Het is iets wat haast iedereen kent: ouders die ouder worden en het gevoel van verlies dat daarmee gepaard gaat. Ann De Craemer probeert het gevoel in woorden te vatten.
Ann De Craemer – De Standaard
Het gebeurt minstens één keer per week: ik lig in bed en probeer te slapen, maar mijn gedachten zijn sterker dan de vermoeidheid. Ze draaien en keren, altijd weer, naar hetzelfde punt: mijn ouders.
Ik hoor hun stemmen in mijn hoofd, die altijd zo stevig klonken, maar nu fragieler zijn. Ik zie hun lichamen, ooit onvermoeibaar en vitaal, maar nu met de langzamere gebaren van mensen die de voorbije twee jaar vaker last hebben van ‘ouderdomskwalen’.
“We zijn oud, meiske, veel beter wordt het niet meer”, zei mijn moeder vorige week.
Ik schrok ervan, alsof ik iets had proberen te negeren wat nu recht in mijn gezicht werd gezegd.
Mijn moeder heeft ernstige artrose, vooral in haar rug. Wandelen doet pijn en op slechte dagen lukt zelfs honderd meter stappen amper. Ik moet mijn tempo aan dat van haar aanpassen of mijn arm in de hare haken.
Op zo’n moment voel ik een stomp in mijn maag.
In de zomer gaat het beter. Dan is er de vrijheid van de fiets waar ze altijd zo gek op was – fietsen lukt godzijdank wel nog – en waarmee ze mij nog geen vijf jaar geleden op iedere helling los uit het wiel reed. Dan is er de zon op haar gezicht, mijn vader naast haar; een reden om buiten te zijn.
Vooral in de winter zie ik hoe hun dagen korter worden en hun wereld kleiner.
Mijn vader heeft zijn eigen kwalen: regelmatig hartritmestoornissen en een te hoge bloeddruk. Zijn moeder stierf aan een hartprobleem. Ze was toen vier jaar ouder dan mijn vader nu. Die wetenschap voelt als een dreigende schaduw.
Ik wil met alle macht en op alle mogelijke manieren helpen, maar hoe? Ik ben geen arts. Ik kan mijn moeders pijn niet wegnemen en mijn vaders hart niet sterker maken. Zelfs mentaal opbeuren is soms een hele opgave.
Sommige winterdagen lukt het me om hen te doen lachen, gewoon door langs te gaan en te tateren over een nieuwe aanwinst voor mijn collectie badeendjes of over mijn kat.
Andere dagen zie ik hen worstelen met een somberheid waar ik geen vat op krijg.
We videobellen iedere morgen en vaak ben ik bang voor de blik op hun gezicht. Als mijn moeder veel pijn heeft, zie ik dat meteen. En als mijn moeder lijdt, dan ook mijn vader. Op zo’n moment vecht ik tegen mijn tranen.
Niets te willen
Ik maak me zorgen, ook over de toekomst. Wat als ze echt hulpbehoevend worden? Ik heb hun meermaals gezegd dat ik wil dat ze bij mij komen wonen. Maar ik weet dat ik het misschien niet alleen zal kunnen.
Het idee van een woonzorgcentrum jaagt me angst aan. Ik stel me voor hoe het zou zijn om hen daar te bezoeken. Die gedachte voelt als een verlies nog voor het zover is. Mijn ouders in een te kleine kamer, samen, of alleen, of in een groep met een bal naar elkaar gooien om ‘de spiertjes te versterken’.
Ik deed vrijwilligerswerk in een woonzorg centrum en weet daarom: ik wil dit niet, ze zullen daar wegkwijnen. Maar ik zal misschien niets te willen hebben.
En dan die andere vragen. Wie van hen zal het eerst gaan? Ik weet dat het morbide klinkt, maar ik zit me soms concreet in te beelden wie best het eerst zou sterven en vraag me dus af wie het verdriet beter zal kunnen dragen: ma of pa?
Ik weet met zekerheid: geen van beiden. Ze zullen elk evenveel afzien, want mijn leven lang heb ik in mijn ouders twee mensen gezien die stapelgek op elkaar zijn.
Hun pijn zal bovendien boven op de mijne komen, terwijl ik goed genoeg weet dat ik net dan sterk zal moeten zijn. Soms zeg ik, grappend, maar er zit een grond van waarheid in: “Ik wou dat jullie samen konden gaan.”
Hoe ziet dat eruit, een wereld zonder ouders – een wereld die ik nooit heb gekend? Is dat een wereld waarin ik nog zal kunnen functioneren? Ik ben alleen en heb geen gezin als houvast. Mijn ouders betekenen alles voor me.
“Maak je daar niet zo druk om”, zeggen ze. “Ouders moeten zich zorgen maken om hun kinderen, niet omgekeerd, of toch niet zo erg. Het is de gang van het leven. Iedereen maakt het mee.”
Maar die woorden helpen niet. Ik kan niet meer naar een begrafenis gaan zonder me die van mijn ouders voor te stellen. Ik zie mezelf staan, naast de kist, of achter de lessenaar waar ik een tekst zal voorlezen, of dat zal proberen.
Als ik hen samen in de zetel zie tv-kijken, denk ik wat ik niet wil denken: hoelang nog?
Die momenten
Toch probeer ik mijn gedachten op een ander spoor te brengen: ze zijn wel nog samen, en dat is voor veel van hun vrienden niet meer het geval, en ze zijn niet zwaar ziek, en er is veel wat ze wél nog kunnen.
Er zijn nog genoeg momenten van geluk, vooral met de kleinkinderen.
Ik probeer te genieten van de momenten waarop mijn moeder lacht door de pijn heen en ze weer de optimistische, levenslustige vrouw vol humor is die het woord ‘opgeven’ niet kent.
Ik geniet van de ditjes-en-datjes-gesprekken met mijn vader wanneer hij hier langskomt tijdens zijn ochtendwandeling. Van de fietstochten in de zomer die we soms met z’n drieën maken. Van de Vlaamse kost die mijn moeder minder dan vroeger klaarmaakt, maar nog steeds met veel liefde.
Dat is waar ik op moet focussen. Niet de zorgen, niet de angst. Maar de liefde.
Want daar komt het uiteindelijk op neer: liefde. Die liefde is waarom ik wakker lig, maar de liefde is ook waarom ik het hoofd niet mag laten hangen. Waarom ik blijf proberen om te helpen, op mijn manier.
Of ze een kop koffie komen drinken, met een eclair van de bakker in mijn straat. Misschien is dat genoeg. Misschien ook niet. Maar ik zal blijven proberen, zolang en zo goed en zo sterk als ik kan. Omdat zij dat altijd voor mij hebben gedaan.
Op momenten waarop ik er te diep over nadenk, herinner ik me de woorden van rouwexperte Uus Knops – want verdriet om het verouderingsproces van je ouders is ook een vorm van rouw:
“Rouw is een voorrecht. Het is een teken dat er liefde is geweest.”
Bio Ann De Craemer
- Geboren in 1981 in Tielt
- Debuut Vurige tong (2011) won de Gouden Uil-publieksprijs
- Latere romans: De seingever (’12), Kwikzilver (‘14)
- Werd in 2015 voorzitter van het Heerlijk Helderpanel van Hautekiet (Radio 1)
- Had jarenlang een column in De Morgen
- Startte dit jaar taalbureau Tikgoud op
- Brengt nu Hersenorkaan uit, over haar depressie
Lees ook
Wie met vragen zit over zelfdoding kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op www.zelfmoord1813.be
Bron: De Standaard