nooit volledig bereikt worden als het systeem om ons heen niet meebeweegt.
Bovendien is de jungiaanse lens waarmee Estés de mythes benadert vaak op het randje van essentialistisch, het is precies de dualiteit waar Rich het over heeft: door te suggereren dat er zoiets is als een ongerepte, intuïtieve kern waarnaar een vrouw kan terugkeren en er inherent vrouwelijke en mannelijke eigenschappen bestaan, negeert ze de vloeibaarheid en sociale constructie van gender, wat een centraal principe is van feministisch denken.
Ironisch, voor een feministische klassieker die meer dan twee miljoen keer over de toonbank ging en wereldwijd vrouwen inspireerde om zich los te maken van patriarchale verwachtingen.
Ook Rich toonde zich kritisch voor Jung.
En toch slagen de verhalen er ook nu weer in om door te dringen tot een laag van mijn bewustzijn die er wel ontvankelijk voor is.
Misschien net omwille van die andere blik die ik intussen heb ontwikkeld. Ik ben veranderd, en dus zijn ook de verhalen veranderd.
Deze verhalen zijn, anders dan het maatschappelijke verhaal, niet eenduidig, ze zijn een bron van nieuwe perspectieven en mogelijkheden, een manier om andere werkelijkheden te verkennen.
Cadans
“Een mythe ontspringt niet aan de verbeelding, maar is een antwoord op de omgeving, een wisselwerking tussen de geest en de omringende wereld”, schreef Rich.
Het is een verwevenheid die niet stopt bij hun gedrukte versie, “het gezicht van de godin of van de held verandert voortdurend, het verweert onder invloed van de uiterlijke omstandigheden”, en ik raak opnieuw in de ban van de cadans van de vertelling, omdat de taal van de mythes de taal van het irrationele is.
In deze toestand van verlies en pijn, is het hun veelvormigheid, hun oneindig uitdijen van betekenissen waar ik me mee kan verbinden. Ze zijn een hut waarin een visser het geluk terugvindt omdat hij het ongeluk verzorgt, een plek geeft in zijn huis.
Anders dan in sprookjes zal er door mijn tranen nergens vlees aan groeien, zullen er geen spieren in beweging komen, kunnen er zich geen armen en benen vormen waar die er hadden moeten zijn.
Maar de ondergrondse kennis van de mythes geeft me wel de kracht om te geloven dat dit verdriet op een andere manier kan transformeren, dat het richting kan geven, dat ik over de grens van de dood heen de moeder kan zijn van mijn zoon, en voor hem de strijd zal voeren die ik met hem in mijn armen niet had kunnen aangaan.
Een nieuwe uitgave van Uit vrouwen geboren verschijnt in januari bij Nijgh & Van Ditmar.
Bron: De Standaard