Benny Lindelauf is een van de boeiendste schrijvers van het moment. Hij is een jeugdauteur die evengoed volwassenen aanspreekt, maar daarbij gaat hij niet op zijn hurken zitten.
Veerle Vanden Bosch – De Standaard
“Het gaat niet alleen om mooi schrijven, ik wil dat er ook mooi gelezen wordt.”
Benny Lindelauf
Schrijven is een ontdekkingsreis, vindt Benny Lindelauf. En dat bedoelt hij niet heel romantisch.
“Het is driekwart van de tijd tobben. De rest van de tijd ben je op weg naar de uitgang en dat is een fijn gevoel, maar om daar te komen moet je wel eerst doorheen die tobfase.”
Het is niet eens zozeer dat gepieker dat schrijven moeilijk maakt, aldus Lindelauf.
“Wel de angst die eronder ligt: dat je niet voorbij het punt zal raken waarop je het niet snapt, of niet weet waar het naartoe moet.
“Ik vergelijk het weleens met hoe Christoffel Columbus op weg ging met niet meer dan een idee van waar hij naartoe wilde.
“Ik weet: het gaat ongeveer daar en daar over, maar veel dingen weet ik nog niet. Het is de hele tijd proberen te begrijpen wat je aan het doen bent.
“Op het moment dat het inzicht komt, ben je eigenlijk al op weg naar huis. Dan komen er momenten waarop je vliegt, en dat is verslavend.”
Bio
- Benny Lindelauf (1964)
- Hij is een van Nederlands meest bekroonde jeugdauteurs.
- Hij ontving onder andere de Thea Beckman-prijs, de Zilveren Griffel en de Woutertje Pieterse Prijs.
Lindelauf is een van de interessantste Nederlandse jeugdauteurs.
Hij scheert al jaren hoge toppen met parels als Negen open armen en De hemel van Heivisj: een tweeluik over een arm, maar liefdevol gezin in Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Met Hoe Tortot zijn vissenhart verloor, een originele parabel over de uitzichtloosheid en absurditeit van oorlog.
En Hele verhalen voor een halve soldaat, een raamvertelling die je als een vervolg daarop kunt zien.
Lindelauf is een rasverteller, die uitstekend weet te navigeren in die woeste wateren van het schrijverschap. Zijn boeken zijn even muzikaal als meeslepend.
U wist al heel vroeg dat u schrijver wilde worden. Wie heeft dat zaadje bij u geplant?
“Ik genoot met volle teugen van de verhalen die mijn Limburgse oma vertelde. Ze was de poort naar een andere tijd.
“Ze vertelde geen wereldschokkende dingen, het ging heel vaak over streken die ze uithaalde. Ze hield erg van een grap.
“Maar ze had het over een tijd waarin ik zelf niet had geleefd en daar was ik ontzettend nieuwsgierig naar.
“Ik was ook diep onder de indruk van de impact die een verhaal kan hebben. Als schrijver wil ik ook bereiken dat mensen verdwijnen in wat ik schrijf.
“Mijn oma en tantes vertelden vaak samen, het was een gemeenschappelijk iets, ze probeerden elkaar voortdurend vliegen af te vangen.
“Ze konden heftig discussiëren over onbenullige dingen die er voor het verhaal niet eens toe deden: ‘Nee, dat was geen streepjes- maar een bloemetjesbank.’
“Met dat soort orale vertellingen ben ik opgegroeid.”
“De nonnen van de lagere school in onze buurt hadden ook een bibliotheekje. Het idee dat er verhalen bestonden die je uit een kast kon trekken, was magisch. Al mocht ik eerst alleen jongensboeken lezen.
“Ik had al snel door dat ik de meisjesboeken interessanter vond: ze gingen over emoties en onderwerpen waarin ik me meer herkende. Uiteindelijk gingen de nonnen overstag.
“Dat alles heeft me op de weg naar het schrijverschap gezet, al heb ik flink wat omwegen gemaakt voor ik daarbij uitkwam.
“Ik kon van alles, maar was nergens echt heel goed in, behalve in schrijven. Ik herinner me nog dat ik op mijn 27ste in mijn dagboek schreef: ‘Ik weet nog steeds niet waarom ik hier ben.’
“Kort daarop kwam het antwoord, nadat ik drie jaar out was geweest met het chronisch vermoeidheidssyndroom.”
In Lindelaufs jongste boek, De vrouw en zijn hoofd, krijgt een ouder stel slecht nieuws: de levensdagen van de man zijn geteld, zijn hoofd wil nog wel, maar het lijf niet meer – een onherroepelijke diagnose.
Wat volgt, is geen drama. “Het is wat het is”, zegt de man.
De dokter stelt een drastische ingreep voor, waarop de vrouw naar huis gaat met enkel het hoofd van de man.
Als ze hem even weglegt om te stofzuigen raakt ze hem weleens kwijt, maar verder valt nog genoeg te genieten op hun favoriete bank bij de rivier of bij de pruimenboom in hun tuin.
Tot de herfst komt en de vrouw begint te tobben, de weg kwijtraakt en niet meer weet hoe ze sokken moet breien: “Haar lijf wil nog wel, maar het hoofd niet meer.”
Lindelauf: “Ik heb me gebaseerd op het verhaal van mijn schoonvader. Toen hij ziek werd, heb ik met verbazing staan kijken naar de kalmte waarmee hij reageerde op de boodschap dat er niets aan te doen was.
“Mijn schoonfamilie is vrij nuchter. De kracht daarvan is dat je de blik op het leven blijft richten in de plaats van dat je wordt overspoeld door het drama van: de dingen gaan aflopen, het wordt alleen maar minder.
“Hij reageerde anders: ‘Er is dus niets meer aan te doen, moeten we daar nog meer over zeggen? Zie je dat vogeltje daar in die boom zitten?’
“Hoe hij omging met het onvermijdelijke en bleef kijken naar wat er wél nog kon, was bijzonder.
“Toen hij stierf, vroeg mijn schoonfamilie me om de dienst te leiden en iets te vertellen. Toen heb ik de oerversie van De vrouw en zijn hoofd geschreven.
“Een jaar later kwam ik die tekst terug tegen en ik dacht: misschien kunnen mensen hier iets aan hebben, want vroeg of laat komt iedereen wel eens zo’n situatie tegen.
“Voor mij gaat dit boek over veerkracht.
“In mijn familie moet de onderste steen worden bovengehaald en alles moet worden benoemd, dan gaat het over de pijn doorvoelen.
“Zo kun je ernaar kijken, maar ik vond het een verademing dat je ook kunt reageren zoals mijn schoonvader deed.”
De vrouw en zijn hoofd is een prentenboek voor volwassenen. Dat is een vrij zeldzaam genre.
“Het is natuurlijk een niche, maar ik wist gewoon dat er beeld bij moest. En ik wist ook dat de illustraties van Ingrid Godon moesten komen. Ik had Ik wou gelezen, een boek dat ze met Toon Tellegen heeft gemaakt. Ik vind haar portretten fantastisch.
“Ze las mijn tekst en reageerde de volgende dag al. Ze had het gevoel dat het ook over haar ging – ze heeft haar man verloren.
“Dat moet je hebben: een illustrator die zich persoonlijk laat raken door een verhaal en er heel eigen beelden tegenover plaatst.
“Het zijn heel sobere illustraties, waarin toch veel emotionaliteit schuilgaat.”
“Ik zoek altijd naar autonome kunstenaars.
“Ik vind het bijzonder dat ik door mijn werk in aanraking kan komen met zo’n bijzondere mensen als Ingrid Godon en ook met Ludwig Volbeda, die de beelden maakte voor Tortot en Hele verhalen voor een halve soldaat.
“Mensen die in een andere discipline eenzelfde soort weg afleggen: iedere keer jezelf opnieuw uitvinden en nadenken over wat op dit moment belang heeft en op dit moment geschreven of getekend wil worden.”
Je zou het ook een leeftijdloos verhaal kunnen noemen. Dat heeft het gemeen met wel meer van uw boeken.
“Nee. Ik ga uit van wat ik wil schrijven en waar ik enthousiast van word. Het enige wat telt, is dat wat ik schrijf zijn eigen stem heeft.
“Ik houd me niet bezig met de leeftijd van mijn lezers. Het is de taak van de uitgever om daarover na te denken.
“Al is het voor uitgevers wel ingewikkeld dat ik niet goed plaatsbaar ben. Maar ik heb me er volledig mee verzoend dat ik nooit een bestseller zal schrijven.”
Waarom is oorlog zo prominent aanwezig in uw werk?
“Om verschillende redenen. Negen open armen en De hemel van Heivisj spelen zich af in de tijd dat mijn grootmoeder jong was, dus moest ik het er onvermijdelijk over hebben.
“Vanaf Tortot is er een boosheid ingeslopen over dat we maar niet in staat blijken de dingen op een andere manier op te lossen, terwijl het geen fuck uithaalt en er zoveel problemen zijn in deze wereld die zoveel aandacht nodig hebben.
“Het is ook een onderzoek in taal van wat ik godzijdank vooralsnog niet op een andere manier hoef te onderzoeken. In onze landen is geen oorlog, maar er is heel weinig voor nodig om dat te doen kantelen, denk ik.”
“Ik hoop altijd dat de lezers van mijn boeken iets van de schoonheid van taal kunnen beleven of kunnen verdwijnen in het verhaal, even ergens anders kunnen zijn, even afstand kunnen nemen van het lichaam waarin ze nu eenmaal zitten.
“Maar de wereld is zoals ze is, daar kan ik niet aan voorbij. Net zoals je er in De vrouw en zijn hoofd niet aan voorbij kan dat mensen doodgaan aan ziekte.
“Misschien wil ik daar iets tegenover plaatsen.”
Uw boeken hebben vaak iets archetypisch, alsof je een verhaal leest dat er altijd al is geweest. Wat trekt u daarin aan?
“Dat heeft te maken met dat even ergens anders willen zijn. Zoiets kan alleen als een verhaal niet te veel tegen de realiteit aan schurkt.
“Toen ik voor het eerst Honderd jaar eenzaamheid las van Gabriel García Márquez was ik achttien. Ik snapte er de helft niet van en vond het een heel vreemd, maar ook mateloos fascinerend boek. Het katapulteerde me in een andere wereld.
“Tegelijk kon ik wel mee met de vrijheid die de schrijver nam om zes personages allemaal dezelfde naam te geven, en iemand te laten zweven.
“Om gewoon te zeggen: dit is een wereld waarin ik bepaal wat er gebeurt en hoe ze eruitziet.”
Als mensen u een compliment geven, zoals “dit is mooi geschreven”, dan antwoordt u wel eens: “ja, maar ik wil dat er ook mooi gelezen wordt”. Wat bedoelt u daarmee?
“Je doet het samen.
“Ik realiseer me dat ik dit zeg in een wereld die minder talig wordt. Kinderen komen minder in contact met taal in boeken.
“Ik vermoed dat daardoor iets belangrijks verloren gaat: samen zijn in een boek en samen het verhaal bouwen.
“Ik kan de helft van de brug bouwen, maar de andere helft is voor jouw rekening, ik heb je verbeelding nodig.
“Ik geef iets, maar vraag ook iets. Ik kan niet bestaan zonder die lezer en heb ook niet de behoefte om die hele brug neer te leggen, dan heb je een ander soort leeservaring.
“Ik moet goeie woorden kiezen en jij moet goeie woorden lezen. Een boek lezen vraagt focus.
“Maar wat doen onze smartphones met onze hoofden? We weten het nog niet precies, we hebben die dingen nog maar veel te kort, maar alle tekenen wijzen erop dat het onze aandachtsspanne niet ten goede komt.”
Bron: De Standaard