In de winkel: Kastanje a/d Zee van A.F.Th. van der Heijden, het zevende deel van zijn romancyclus De tandeloze tijd dat in 2016 al in een piepkleine oplage verscheen.
Onno Blom – De Morgen
‘Ik dacht: als het dan toch over extreme jaloezie moet gaan, maak het dan ook maar echt erg.’
A.F.Th. van der Heijden
‘Vergeef me dat ik je zo moet ontvangen”, zegt A.F.Th. van der Heijden hoffelijk in de bibliotheek van zijn grote huis in Amsterdam-Zuid. Zijn groene ogen dwalen over de stapels verhuisdozen, boeken, de meubels met etiketjes.
“Mirjam en ik gaan verhuizen. Dit huis werd veel te groot voor ons, we kijken ernaar uit om in een intiemer appartement te gaan wonen.
“En laten we eerlijk zijn: we hadden het geld nodig dat de verkoop zou opleveren. De verkoop van mijn boeken, die is niet zo bijzonder meer. Het zijn sombere tijden, voor de literatuur en de wereld.
“Ik ervaar de verhuizing als dramatisch. We hebben meer dan 32 jaar in het huis gewoond. Hier is Tonio opgegroeid. Ze gaan het huis vanbinnen helemaal slopen en er vijf appartementen inmetselen. Hoe bizar zal het zijn om feilloos de weg te weten in een huis dat niet meer bestaat.”
In Tonio, de requiemroman voor zijn enige zoon die in 2010 verongelukte, beschrijft Van der Heijden het huis nauwkeurig, inclusief zijn grote werkkamer op de bovenste verdieping, waar hij aan de lange tafels op verschillende typemachines zo’n veertig boeken schreef.
In het geheugen van de lezer snerpt de bel door het trappenhuis, twee politieagenten voor de deur, het geluid dat de dood aankondigt.
“Daarom”, zegt hij, “hebben we met Sint Maarten, toen de kinderen langs de deuren kwamen voor een mandarijntje, de bel maar afgezet.”
Van der Heijden zucht. “We hebben het huis laten dichtslibben. Niet alles kan mee. Veel boeken uit het souterrain gaan naar de Stichting De Tandeloze Tijd, een groep gedreven liefhebbers, verzamelaars en kenners, die alle uitgaven van mijn werk gaat digitaliseren.
“Uit mijn brieven en dagboeken heb ik een keuze moeten maken. Manuscripten waar ik aan werk neem ik natuurlijk mee, maar het leeuwendeel gaat naar het Literatuurmuseum, opgeslagen onder embargo, alleen ik kan dat doorbreken. Mirjam zoekt het speelgoed van Tonio uit.
“De laatste tijd lukt het me soms niet om de trappen naar mijn werkkamer op te komen. Sta ik amechtig te hijgen op de onderste trede. Ik heb pittige onderzoeken ondergaan, lag een poos in het ziekenhuis en was doodmoe.”
Kwam u nog aan schrijven toe?
“Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. ’s Morgens in bed maak ik al aantekeningen op de krant en ik kan het niet laten om werk schema’s voor romans in elkaar te timmeren, die mij weer afhouden van de delen van De tandeloze tijd die ik al onderhanden heb. Als Mirjam dat doorheeft, begint ze op een lieve manier te jammeren. ‘Nee hè, niet wéér!””
Toch verscheen er vorig jaar een roman, Zogkoorts, een vervolg op Stemvorken. Niet uitgegeven bij Querido, maar door de Stichting De Tandeloze Tijd.
“Mijn romancyclus bestond veertig jaar en dat wilde ik luister bijzetten door een nieuw deel uit te brengen: De ijzeren man. Maar dat kreeg ik niet op tijd af.
“De Stichting De Tandeloze Tijd vroeg me een fragment en ik ben toen op zoek gegaan naar vervolgmateriaal op Stemvorken.
“Al bladerend dacht ik: dit is een aardig hoofdstuk, en dit en dit… voor ik het wist had ik een paar honderd pagina’s ruwe tekst ingeleverd en zette op de titelpagina: ‘De tandeloze tijd deel 13’.
“Dat is mijn megalomane aard, dat had ik niet moeten doen. Want wat krijg je dan? Dat de mensen denken: hij geeft een nieuw boek in eigen beheer uit. Dat is ook niet zo lekker gevallen bij Querido.”
Eerder verschenen twee delen uit De tandeloze tijd in schitterende bibliofiele edities in tergend kleine oplage: Kastanje a/d Zee en Stultifera Navis.
“In aanloop naar mijn 65ste verjaardag, op 15 oktober 2016, vroeg Jaap Schipper van De Statenhofpers of hij 65 luxe exemplaren mocht drukken van een manuscript naar keuze.
“Ik gaf hem toen de dierbare tekst van een kleine, erotische roman: Kastanje a/d Zee.
“Ik wilde die een poos voor mezelf en enkele trouwe, betrokken lezers reserveren.
“Zo kon het boek – het werden uiteindelijk 176 exemplaren – zich door z’n onbereikbaarheid ontwikkelen tot zoiets als een kleine mythe.”
Dat namen niet alle lezers u in dank af.
“Er was zelfs sprake van literaire agressie. Op hoge toon: ‘Waarom heb je ons dit onthouden?’
“Een boekhandelaar in Nijmegen beschikte over een exemplaar van Kastanje a/d Zee, leende het uit aan de halve stad en kreeg het tot zijn treurnis elke keer meer beduimeld terug. Met erwtjes en worteltjes tussen de pagina’s op handgeschept papier.
“Hij heeft me gesmeekt om er een handelseditie van te maken.”
In het nawoord bij de bibliofiele editie schreef u al dat Kastanje a/d Zee te zijner tijd onverkort verkrijgbaar zou zijn ‘om de lezer uit zijn seksuele kluisters te bevrijden’.
“Dat moment is nu aangebroken. Eigenlijk wilde ik er eerst nog een aantal filosofische passages in vervlechten uit de roman Nijdas Minnenijd. Maar daar kwam Mirjam tussen.
“Nee, zei ze, dit is het boek dat de lezers zo hebben gemist, dus zo moet het blijven. God zegene de greep en God zegene Mirjam.”
Wanneer is Kastanje a/d Zee ontstaan?
“In een oprisping in het najaar van 2013. Ik was benieuwd hoe het was met Marike de Swart, het meisje dat Albert Egberts in De gevarendriehoek had genezen van zijn mannelijke onmacht. Ik keerde niet terug naar de huidige tijd, maar naar 1975.”
Waarom uitgerekend dat jaar?
“Ik kon dan Albert als student opvoeren. Voor mezelf was 1975 een cruciaal jaar. Ik begon toen te denken om van Nijmegen naar Amsterdam te verhuizen.
“Ik volgde colleges wijsgerige antropologie, maar wilde eigenlijk afstuderen in esthetica, de filosofie van de kunst. Daar was in Nijmegen geen leerstoel voor, in Amsterdam wel.
“Achteraf vraag ik me af of het geen smoes was om naar de grote stad te verkassen. Ik zocht het avontuur.”
Was dat het moment dat de schrijver het won van de student?
“Ik heb in 1977 nog twee maanden met een tas vol filosofieboeken door Italië gereisd, maar raakte die boeken niet aan. Ik probeerde in pensionnetjes een roman te schrijven die Knapensluimer moest gaan heten.
“Bij terugkeer in Nederland in ’78 lagen er twee brieven in de bus.
“Eén van het tijdschrift De revisor dat ze een verhaal van mij wilden publiceren dat ik ze vanuit Italië had toegestuurd.
“De andere brief was van Uitgeverij Querido. Of ik wilde praten over een verhalenbundel.
“De rest is geschiedenis, zoals dat heet.”
In dezelfde periode ontstond het idee voor De tandeloze tijd.
“Ik wilde een roman schrijven over de zelfkant van Amsterdam die Scharen moest heten, naar het inbrekersgereedschap waarmee Albert Egberts, verslaafd aan heroïne, in auto’s inbreekt.
“Ik zag voor me hoe zijn uitgemergelde hand soepel de punt van de schaar in het slot wurmde en opendraaide.
“Op een mooie, rijpe augustusavond in 1977 fietste ik aan het huis van een prille, nog onzekere liefde voorbij. Er hing overspel in de lucht. Ik fietste door en schreef thuis mijn eerste zin: ‘Ik verzamel scharen’.
“Maar aan meerdere delen dacht ik nog niet. Dat kwam pas later in de lente van 1980, tijdens een werkverblijf in Positano aan de Amalfikust, waar ik een diamantsplitsing toepaste op het fors uitgedijde manuscript.
“De veeldelige reeks zou ‘Working Class Hero’ moeten heten, naar de song van John Lennon. Ik kon daarin niet alleen de Amsterdamse jaren zeventig verbeelden, maar ook mijn studietijd in Nijmegen en mijn jeugd in Geldrop naar mijn hand zetten.
“Nadat John Lennon was vermoord, had de overkoepelende titel een verkeerde lading gekregen. Het werd: De tandeloze tijd.”
Wat stond u bij Kastanje a/d Zee, De tandeloze tijd – deel 7, voor ogen?
“Ik wilde de jaloezie in al haar facetten en verschijningsvormen bestuderen. Zelf lijd ik niet aan minnenijd, maar het leeft natuurlijk wel in me.
“Albert probeert zichzelf te genezen van zijn jaloezie door zijn grootste rivaal in de liefde, Hans Krop, te benaderen.
“Hij kent ‘De Krop’ nog uit zijn schooltijd in Geldrop. Die jongen leverde hem toen al streken. Hij stelt hem voor erbij te zijn als hij Marike gaat bezitten. Om de jaloezie dichtbij te brengen – en er zo vanaf te komen. Zoals je op een zere kies extra hard bijt om de pijn te verdrijven. Dat is natuurlijk een noodlottig scenario.
“Je kent de stelling van Willem Frederik Hermans: de mens is de eeuwig bedrogene van het universum.”
U ziet er in de erotische scènes niet tegenop om plastisch te zijn.
“Ik wil de schoonheid en het mysterie van de vrouw bezingen. Ik hoop dat het niet te zeer als cliché klinkt.
“Ik heb de poëzie ontdekt in elke lichaamsplooi van een vrouwenlichaam, maar ook in de ranzige kant van de erotiek die we allemaal leren ervaren.
“Nu of nooit, dacht ik. Als het dan toch over extreme jaloezie moet gaan, maak het dan ook erg.”
Dat Albert gefascineerd blijft door Marike, die hem blijft opwinden, ligt misschien voor de hand. Maar waarom blijft Albert zo aan De Krop hangen?
“Albert Egberts is gefascineerd door de werking van het biologisch hoogstaande lichaam van Hans Krop.
“Waarom heeft zo’n atletisch figuur succes bij de vrouwen? Albert heeft de gave van het woord, maar delft in de liefde het onderspit.”
Heeft Alberts fascinatie voor De Krop ook met zijn afkomst te maken? Krops ouders woonden aan de rijke kant van het dorp.
“In Geldrop lagen ter weerszijden van de Dommel een wijk voor de arbeiders en een wijk voor de hoogopgeleiden, de Skandiawijk, waarin het woord ‘schande’ verborgen lijkt te zitten.
“Albert schaamt zich voor zijn achtergrond, de armoede en zijn vader, die hij als jongetje stomdronken uit het café moest halen en die zijn moeder bedreigde met ‘de kniep’, het knipmes waarmee hij als lakspuiter bij Philips bussen verf opende.
“Albert steekt het witte houten bruggetje over de Dommel over naar de betere buurt, heeft daar vriendinnetjes en raakt bevriend met Hans Krop.”
De tandeloze tijd beschrijft, naast al het andere, de sociale stijging van Albert Egberts.
“Ooit droomde ik ervan om de nieuwe Proust te worden, de schrijver van het onovertroffen, veeldelige À la recherche du temps perdu, maar dat durfde ik niet uit te spreken. Te pretentieus.
“Ik wilde niet de Proust zijn van de rijke Parijse salons in het fin de siècle, maar van de arme arbeiderswijken in Geldrop in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Dat zou dan mijn gebied in de tijd zijn.”
Was het de ambitie van de jonge Van der Heijden om boven zijn milieu uit te stijgen?
“Ik vond het altijd vanzelfsprekend dat ik de weg ging die ik ging. Mijn ouders zagen met verbazing aan dat ik filosofie ging studeren en schrijver werd. Maar ze hebben me mijn gang laten gaan en ik heb me er nooit schuldig over gevoeld.
“Pas de afgelopen jaren heb ik last van mijn milieu gekregen. Het was veel erger dan ik dacht – dat is samengevat mijn commentaar op vroeger.
“Het afgelopen jaar ben ik een soort boekhouding gaan opstellen van wereldwijde problemen die zich in mijn leven hebben voorgedaan.
“Ik begin Testament, zwartgelakt met de constatering dat ik weliswaar zes jaar na de Tweede Wereldoorlog geboren ben, in 1951, maar dat de oorlog toen nog maar net was afgelopen: de ‘politionele acties’ in voormalig Nederlands-Indië maken ook deel uit van de oorlog.
“Mijn vader werd in 1949 gerepatrieerd als soldaat. Hij had op wacht gestaan bij een palissade op Sumatra toen revolutionairen een bevriende man, een inlands dorpshoofd, en zijn gezin genadeloos afslachtten.
“In ons familiealbum zitten foto’s van een berg afgehakte lichaamsdelen. Mijn vader was zo getraumatiseerd dat hij werd overgeplaatst naar Java, waar hij als chauffeur hoge piefen moest ophalen van het vliegveld van Batavia (de latere hoofdstad Jakarta, red.). Door hen werd hij meegenomen naar de officiersmess, waar port per fles werd geconsumeerd.
“Mijn vader kwam terug in een kaal uniform, zonder één onderscheiding. Geen held, maar wel een volleerd alcoholist. Toen moest hij nog aan zijn huwelijk en vaderschap beginnen. Nou, dat hebben we geweten.
“In Testament, zwartgelakt stel ik vast dat een nieuwe wereldoorlog zomaar kan beginnen, uit een verkeerde afslag.
“Neem de Eerste Wereldoorlog: als de chauffeur van Franz Ferdinand niet fout was gereden, was zijn moordenaar niet uit het café komen stormen om hem alsnog neer te schieten.
“Het neerhalen van MH17 (passagiersvliegtuig dat onderweg van Amsterdam naar Singapore nabij Donetsk werd neergehaald door een Russische raket; er vielen 298 doden, red.) in de zomer van 2014 is ook zo’n verkeerde afslag die tot de Derde Wereldoorlog kan leiden.
“Inmiddels is Poetin in Oekraïne, godbetert, aan de winnende hand.
“Of neem de herverkiezing van Trump.
“Was er in de jaren dertig ook niet iemand die met democratische middelen aan de macht kwam en vervolgens de democratie de nek omdraaide?
“Dit is de wereld waarin ik werd geboren, dit is de wereld die ik achterlaat.”
Hebt u het gevoel dat u de dood dicht bent genaderd?
“In 2020 ben ik geopereerd aan een zwaar verwaarloosde blindedarmontsteking. Ik lag te wachten in de operatiekamer.
“In een visioen zag ik een deur openstaan. Ik had de keuze: of achter Tonio aan, of ik kon blijven liggen, de operatie ondergaan en dan terugkeren naar Mirjam.
“Toen ik de volgende ochtend uit narcose ontwaakte, was ik nog niet helemaal bij de tijd. Ik dacht dat ik op een bank lag na een in drank gedrenkt feest. Ik ging de Volkskrant liggen lezen die Mirjam daar had achtergelaten.
“Er stonden twee chirurgen aan mijn bed. Zegt de een tegen de ander: ‘Hé, Henk, heb jij dat ooit eerder meegemaakt, dat iemand hier de krant ligt te lezen?’
“Waarop ik, met de geestigheid van een zware kater maar in volle ernst, opmerkte: ‘Ik wilde even kijken wat de necrologie in de Volkskrant voor me in petto had.’”
Dit voorjaar keek u de dood opnieuw in de ogen.
“Aan het begin van het jaar was ik krankzinnig moe. Door hartritmestoornissen had zich vocht opgehoopt achter mijn longen. Ik kon niet meer. In de kliniek kreeg ik een elektroshock om mijn hart weer in het juiste ritme te krijgen. (glimlacht)
“Dan ben je dus heel eventjes dood. Te kort om in een roman te verwerken.”
Lees ook
Mirjam Rotenstreich
Echtgenote van A.F.Th. van der Heijden
Bron: De Morgen