Een halve eeuw na zijn dood is de Vlaamse literatuur nog altijd niet in het reine met Roger Van de Velde. Een nieuwe editie geeft weer de kans hem te leren kennen.
Marc Reynebeau – De Standaard
4 juli 2020
Leestijd: 5 min
Er zijn van die schrijvers die – excuseer – maar niet willen sterven.
Zoals Roger Van de Velde (1925-1970), die bij zijn dood op het terras van een café in de Statiestraat in Antwerpen vier boeken uit had, drie verhalenbundels en het pamflet Recht op antwoord – geen groot oeuvre.
Na zijn dood verscheen nog nagelaten werk. Anders dan bij veel van zijn tijdgenoten komt er van zijn werk nog geregeld een nieuwe editie uit.
Zoals van de verhalenbundel De knetterende schedels (1969), pas weer uitgegeven met het pamflet erbij, net als in 2001.
In 2012 schreef Erik Vlaminck een toneelstuk over Van de Velde; in 2017 draaide Kris Verdonck een kortfilm naar de verhalenbundel.
Het literaire blad Deus ex Machina heeft net een themanummer over Van de Velde uit; Ellen Van Pelt publiceert in november zijn biografie en brengt er voorproefjes van in Deus ex Machina en in het jongste nummer van het literair-historische tijdschrift Zacht Lawijd.
Van de Velde blijft rondwaren. De herinnering is met hem nog niet klaar.
Verslaafd
Roger Van de Velde, journalist bij De Nieuwe Gazet (de Antwerpse editie van Het Laatste Nieuws), was verslaafd aan Palfium R875, een pijnstiller die erg verslavend bleek te zijn.
Maar hij bleef de pillen slikken, vervalste doktersvoorschriften, belandde vanaf 1962 meermaals in de gevangenis en de psychiatrie en stierf uiteindelijk in 1970, 45 jaar oud, op dat terras.
Zijn stash valse doktersbriefjes zat in een plastic zak begraven achter een bank in het Antwerpse stadspark.
Iedereen wist wat er met hem aan de hand was. Daar ging zijn werk ook over.
Maar uiteindelijk kon niemand hem ‘redden’, niet van de verslaving, niet van de internering, niet van de dood.
Met een petitie hadden vrienden wel zijn vrijheid kunnen afdwingen, maar voor hem was de vrijheid op.
Valt nu nog iets goed te maken?
In Recht op antwoord spreekt, vaak op een sarcastische toon die amper op kan tegen de diepe ellende die erin is verwoord, iemand die wist wat het betekende om geen recht van spreken te hebben.
Niet toevallig kreeg hij enkele weken voor zijn dood nog de Arkprijs van het Vrije Woord.
Als gevangenisklant en geïnterneerde miste hij niet alleen de vrijheid, hij kreeg er een publicatieverbod bovenop.
Dat kreeg veel minder publieke aandacht dan de censuurkwesties die tot reuring leidden als het artistieke wereldje nog eens ‘een gewaagde kwajongensstreek’ had uitgehaald.
Met de diagnose van ‘erge geestesstoornissen’ werd Van de Velde in de vergeetput van de internering aan zijn lot overgelaten.
De Belgische staat wordt internationaal nog geregeld gehekeld voor hoe hij met geïnterneerden omgaat.
Dat geeft Van de Velde zelfs actualiteitswaarde, maar het zegt weinig over de betekenis van zijn literaire werk.
De aandacht die hij in zijn laatste levensjaar kreeg, had minder te maken met literatuur dan met de sensatie die Recht op antwoord had uitgelokt.
Tekenend is dat toen in 1980 een bundeling van zijn werk verscheen, ze de titel Recht op antwoord & al het andere proza kreeg.
Paradoxaal genoeg had het pamflet, hoe krachtig en erudiet ook, van hem definitief ‘een geval’ gemaakt, net die status die hij met zijn literatuur had willen overstijgen.
Waardigheid
Zijn bekendste en literair ook meest voldragen werk, uit zijn vijf, zes laatste levensjaren, ontleent zijn thema’s aan zijn verslavingen en aan het justitiële universum waarin hij belandde.
Terwijl psychiaters zijn schrijven als een symptoom van zijn ziekte zagen, ervoer hij literatuur net als een ‘bevrijding’, een manier om mentaal te overleven en zijn ‘menselijke waardigheid’ te handhaven.
Maar daarmee begon zijn schrijverschap niet. Hij publiceerde al veel langer in literaire bladen, schreef hoorspelen voor de radio, en zelfs, onder pseudoniem, softporno zoals Liefde is geen koehandel.
Recht op antwoord gaf voor het publiek een autobiografische verantwoording aan zijn literatuur. Wat hij beschreef, was ‘echt’ en niet zomaar verzonnen door, o paradox, een zieke geest.
Kennelijk was die legitimering nodig om zijn werk geloofwaardig te maken. Al is ze onrechtmatig omdat realisme geen literair kwaliteitsoordeel kan zijn – daar dienen kranten voor.
Zoals Gerard Reve ooit zei: echt gebeurd is geen excuus.
De titel van zijn bundel Galgenaas (1966) situeert de personages al. Ze zetten ook in De knetterende schedels de toon: de misfits, outcasts, moordenaars, dieven, oplichters en toxicomanen wier leven hij deelde in de gevangenis.
In andere prozabundels, zoals De slaapkamer (1967) of Kaas met gaatjes (postuum, 1970), beschrijft Van de Velde hoe ‘gewone’ mensen opbotsen tegen sociale conventies en hun geluk zien kapseizen omdat hun dromen altijd stuiten op hun beperkingen.
Grenssituaties
Van de Velde schreef in een soepele, zuinige en observerende stijl, die wel vaker is vergeleken met die van Willem Elsschot – overigens een vroege bewonderaar van Van de Velde.
Zo ontwikkelde zijn proza zich, weg van de abstracties, de veralgemeningen en de exposés.
In die toenemende precisie van zijn schrijven portretteerde Van de Velde met deernis mensen in grenssituaties, met de ‘onderwereld’ als spiegel en keerzijde van de samenleving.
Dit proza is schatplichtig aan de tijdgeest, maar getuigt er ook over. Het roept een tijdperk op waarin de maatschappelijke individualisering haar eigen illusies over de vrijheid nog moest ontdekken. De stijl belet, zeker in het latere proza, dat het gedateerd zou zijn.
Een centrale vraag in het werk van Van de Velde is wat in het bestaan ‘normaal’ is en hoe de menselijke conditie daarmee te rijmen valt wanneer ideaaltypische normen opbotsen tegen de omstandigheden, gevoeligheden, beperkingen en zwakheden waar concrete mensen mee moeten leven.
Zoals verslaafd zijn en daar geen uitweg uit zien.
Hij gaf het antwoord in Recht op antwoord:
‘Ik weet dat ik abnormaal ben, ik kom er vrankweg in het openbaar voor uit, en ik ben er zelfs een beetje fier over want ik beschouw het als een watermerk van mijn menselijke factuur.’
Lees ook
Lees meer berichten van
Marc Reynebeau
Bron: De Standaard