Alicja Gescinska en Stefan Hertmans – Laat je niet wijsmaken dat creatievelingen de elite zijn


Alicja Gescinska moet veel van zichzelf. Ze wil elke dag zin geven aan haar leven. Iets in Stefan Hertmans neemt geen genoegen met gewoon te leven. Neem hem het schrijven af en het leven verliest zijn ruggengraat. De schrijvende filosofe en de filosoferende schrijver zijn gretige intellectuelen, maar noem hen niet elitair.

Steven De Foer en Kasper Goethals

De Standaard

Augustus 2020


‘De ironie van de nacht bevrijdt me van mijn sérieux.’

Stefan Hertmans


Gescinska’s leven zag er anders uit toen ze toezegde voor Hellebosch, in juli.

‘Ik wilde niet afzeggen, zeker omdat jullie me aan Stefan koppelden. Ik hoop alleen dat ik geen slecht gezelschap ben.’

Hertmans’ cadeautje is een boek, voor deze mensen zijn letters zo belangrijk als zuurstof.

Plaisir et nécessité, bevindingen van Françoise Nyssen over haar jaar als minister van Cultuur onder president Macron.

‘Misschien inspireert het je’, zegt de auteur.

‘Plezier en noodzakelijkheid: voilà, zo denk ik over vandaag’, reageert Gescinska.

‘2019 is een heel slecht jaar voor mij. In maart werd mijn zus ernstig ziek. Toen de ziekte stabiliseerde en we wisten dat ze zou blijven leven, kwam ik in de mallemolen van de Europese verkiezingen terecht.

‘Daarna heb ik mijn nieuwe boek geschreven.

‘Net toen er een periode van harmonie leek aan te breken, bleek mijn beste vriend longkanker te hebben.’ Haar stem trilt.

‘De artsen praten over maanden.’

‘Echte vriendschap betekent dat er geen machtsrelatie is, dat er twee gelijken zijn. Dat veronderstelt totale vrijheid’

Stefan Hertmans

Die vriend is de bekende Britse filosoof Roger Scruton.

Gescinska zou hem een beetje helpen met zijn summerschool, maar door de ziekte kwam de organisatie helemaal op haar schouders terecht.

Scruton is 75, en hij aanvaardt zijn lot sereen.

‘Maar we zijn al tien jaar bevriend, we corresponderen intens. Hij zal een leegte nalaten bij mij.’

‘Hij is voor jou een maître à penser’, zegt Hertmans (68).

‘Ik kon met filosofische kwesties altijd bij Roger terecht. Hem schrijven is ook een manier om mijn gedachten te ordenen. Op papier kun je beter buikgevoel scheiden van argumenten.’

© Jimmy Kets

Het is een merkwaardige vriendschap, tussen een liberale filosofe en een notoir conservatieve vakgenoot. Maar ze rekent ook de rechtse cultuurpessimist Theodore Dalrymple tot haar vrienden – in haar Canvas-programma Wanderlust was te zien hoezeer die haar amuseerde.

Gescinska: ‘Met Roger verschil ik vaak van mening over politiek en filosofie, maar we streven niet naar eensgezindheid.

‘Dat is net het mooie, die waardering ondanks de verschillen.

‘Is dat de essentie van vriendschap?

‘Het stoort me dat een hechte vriendschap tussen een man en een vrouw altijd als verdacht wordt beschouwd.

‘Wie niet gelooft in vriendschap met iemand van het andere geslacht, doet zichzelf tekort.’

Als Stefan Hertmans op dreef raakt, kan hij minutenlange salvo’s afvuren. Maar hij kan ook luisteren, zeker naar haar.

Er is respect en een zekere vertrouwdheid tussen de schrijvende filosofe en de filosoferende schrijver.

‘De meeste van mijn vrienden zijn oudere mannen. Wie niet gelooft in vriendschap met iemand van het andere geslacht, doet zichzelf tekort’

Alicja Gescinska

Hertmans: ‘Echte vriendschap betekent dat er geen machtsrelatie is, dat er twee gelijken zijn. Dat veronderstelt totale vrijheid.

‘Maar er hangt zelfs bij die grote heteroseksuele mannelijke vriendschappen uit de wereld­literatuur al een stuk erotiek in de lucht.

‘Tussen man en vrouw zal dat nog sneller omslaan naar een ander soort aantrekking. En als een van de twee verliefd is, ontstaat een machtsverhouding. Degene die niet ­verliefd is, heeft de macht. Dan wordt vriendschap zeer moeilijk.

‘Ik heb het meegemaakt, een goede vriend in Italië kreeg gevoelens voor mij. Ik wilde die vriendschap niet kwijt. Dat gebeurde wel, omdat hij zich afgewezen voelde.’

Gescinska: ‘Moet je daarom een vriendschap afhouden? De meeste van mijn vrienden zijn oudere mannen. Dat heb je met een leven in de filosofie en in de literatuur. Ik stel me er pas vragen bij als anderen me erop wijzen.’

In haar roman Een soort van liefde wordt een jonge vrouw stapelverliefd op een veel oudere intellectueel. Gescinska lacht.

‘Het idee kreeg ik toen ik als studente de biografie van Etty Hillesum las. De Nederlandse schrijfster – in Auschwitz vermoord – was aangetrokken tot een veel oudere man. Dat fascineerde me, omdat ik het niet kon vatten.

‘Mijn roman is dus allesbehalve autobiografisch. Maar mijn moeder reageerde wel ontzet: wat zullen de mensen denken?’

© Jimmy Kets

Hertmans: ‘De verhouding tot je afkomst is altijd delicaat. Ik las deze zomer Didier Eribons Retour à Reims, waarin hij beschrijft hoe moeilijk hij het had harmonieus om te gaan met het milieu dat hij was ontgroeid.

‘In mijn vroege werk zette ik me ook sterk af. Met Oorlog en terpentijn heb ik die harmonie teruggevonden.

‘Literatuur die a priori geschreven wordt, interesseert me niet. Het boek moet altijd slimmer zijn dan de auteur. Je moet verrast worden door wat al schrijvend ontstaat. Voor mezelf noem ik dat een denkende hand.’

Morele dilemma’s

Fotograaf Jimmy Kets neemt hen mee het bos in, voor een fotosessie in de schemering. Opeens openen de hemelsluizen zich.

Ze schuilen onder de hoge beuken, ­samen onder één jas, beurtelings verlicht door de flitsen van de bliksem en van Jimmy’s camera.

Ze geven geen krimp, maar zijn wel blij als ze dampend aan het haardvuur kunnen opwarmen. Al komt de ontnuchtering snel: wat vinden ze van de startnota voor de Vlaamse formatie, die enkele uren eerder is bekendgemaakt?

Hertmans: ‘Ik heb die nota van twaalf ­regels over cultuur gezien. Er staat tien keer het woord Vlaanderen of Vlaams in, maar niets over de voorbeeldfunctie van Vlaanderen op internationale podia, over complexe producties die in drie, vier talen worden ­gebracht.

‘De kunsten moeten niet aan een agenda beantwoorden, ze zijn er om de waarheid te spreken en sorry, ook om in alle schoonheid pijn te doen. Dat verdraagt geen betutteling.

‘Kunstenaars maken dingen die misschien in de samenleving nog niet evident zijn, maar dat is niet elitair, dat is iets creëren wat veel mensen voelen.’

‘Je mag van kunst geen propaganda­middel maken. Dat is wat de communisten en de nazi’s deden’

Alicja Gescinska

‘Ik zag Requiem voor L. van Alain Platel, over euthanasie, in Marseille. Een onthutsend emotionele voorstelling over hoe zelfs waardig sterven tot schoonheid en ontroering leidt.

‘Zelf heb ik recentelijk de theatertekst Antigone in Molenbeek geschreven. Ik vroeg me af hoe het zou zijn als je broer een zelfmoordterrorist zou zijn geweest, heb je dan recht op rouw?

‘Precies de vraag die ­Sophocles stelde aan de politici van zijn tijd: zouden jullie iemand die jullie als landverrader beschouwen begraven of niet?

‘Het zijn wezenlijke morele dilemma’s die in de literatuur en de kunst telkens weer aan bod komen en het publiek doen nadenken.’

Gescinska: ‘Ik ben niet per definitie tegen die canon. Een canon kan iets prachtigs zijn.

‘In Polen kun je geen diploma halen als je je klassiekers niet kent. Iedereen kan meepraten, ik vind dat fantastisch.

‘Ze zouden hier ook kunnen verplichten Stefan te lezen, en andere grote schrijvers. Het mag alleen geen make Flanders great again worden, geen verheerlijking.

‘Je mag van kunst geen propagandamiddel maken. Dat is wat de communisten en de nazi’s deden.’

Hertmans: ‘Je ziet het in veel landen ­opnieuw gebeuren.’

‘Engagement moet zich uiten in de praktijk. Ik heb ooit om 3 uur ’s nachts een jongen die zich een spuit had gezet in het toilet wakker gehouden om hem uit zijn bad trip te halen’

Stefan Hertmans

Gescinska: ‘De politiek moet bij de samenstelling onafhankelijke deskundigen betrekken, en vermijden dat het resultaat het hokjesdenken over links en rechts weerspiegelt.

‘Over kunst praten wordt steeds meer een politiek gesprek.

‘Ik heb ook een hekel aan het begrip elite. Hoor ik daarbij, een kind van Poolse vluchtelingen?

‘Volgens Alessandro Baricco behoort iedereen die meer dan honderd boeken heeft tot de elite. Wat een onzin.’

Hertmans: ‘De werkelijke elite, dat zijn die mannen en vrouwen die in de duurste restaurants van de voetbalstadions de dingen bedisselen die ons leven bepalen: de media, de politiek en de economie.

‘Een onzichtbare elite, die dialect praat om te doen alsof ze de “gewone Vlaming” vertegenwoordigt.

‘Helaas laten veel mensen zich wijsmaken dat de creatievelingen de elite zijn. Nochtans zijn de meeste mensen in de kunstensector genereus, warm en open van geest.’

Zoals zijzelf. Al werd Hertmans wel ‘hermetisch’ genoemd vóór het enorme internationale succes van Oorlog en terpentijn en De bekeerlinge. En al zouden veel toehoorders het intellectuele raffinement van hun conversatie als intimiderend ervaren.

De ­citaten van Heidegger en Kierkegaard komen spontaan, ze praten over heuristiek en aforistische filosofie en hanteren woorden als ‘manicheïstisch’.

Ze mijmeren over Schuberts Fantasie in f mineur, opgedragen aan gravin Caroline Esterhazy, de onmogelijke liefde van de componist.

‘Eén keer seks in je leven en sterven aan syfilis, wat een tragiek’, zegt Hertmans.

Ook in de intellectuele Champions League bestaat humor.

© Jimmy Kets

Politiek rollenspel

Hij zit zelden stil, maar haar dadendrang is verbijsterend. Als we het over de dood hebben, denkt zij meteen aan alles wat ze nog wil schrijven.

‘Er zit een enorm moeten in mij, ik wil elke dag exploreren en zin ­geven aan mijn leven. Soms word ik weleens moe van mezelf.’

Vakantie neemt ze nooit.

‘De kinderen zijn meegegaan naar Engeland, die amuseerden zich met de paardjes en zo, terwijl ik werkte op die summerschool.

‘Dat ik nu geen rust vind, is louter omdat je geen vakantie van je verdriet kunt nemen. Al zou ik weleens een vrij weekend willen. Ik heb vier lopende boekcontracten.’

Hertmans: ‘Wablieft? I would shoot myself. Vergeleken met jou ben ik traag.’

‘Het toelatingsexamen aan de Theaterschool was een rollenspel. Doe jij maar een Poolse poetsvrouw, zeiden ze. Ik was razend en schold iedereen uit – in het Pools, daar hadden ze om gevraagd’

Alicja Gescinska

We hebben al terloops gehoord dat jullie soms telefoneren. Hoe goed kennen jullie elkaar?

Gescinska: ‘Ik heb al meer tijd doorgebracht met mijn groenteboer dan met Stefan, maar het voelt alsof ik hem al lang ken.

‘Toen ik vorig jaar een boek schreef over muziek, dacht ik: Stefan zal het begrijpen. Ik vraag hem soms om raad. Zoals toen Guy Verhofstadt me vroeg op de Europese lijst van Open VLD te staan.’

(Ze kreeg in 2019 de derde plaats op de Europese lijst van de Vlaamse liberalen, na Guy Verhofstadt en Hilde Vautmans.)

En hoe luidde het advies?

Hertmans: ‘Dat blijft tussen ons. Het was ook niet zo eenduidig. Maar je hebt er geen idee van, Alicja, hoe vaak ik sindsdien in mijn hoofd met jou heb gediscussieerd over vrijheid en democratie.’

Gescinska: ‘Je had me moeten bellen, ­Stefan.’

© Jimmy Kets
Hebt u er spijt van? U kreeg veel haat over u heen en werd niet verkozen.

Gescinska: ‘Nee. Wel had ik misschien liever de vraag niet dit jaar gekregen. Maar als ik had geweigerd, zou ik veel moeite met mezelf hebben gehad.

‘Ik geloof sterk in de individuele moraal, in de kracht van één woord, één zin, één daad, één mens. Je plaats niet afstaan op de bus, zoals Rosa Parks deed.’

Zou ze als Europees Parlementslid die vrijheid hebben gehad? Ze denkt van wel. Liberaal is een breed begrip, en zeker in ­Europa hangt veel af van de individuele invulling.

Dat ze niet verkozen werd, moet haar een kater hebben bezorgd. Ze zegt het niet met zoveel woorden, maar de ergernis dat een bekend gezicht belangrijker is dan inhoud is voelbaar.

‘Mijn broer Peter is een groot jazzmuzikant en heeft gespeeld met Toots Thielemans. Dat had ik ook graag gekund. De mislukking in één kunsttak kan een ongelooflijke drive zijn om te slagen in een andere’

Stefan Hertmans

Gescinska: ‘Voor mijn nieuwe boek over politiek en betrokkenheid heb ik veel gelezen over schrijvers die ook hun kans waagden als liberaal politicus, zoals Vargas Llosa en Michael Ignatieff.

‘Mijn ambities waren uiteraard bescheidener. Maar als ik op het een of ander terrein een verschil zou kunnen maken – milieu, mensenrechten … – mocht ik dan nee zeggen?

‘Uit kunnen vloeit moeten. Als je kunt zwemmen en er verdrinkt iemand, dan spring je in het zwembad, ook al is het water koud.

‘Ik kreeg vaak te horen: jij bent toch te slim voor de politiek? Maar welke kijk heb je op politiek als je zoiets zegt?

‘Als je naar politiek kijkt als een beroep voor leugenachtige en slechte mensen, dan máák je er toch een vuile stiel van?’

Hertmans: ‘Ik wíst het, dat je een boek voorbereidde. Ik zag die bagger die je over je heen kreeg op Facebook, en hoe bevlogen en uitgebreid je je verdedigde, en ik dacht: waarom verspeelt ze die energie?’

Gescinska: ‘Zelf kon ik met die haat en grofheden nog redelijk om, mijn man had het moeilijker.

‘Waarom verlangen we van onze politici dat ze een olifantenhuid hebben? Ik wil geen leiders die geen krimp ­geven bij de haat van al hun medemensen, ik wil mensen met empathie.’

‘Ik voel me een gelukkige systeem-fout. Er vallen mij dingen voor de voeten. Als ik mijn leven had uitgestippeld, zou het veel saaier zijn geweest’

Alicja Gescinska

Probeert u het nog opnieuw?

Gescinska: ‘Vijf jaar is lang. Ik heb geen idee waar ik dan sta in het leven.’

Hertmans: ‘In 1977 heb ik op de lijst gestaan voor Agalev, bij de gemeenteraadsverkiezingen in Assenede. Ik ben daar nog voor de verkiezingen mee gestopt, omdat ik geen geduld heb voor politiek.

‘In Beersel, waar ik nu woon, ben ik ook kandidaat geweest.

‘Nu werd het mij opnieuw gevraagd, maar ik heb geweigerd.

‘Als je kandidaat bent, moet je ook een mandaat opnemen als je verkozen wordt, en ik kan me nuttiger maken met boeken schrijven.

‘Ik zou ook geen goed politicus zijn. Ik denk niet in strategieën, ik kan niet tegen het geschuifel van partijpolitieke standpunten, en dat afwegen en compromissen zoeken.’

‘Ik moet mezelf overwinnen om een zaal te betreden met 200 mensen van wie ik de meeste ken. Schrijven is altijd een stuk genezen van die kwetsbaarheid’

Stefan Hertmans

Gescinska: ‘Ik schrok erg van mijn eerste politieke debat. Vooraf kus-kus en tof dat je meedoet.

‘Tien minuten later pakken ze je in het debat keihard aan, noemen ze je een leugenaar, en dan: gaan we nog een koffietje drinken?

‘Ik zei: sorry, maar voor mij is dit geen rollenspel. Ik stond daarnet als mezelf op dat podium en hier ben ik ook mezelf.

‘Proficiat dat jullie dat zo kunnen ontkoppelen, maar ik kan dat niet.’

Hertmans: ‘Dat bedoel ik. Ik heb Alicja ook gewaarschuwd: pas op dat ze je niet verbranden. Het spel wordt zo ruw gespeeld, dat ik er alvast niet voor deug. Ik voel me nochtans intensief betrokken bij de samenleving, ik heb talrijke essays over maatschappelijke thema’s gepubliceerd.

‘Ik heb tientallen jaren alles in mij gegeven om een goede docent te zijn voor mijn studenten aan de kunstacademie. Ik vond het belangrijk studenten die geen culturele achtergrond hadden mee te helpen emanciperen in en door het denken over kunst.

‘Je engagement gaat over wat je elke dag in de praktijk kunt betekenen vanuit je eigen overtuiging.

‘Ik heb ooit om drie uur ’s nachts een jongen die zich een spuit had gezet in het toilet wakker gehouden om hem uit zijn bad trip te halen. Het gaat over kwetsbaarheid.

De bekeerlinge gaat over een vluchtelinge, Antigone in Molenbeek over een meisje dat haar plaats in de samenleving verliest.

‘In het Kaaitheater hebben een Arabische, Franstalige en ­Nederlandstalige actrice die tekst gebracht, drie talen door elkaar, fragmentarisch, dat vond ik een aangrijpend moment.’

Jullie zijn naar België gevlucht in 1988, één jaar voor de val van het communistische rijk. U ondervond aan den lijve wat het is vluchtelinge te zijn.

Gescinska: ‘Mijn vader had een droom: mij en mijn twee zussen zien opgroeien in een vrij land.

‘We woonden met z’n vijven in een piepkleine studio, ons toegewezen door de communisten.

‘Mijn moeder wilde geneeskunde studeren maar ze mocht niet omdat haar vader kleermaker was, een zelfstandig beroep, en dus kreeg ze niet de ­nodige punten van de partij.

‘Mijn vader kon dat systeem psychisch niet meer aan. Hij wilde naar het vrije Westen.

‘Ik bewonder hem om zijn kracht. Hij ondernam eerst een paar reizen naar Bulgarije en zo om aan te tonen: ik ben een goede burger, ik kom altijd terug.

‘En toen ging hij de auto van zijn vader lenen voor een vakantie in Frankrijk, reed hij met ons weg en keerde nooit meer terug.’

Traumatische herinneringen heeft ze niet.

‘Wel de sterke overtuiging dat mensen in principe altijd het recht moeten hebben om van plaats te veranderen.

‘Daarom houd ik niet van de opdeling in oorlogs-, klimaat- of economische vluchtelingen. Een mens moet gewoon het recht hebben te verhuizen. Dat is een natuurlijke drang.’

Dat is een pleidooi voor een opengrenzenbeleid.

Gescinska: ‘Dat vind ik een kinderachtige term, veel te sterk gepolitiseerd. Natuurlijk hebben grenzen nut. Zonder zou onleefbaar zijn, je zou uitdagingen zoals huisvesting niet kunnen aanpakken.

‘Wel vind ik dat we vluchtelingen moeten ontvangen als een gastvrouw met open armen. Je dekt de tafel voor de gast, wat niet wil zeggen dat je je huis laat leegplunderen. Je moet dat verstandig aanpakken, in Europese solidariteit.

‘Ik begrijp de boosheid van de Italianen ergens wel. Er zijn trouwens veel mensen in Afrika die hier willen komen werken maar niet de behoefte hebben om altijd te blijven. Misschien moeten we innovatief denken over hoe we die over en weer laten reizen.’

Hertmans: ‘Dat je mensen wilt redden die verdrinken, wil nog niet zeggen dat je voor open grenzen bent. Het gaat om mensen in nood, niet om profiteurs die van blingbling dromen.

‘Het is pervers om meteen te ­beginnen over de vernietiging van onze ­Europese cultuur, dat is een schakeling om je vrij te pleiten van verantwoordelijkheid.’

U hebt toch een poosje iemand opgevangen?

Hertmans: ‘Ja, een jongeman uit Karbala in Irak. Een schoenmaker. We hebben hem een plek aangeboden in het Brusselse appartement waar onze zoon ook woont. Hij was in het leger en heeft geweigerd te schieten op een groep betogers, onder wie zijn broer.

‘Toen is hij moeten vluchten, het was een hele odyssee voor hij in Brussel belandde. Zijn asielprocedure duurt nu al twee jaar. ­

I want to work, habibi, zegt hij, I want to do anything.

‘Je ziet zijn wanhoop, hij zegt: ik kan echt niet terug.

‘Een van de talrijke ­gevallen die je ziet stranden in het Maximiliaanpark. ’s Winters zie je rond dat park nog veel burgers met een groot stuk moraal die wanhopige mensen een douche en een maaltijd aanbieden, terwijl de politiek hen in de steek laat.

‘En wie weet zijn die burgers straks nog strafbaar ook, omdat ze door menselijk te zijn een aanzuigeffect zouden creëren.

‘Het kost niet eens veel geld, een vluchteling opvangen. Maar de geesten zijn vergiftigd en er heerst angst, omdat veel vluchtelingen uit een andere religieuze cultuur komen – onder hen een aantal extremisten die de boel verstieren.’

Als we het over Polen hebben, kruipt ­Gescinska een beetje in het defensief. Haar geboorteland blijft een deel van haar. Als ze een van de piepjonge puppy’s van de villa op haar schoot neemt, noemt ze die ‘kochanie’ (schatje).

Uiteraard volgt ze op de voet de strapatsen van de PiS-regering, die de staatsmedia heeft overgenomen en aan de onafhankelijkheid van de rechters prutst.

‘Maar Polen is Turkije niet. Er is massaal protest tegen de regering, de Polen lopen niet in de pas achter totalitaire denkers. En dus stoor ik me soms aan de simplistische beeldvorming.

‘Dat is net alsof een buitenlander op basis van de jongste verkiezingen zou ­samenvatten: jullie Vlamingen zijn tegenwoordig toch prefascistisch, hé?’

Nachtleven

Er gaat nog een fles open, opeens is het 3 uur in de ochtend. Gescinska reageert ontzet.

‘Mijn God, dat ik dat nog kán!’

Aan de ontbijttafel – de tuinstoelen zijn net op tijd droog – komt ze erop terug.

‘Ik ga nooit zo laat naar bed. Ik heb me nooit goed gevoeld op fuiven, ik stond daar maar met mijn pintje in een hoek. Ik heb het meer voor het intieme gesprek in kleine kring. Ik heb nooit tot een gat in de nacht op café gezeten.’

Hertmans: ‘Ik woonde in Gent, daar was niet aan te ontkomen.’

Gescinska: ‘Ik voel snel aan hoeveel ik kan leren van een gesprekspartner. Wat is zijn achtergrond, wat heeft hij gelezen?’

Op café ga je toch niet noodzakelijk om iets te leren?

Gescinska: ‘Dat kan. Ik heb geen stamcafé. Mijn gesprekspartners zijn boeken en …

‘Oei, dat klinkt vreselijk saai, zeker? Alsof ik zo’n teruggetrokken leven leid.

‘Ik heb dagelijks per brief en mail contact met veel vrienden, denkers. Ik zal alleen niet snel tegen mijn man zeggen: vanavond ga ik uit.

‘Behalve aan mijn intieme kring heb ik steeds minder behoefte aan mensen rond mij. Zet me niet waar veel volk is.’

Was markten doen bij de verkiezingen dan geen hel?

Gescinska: ‘Dat was moeilijk. Mensen respecteren ook steeds minder je persoonlijke ruimte. Je staat op een lijst, dus we mogen je vastpakken, we mogen je kussen. Nee.

‘We willen politici die dicht bij de mensen staan, die op iedere barbecue en kaas-en-wijnavond verschijnen. Maar hoeveel curryworsten moet een politicus eten om te bewijzen dat hij je vertrouwen verdient?

‘Geen wonder dat velen van hen weinig belezen zijn, ze hebben geen tijd. Ze hebben medewerkers die lezen wat zij zouden moeten lezen en hen vaak voorkauwen wat ze moeten zeggen.’

Hertmans: ‘Ik heb een grote nood om me te ontspannen. Ik sta heel intensief in het leven. Als ik lees of schrijf, raak ik opgeladen en dan moet ik dat afreageren.

‘Vroeger ging ik om 1 uur ’s nachts nog op café met mijn vrienden. De nachtscene heeft mij altijd bevrijd.

‘Ik herinner me memorabele gesprekken in de vroege ochtend, als het klaar werd, in een andere, vrijere dimensie dan overdag.

‘De vriendschap zorgt ervoor dat je alles relativeert en loslaat. Die ironie bevrijdt mij van mijn sérieux. Ik heb dat altijd nodig gehad, bij een goed glas tot laat discussiëren.

‘En van muziek genieten.

‘Ik speelde vroeger in een bandje, op de rand van rock en jazz. Mijn broer Peter heeft in de Blue Note in New York gespeeld, op een podium gestaan met Toots Thielemans, Philip Catherine, met een drummer van Miles Davis zelfs.

‘Dat had ik ook zo graag gekund. De mislukking in één kunsttak kan een ongelooflijke drive zijn om te slagen in een andere.’

Gescinska vermoedt dat haar ernst en plichtsbesef te maken hebben met haar ouders, die het niet makkelijk hadden in België. Haar moeder heeft altijd als schoonmaakster gewerkt, haar vader als onderhoudsman in een school, tot hij ontslagen werd.

Gescinska: ‘Hij was op het vlak van fysica, wiskunde en begrip van de kosmos hoogbegaafd en hij had behoefte om daarover te praten.

‘Maar niemand had geduld met hem, die Pool met zijn zware accent die zijn werkwoorden niet vervoegde. Tot er zelfs een klachtenbrief kwam, omdat hij “stoorde”.

‘Het is altijd een gedoe gebleven om werk te vinden, uitzend- en ploegenarbeid.

‘Toch waren mijn ouders dankbaar dat ze hier een nieuw leven konden opbouwen. Het was kwetsend dat ze ver beneden hun niveau moesten werken, maar ze putten er kracht uit dat hun kinderen het goed deden op school.

‘Mijn moeder heeft na de dood van mijn vader een nieuwe vriend gevonden in Polen. Ze heeft zichzelf daar teruggevonden als mens.

‘Ik ben weer Irena, zegt ze. Ze schildert iconen. Er is nu ruimte om meer te zijn dan de Poolse poetsvrouw. Triest, hé?

‘Maar mede daardoor heb ik als student nooit geleerd me te ontspannen. Ik dacht altijd: mijn ouders moeten elke cent twee keer omdraaien, ik heb niet het recht om onbezonnen te leven.’

Ze moest een jaar dubbelen op school omdat ze al heel vroeg revolteerde. En dan was er een rotervaring toen ze toelatingsexamen deed aan de theaterschool in Brussel.

Gescinska: ‘We moesten een rollenspel spelen. Doe jij maar een Poolse poetsvrouw, zeiden ze.

‘Ik was razend en heb iedereen uitgescholden – in het Pools, daar hadden ze om gevraagd.

‘Aan het schrijverschap dacht ik toen nog niet: dat leek me even ­irrealistisch als prima ballerina worden.

‘Na veel omzwervingen kwam ik terecht in de filosofie. Vanaf de eerste les dacht ik: ik ­begrijp alles en ik begrijp niets, maar ik wil het allemaal doorgronden.

‘Ik kocht mijn eerste filosofieboeken en werd daar gelukkig van. Ik zag een zielsverwant in Spinoza, ik voelde me thuis. Het was nochtans niet eenvoudig mijn ouders te overtuigen.

‘Mijn zus zei dat je met filosofie niets kunt doen, dat ik als cafébazin zou eindigen. Maar in moraalwetenschappen zat het woord ­“wetenschap”, dus het mocht toch.

‘Ik voel me een gelukkige systeemfout. Het had ­helemaal anders kunnen lopen. Er vallen mij dingen voor de voeten. Als ik mijn leven had uitgestippeld, zou het veel saaier zijn ­geweest.’

Hertmans: ‘Ik schreef al voor ik wist wat het was. Al heb ik heel confronterend ondervonden dat je als schrijver meteen een publiek figuur wordt.

‘Ik had op het atheneum les van de schoonzoon van Stijn Streuvels. Toen Streuvels overleed, schreef ik daar een gedicht over. Toen kwam die leraar binnen en zei: “Heren, er is een dichter onder ons.” Iedereen wees naar mij.

‘Op dat moment werd ik door zo’n schaamte overvallen dat ik wist dat schrijven me eenzaam zou maken.

‘Van toen af ben ik systematisch beginnen te schrijven, maar pas rond mijn dertigste werd mijn eerste boek gepubliceerd. Ik had het geld niet nodig, ik gaf voltijds les en schreef ’s nachts.

‘Hoewel we dagelijks spreken over wat me bezighoudt, leest mijn vrouw mijn boeken pas in een laat stadium.’

Gescinska: ‘Ik deel alles meteen met mijn man. Zeker bij non-fictie helpt erover te spreken om je gedachten nog scherper te formuleren.

‘Mijn man moet de hele dag klankbord zijn voor mijn interpretaties van Kant en Schopenhauer.

‘Als mijn werk klaar is, leest hij het zelfs hardop voor. Dan luister ik en hoor ik waar ik nog dingen moet veranderen.’

Hertmans: ‘Zeker bij gedichten kan niemand me helpen. Uiteindelijk beschouw ik het schrijven van gedichten – en van mijn journalen – als de ruggengraat van mijn leven.

‘Poëzie is een manier om iets over mijn intieme wereld te vertellen dat ook voor anderen iets kan betekenen en mijn dagboeken schrijf ik om rust en evenwicht te krijgen.

‘Ik kan heel sociaal zijn, maar ik ben eigenlijk timide. Ik verberg dat goed, maar ik moet mezelf overwinnen om een zaal te betreden met tweehonderd mensen van wie ik de meeste ken.

‘Schrijven is altijd een stuk genezen van die kwetsbaarheid. Ik moet een aantal uren per dag alleen kunnen zijn en schrijven – met Orlandus Lassus of Bach, dan begint de inkt te vloeien.

Hugo Claus zei: als de dichter ’s ochtends zijn gedicht geschreven heeft, heeft hij de hele dag om vrij te zijn.

‘Iets in mij kan niet tevreden zijn met gewoon te leven, ik word depressief wanneer ik niet voldoende alleen kan zijn om mijn gedachten op een rij te zetten.’

Gescinska: ‘Ik heb die noodzaak ook. Maar ik moet er wel drie nog jonge kinderen tussen jongleren.

‘Ik werk aan de keukentafel. Elke dag is onvoorspelbaar, ik heb moeten leren me af te sluiten met mensen rond mij, mijn ingevingen te noteren achter het stuur.’

‘Kinderen maken de makkelijke dingen moeilijk, maar de moeilijke dingen ook makkelijk.

‘Op de existentiële vragen – waarom sta ik op, wat is de zin van het leven? – heb ik geen antwoord meer nodig.

‘Ik heb die drie op de wereld gezet, dus ik moet glimlachend aan de schoolpoort staan.’

Hertmans: ‘Een prachtige gedachte. De liefde voor je kinderen is een mooi tegenwicht tegen het narcisme van de schrijver. Ze maken alles relatief.

‘Als ik moet kiezen tussen de gezondheid van mijn kinderen en nog een belangrijk boek schrijven, dan interesseert dat boek me opeens niet meer.’

Ze blijven lang hangen, tot na de middag. Kennelijk was er toch plaisir bij de nécessité.

Een paar uur later: een mailtje van Alicja, met een onverwachte ontboezeming.

‘Mijn mama was jarenlang de schoonmaakster van Karel Dierickx, de Gentse kunstschilder en een boezemvriend van Stefan.’

Ze legt uit hoe Karel en zijn vrouw Griet veel met haar moeder praatten over het leven, wat van haar woensdagen hoogtepunten maakte.

Karel vertelde vaak met bewondering over Stefan en schonk zijn boeken, zodat mijn mama ze kon doorgeven aan haar dochter, die filosofie studeerde.

‘Zo ben ik Stefans boeken beginnen te lezen en kende ik hem op een bijzondere manier, al jaren zonder dat hij dat wist.’


Villa Hellebosch

Is een plek in het Pajottenland waar in alle rust gewerkt en gedacht kan worden.

www.alexandracool.com


Een soort van liefde
Oorlog en terpentijn

© Jimmy Kets
© Jimmy Kets


Lees ook

Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere berichten van

Alicja Gescinska


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de Website


Scroll naar boven