Wim Distelmans – Ik heb absoluut doodsangst. Ik leef te graag. Als ik er soms aan denk, dan duw ik dat weg


De dingen die we hebben, wat vertellen die over wie we zijn en over de weg die we hebben afgelegd? Voor deze interviewreeks vragen we mensen om acht voorwerpen te kiezen die ze niet kunnen missen. Deze week: kankerspecialist en VUB-professor in de palliatieve geneeskunde Wim Distelmans.

Guinevere Claeys – De Standaard

18 januari 2025

Leestijd: 20 min


De Brusselse straat waar Wim Distelmans woont – goed verborgen, smal, doodlopend, kasseien, vijf witte, prachtig raadselachtige landhuizen uit de jaren twintig van de vorige eeuw – lijkt een zeldzame microkosmos. Een filmset bijna. Het vergt zelfs enig verdapperen om zomaar binnen te dringen in dit universum dat zo haaks lijkt te staan op dat van de drukke steenweg waar je net vandaan komt.

Het klopt natuurlijk helemaal dat Wim Distelmans, de oncoloog die al jaren strijd levert voor een waardig levenseinde, net in deze haakse positie thuiskwam.

Het huis kent hij al veel langer dan de zeven jaar dat hij er nu woont. Ooit was hij in deze straat op bezoek bij een kennis, en ook hij was meteen gefascineerd door deze zonderlinge plek, en door dit huis in het bijzonder.

Het was sindsdien een verre droom om het te kopen als daar ooit de kans toe zou zijn. Jaren later stuurde zijn dochter Thaïs, die van die droom helemaal niet op de hoogte was, hem een foto van een Te koop-bericht dat aan het prikbord hing in het UZ Brussel, waar ze die dag ook al heel toevallig moest zijn.

“Misschien spreekt dit jou wel aan?”, schreef ze erbij.

“Dat is toch bijna niet geloven?”, zegt Distelmans, terwijl we gaan zitten aan de grote tafel in de keuken.

“Het verhaal erachter vind ik altijd bijna net zo overtuigend als het eigenlijke ding. Ook met dit huis. Ik koester dat schitterende toeval dat mijn dochter uitgerekend dít huis heeft getipt. En ik vind het ook schoon dat het op zich heeft laten wachten. Want ik hou enorm, misschien zelfs bovenal, van de zoektocht en het verlangen.

“Ik heb me op zich nooit bekommerd om materiële dingen – een chique auto, dat interesseert me geen fluit. Ongetwijfeld heeft het vak daar mee te maken. Ik word elke dag geconfronteerd met het feit dat al die dure spullen er nog maar zeer weinig toe doen wanneer het doek begint te vallen.

“Maar ik hou wél hartstochtelijk van schoonheid, van mooie objecten, en ik hou ervan om die te ontdekken en te verzamelen.

“Ik ben verslaafd aan de Troc-winkels, in Frankrijk nog meer dan hier. Ik heb er zo eens een magnifiek authentiek tornooischaakbord gevonden voor tien euro. Tien euro!”

Wim Distelmans is niet spaarzaam met uitroeptekens. Hij is ongehinderd voluit. In enthousiasme, in verontwaardiging, in herinneren (hij vertelt met een intimiderend wakker geheugen), in twijfelen, in zoeken.

Ook naar wat of wie hij wou worden, is het een lang en intensief zoeken geweest.

“En helemaal aan het begin van die zoektocht stond dit.”

Wim Distelmans
© Eva Donckers

1. Een zelfgemaakte filmklapper

“Een filmklapper. Ik heb die nog zelf gemaakt voor de film die ik op mijn zeventiende heb gedraaid. Kalverliefde was de titel, jawel, opgenomen met een 8-millimetercamera, zonder klank dus.

“Het was een coming of age-verhaal, over verliefd worden en van die toestanden, met een licht absurdistische ondertoon en veel humor. Genre Jacques Tati, tenminste: een poging daartoe.

“Maar we waren er best tevreden mee en toen hebben we hier en daar wat geld ingezameld, en hebben we de film heropgenomen op 16 millimeter, mét klank dus. Die versie heb ik kunnen verkopen aan de toenmalige BRT, en zelfs aan de Deense televisie. Stel je voor!”

En je was zonder enige opleiding aan die film begonnen?

“Ah ja. Ik was zeventien, en ik had Latijn-wiskunde gevolgd. Maar ik was bezeten door film en cinema, en ik had er wel wat boeken over gelezen.

“Ik was erg gemotiveerd, ik wou daar absoluut in verder. Maar mijn vader leek dat geen goed idee. Zelf was hij fotograaf. In zijn jonge jaren was hij nog persfotograaf geweest, maar toen leerde hij mijn moeder kennen en verwachtte zijn schoonvader een vast inkomen.

“Dus is hij een winkel moeten beginnen – trouw- en communiefoto’s en van die dingen. Later is hij nog populaire-wetenschappelijke boeken beginnen schrijven, heel succesvol, in achttien talen vertaald. Ja, die gast heeft toch ook wel een speciaal parcours afgelegd.

“Maar dus, mijn vader deelde mijn fascinatie voor film, en toch raadde hij het af. ‘Je zal je hele leven bezig moeten zijn met geld zoeken voor je projecten.’

“En wat ik ben ik nu mijn hele leven in deze job al aan het doen? Juist: geld zoeken (lacht).”

Al spijt gehad dat je toen geen filmstudies hebt gedaan?

“Helemaal niet. Ik zit zo niet in mekaar. Je leeft vooruit, hoogstens kun je af en toe wat vertragen en bijsturen. Dat heb ik trouwens ook gedaan na mijn eerste drie jaar geneeskunde.”

En wat had jou voor geneeskunde doen kiezen?

“Ha. Alweer cinema. Het was het jaar 1970, ik had werkelijk nog geen benul. En toen zag ik de film M.A.S.H., over twee chirurgen die met veel humor de moraal hoog proberen te houden tijdens de Koreaanse oorlog, en het licht ging aan.

“Dát zag ik mezelf ook wel doen, in zo’n veldhospitaal het volle leven in de ogen kijken, en blijven lachen. Donald Sutherland achterna heb ik me zo ingeschreven voor geneeskunde. (lacht)

“Maar na drie jaar aan de universiteit in Antwerpen bleek dat allemaal toch minder tot de verbeelding te spreken en sukkelde ik in een zware existentiële crisis. Ik wist het niet meer. Waar was ik naar op weg? En toen heb ik dus beslist om even te vertragen.

“Ik ben een jaar naar Frankrijk gegaan en de eerste zes maanden ben ik daar, ergens diep in de Alpes-Maritimes, schapen gaan hoeden. Ik ben ervan overtuigd dat het áltijd loont om er af en toe uit te stappen, afstand te nemen, en vanop die afstand te kijken naar wat je aan het doen bent.

“Concreet hield ik me daar bezig met vier dingen: schapen hoeden, Gauloises zonder filter roken, schapenkaas eten en Ricard drinken.

“Die eerste drie waren geen blijvers, dat vierde was het wél.”

Wim Distelmans
© Eva Donckers

2. Ricard na de maaltijd

“Kijk daar achter je op de kast, daar alleen al staan drie Ricard-kannetjes.”

Hij staat op, begint rond te lopen, trekt kasten open.

“Overal, Ricard-spullen. Glazen, kannen, zelfs een zonnebril. Als ik ergens iets van Ricard zie liggen op een vlooienmarkt, dan pak ik dat mee. Het is onnozel, ik weet het, maar het is zo plezant. Met zoeken wil ik nooit klaar zijn.”

En het gaat dus niet zomaar om pastis, maar wel heel specifiek om Ricard?

“Ik drink die zelf het liefst, maar dat is natuurlijk subjectief. De anijssmaak van een pastis is op zich al zeer uitgesproken. Zoals koriander. Je bent er verzot op, óf je krijgt het niet binnen.

“Het is een smaak waar ik al een leven lang in thuiskom. Ik drink het zelf met wat ijs, en lichtjes aangelengd met water, maar er zijn er ook die het zuiver drinken.

“Ik heb trouwens een fantastische non-alcoholische versie ontdekt. Deze hier. Apéro Anisé van Marie Galante. Je moet eens ruiken. Echt lekker en ook nog eens suikervrij.”

Wim Distelmans
© Eva Donckers

“En als je toch gewoon voor Ricard gaat, of in elk geval pastis, dan heb ik nog deze tip. De meeste mensen drinken het als aperitief, maar probeer het ook eens ná de maaltijd, al zeker als je zwaar getafeld hebt. Je zult het zien: na een kwartier ben je een nieuwe mens.

“Dat heeft meerdere redenen, maar kort samengevat komt het hierop neer: de anijs komt van zoethout, en dat bevat stoffen die een scheikundige gelijkenis hebben met carbenoxolone, een product dat vroeger gebruikt werd bij mensen met maag- en slokdarmzweren.

“Het kalmeert, legt een filmpje op de maag- en darmwand, houdt zure oprispingen tegen. En dan is er nog de alcohol die de nervus vagus prikkelt, en de vertering stimuleert. Je zal versteld staan van het wonderbaarlijke effect van die dubbele werking.

“Het is een medicijn, zeg maar, het zou terugbetaald moeten worden!”

“Ik maak, voor alle zekerheid, natuurlijk maar een grapje. Maar Ricard na de maaltijd in plaats van ervoor: dat raad ik wél aan in alle ernst.”

Hij glimlacht.

Wim Distelmans
© Eva Donckers

3. Een zelf bedacht kistje voor sigaren

“En nu ik dan toch minder gezond bezig ben, hier: de Havana-sigaar. Ik rook niet, behálve Havana’s, en dan nog maar een paar keer per jaar.”

Bij welke gelegenheden dan?

“Altijd in de zomer, want ik rook niet binnen. ’s Avonds op het terras, bij voorkeur met een Cubaanse rum erbij – je kunt je sigaar daar zelfs even kort in doppen. Je moet op je gemak zitten, want je bent toch wel een uur bezig.

“De beste Havana is voor mij de Cohiba, de sigaar van mijn jeugdheld Che Guevara trouwens. De smaak en de geur vind ik fantastisch. Dat heeft, net als wijn, gewoon ook maar met terroir te maken. En in Cuba is die natuurlijk niet te evenaren.”

“Een jaar geleden was ik er nog eens samen met mijn partner Sonja Snacken, en heb ik er weer een hele voorraad sigaren gekocht.

“Ik blijf ook graag hoesjes kopen – de beste zijn binnenin van cederhout, dat ondersteunt de smaak. En dan komt het er na terugkeer op aan die sigaren zo goed mogelijk te bewaren.”

Je hebt een humidor?

“Zeker. De beste die je kan hebben. Wacht, ik haal hem er even bij.”

Hij komt terug met een plastic bakje vol sigaren en een kleine speciale constructie.

“Mijn zelfgemaakte humidor. Je neemt een bakje dat je goed kan afsluiten, en daarin stop je, in een plastic zakje, een stuk afgesneden natte spons. Meer is het niet. Je sigaren blijven vers, net vochtig genoeg. Zo simpel, en het werkt veel beter dan al die chique, dure humidorkisten.”

Wim Distelmans
© Eva Donckers
Waar heb je dat ontdekt?

“Ik heb dat zelf bedacht. Erg vernuftig is dat niet hé. (lacht) Je kan veel zelf bedenken. Je moet er alleen wel aan dénken dat je dat kan.”

Wat heeft je ooit sigaren doen roken?

“Ik begin voorspelbaar te worden: cinema, alweer. Toen Sergio Leone, op dat moment nog onbekend als regisseur, A fistfull of dollars wou maken, dacht hij eerst aan Charles Bronson voor de hoofdrol, maar die zag dat niet zitten. Henry Fonda evenmin.

“Uiteindelijk kwam hij uit bij de jonge, nog vrij onbekende Clint Eastwood. Die was pas dertig en gladgeschoren, en miste nog wat ruwe mannelijkheid, dus zei Leone: laat je baard staan en rook een sigaar. Zo heb ik het letterlijk gelezen in Leone’s memoires.

“De film werd een immens succes, en dat heeft de sigarenindustrie een gigantische boost gegeven. Ook in België, alle mannen die de film hadden gezien, lieten hun baard staan en begonnen sigaren te paffen.

“Ik ook. Een baard had ik wel al.” (lacht)

Wim Distelmans
© Eva Donckers

4. Een symbolische dollar

“En nu we het over dollars hebben, kunnen we misschien overgaan naar dit hier: een symbolische, ingekaderde dollar.

“Maar daarvoor moet ik eerst nog even mijn verhaal van daarnet afmaken.

“Na zes maanden schapen hoeden zuchtte de opperherder op een dag ‘Il fait chaud’, waarna hij omhoog keek naar de zon en dood neerviel. Een behoorlijk dramatisch gebeuren dat een abrupt einde maakte aan mijn herdersdagen.

“Maar intussen had ik daar een nieuw lief leren kennen, en zij werkte als kassierster in een dure privéclub in Monaco.

Grace Kelly, prins Reinier, Alain Delon, Jean-Paul Belmondo, de hele beau monde van die tijd zat er. “

“Die club bleek op zoek naar een maître-nageur die ook een woordje Engels sprak, en dankzij mijn lief kon ik meteen beginnen.”

Badmeester in Monaco zowaar.

“Daar was op zich weinig glamoureus aan. Het kwam vooral neer op het zwembad proper houden en de condooms uit de kleedcabines verwijderen.

“Maar sommige scènes waren wel memorabel. Zoals die keren dat ik discreet met een handdoek naast Grace Kelly naar het zwembad moest wandelen, omdat zij vond dat ze wat cellulitis op haar bovenbenen had.

“Ik heb ook geregeld op haar kinderen gepast wanneer ze eens wat langer aan de bar wou blijven hangen.

“De broer van prins Reinier, die de financiën van Monaco beheerde, heeft me nog gevraagd om als croupier in het casino te werken – daar kwam al het geld binnen. Maar ik heb dat vriendelijk geweigerd. Het verdiende erg goed, maar al wat erbij kwam kijken, leek me niets voor mij.”

Wat kwam erbij kijken?

“Een specifieke dresscode met spannende jeans en wit hemd, je moest je bovendien verplaatsen met een Harley Davidson, en er werd ook verondersteld dat je mee coke snoof met de gasten. Dat hoorde er allemaal bij, maar dat hoorde niet bij mij.

“Met mijn lief heb ik toen veel lange avond gesprekken op het strand gevoerd, en we hebben mekaar zowat weer op de sporen gekregen.

“Zij heeft me aangemoedigd om mijn studies weer op te pikken, ik haar om verpleegkunde te studeren. Later zou zij als verpleegkundige prins Reinier verzorgen bij zijn longkanker.

“Zo ben ik dus teruggekeerd naar België om verder te studeren, maar dan wel aan de VUB en dat was al een verademing.

“En toen was ik afgestudeerd en wist ik het nog altijd niet. Eerst heb ik een jaar als huisarts gewerkt in Hoboken, daarna tropische geneeskunde gestudeerd, en aansluitend ben ik als assistent begonnen bij een professor die onderzoek deed naar de slaapziekte.

“Ik merkte dat onderzoek wel iets voor mij was, en toen ik hoorde dat ze bij Janssen Pharmaceutica een arts zochten voor fundamenteel kankeronderzoek, heb ik niet getwijfeld.

“Daar hebben we ook echt een middel, met een nieuwe invalshoek, tegen kanker ontdekt. Maar Janssen wou dat zelf niet verder ontwikkelen, want dat stond te ver af van hun specialisatie.

“Dus hebben ze de licentie verkocht aan een Japans farmaceutisch bedrijf. En omdat ik zelf een werknemer was, was ik verplicht om mijn patent aan het bedrijf over te dragen.”

Wim Distelmans
© Eva Donckers
Zomaar?

“Wel. Niet zomaar dus: ik heb er deze symbolische dollar voor gekregen. (lacht)

“Ach kijk, ik heb er toen hard om gelachen, en ik lach er nog altijd om. Ik ben daar trouwens niet lang meer gebleven. Paul Janssen had de firma verkocht aan Johnson&Johnson, en ik voelde de bui hangen.

“Die Amerikanen zouden niet geïnteresseerd zijn in fundamenteel kankeronderzoek, want dat kost te veel en brengt te weinig op. Dus ben ik naar de VUB vertrokken, waar ik me kon specialiseren in oncologie en een doctoraat afwerken.”

En als oncoloog kwam die focus op een waardig levenseinde er vanzelf?

“De helft van de kankerpatiënten ging toen nog dood, en voor hen werd niets gedaan. Er was zelfs amper pijnbestrijding.

“Ik herinner me, eind de jaren 1980, toen ik nog in opleiding was als oncoloog, dat ik op stage met de artsen mee op ronde ging langs de patiënten, en wanneer die bij een kamer kwamen waar iemand lag voor wie geen hulp meer kon baten, dan stapten die daar gewoon niet meer binnen. Dat vonden ze zonde van hun tijd.

“Die stapten die deur zó voorbij. Ik wist niet wat ik zag!”

Wim Distelmans
© Eva Donckers

5. Een bijbel over het levenseinde

“En zo is het begonnen.”

Met verontwaardiging.

“Absoluut met verontwaardiging. Stel je voor dat het je moeder is die daar ligt, of je vrouw, of eender welke geliefde.

“Ik kon dat niet aanzien. We zijn toen in Engeland de stiel gaan leren, want daar bestond palliatieve zorg wél al.

“Ik blijf de VUB dankbaar voor het vrije denkklimaat waarbinnen we alles hebben mogen uitdenken. Ze hebben ons laten doen en dat was niet evident.

“En toen kregen we ook nog eens Caroline Pauwels.” Hij stokt even.

“Wat een geschenk zij was. Als rector, als mens.

“Maar dús, die bewegingsvrijheid is een voorwaarde geweest om dat waardig levenseinde te kunnen uitwerken zoals we dat nu kennen.”

En daar is euthanasie ook maar één onderdeel van.

“Exact. Een waardig levenseinde bestaat uit zo veel meer mogelijkheden dan euthanasie alleen.

“Ik blijf dat beklemtonen, want ik weet dat ik altijd in de hoek van euthanasie word geduwd. Maar dat is nu eenmaal omdat elke uitspraak daarover de pers haalt, en over palliatieve zorg veel minder. Dat heb ik ook maar gaandeweg ontdekt.

“Ik ben in mijn communicatie een tijdje te naïef geweest. Ik dacht altijd dat mensen wel de volledige context zagen en begrepen.

“Ik heb zo ooit, in 1993, een interview gegeven aan jouw collega Inge Ghijs, en daarin sprak ik vrijuit, té vrijuit, over alles waar we mee bezig waren, ook over euthanasie.

“De maandag na de publicatie kwam de toenmalige directeur van het UZ Brussel bij me en die zei: ‘Als je juridische bijstand nodig hebt, dan zullen wij dat betalen.’

“Ik viel compleet uit de lucht. Ik had geen benul van wat er op mij afkwam.”

Maar dat werd snel duidelijk.

“De reacties bleven maar komen, ik was op slag berucht in Vlaanderen.

“En een van die vele mensen die gereageerd hadden, zou een vriend voor het leven worden. Professor moraalwetenschappen aan de UGent Hugo Van den Enden, kompaan van Etienne Vermeersch.

“Indrukwekkende denker, fantastische gast. Eerst prees hij mij in zijn reactie, vervolgens kwam hij met enkele punten van kritiek.

“Ik was zo geprikkeld en uitgedaagd dat ik met hem heb afgesproken en dat was het begin van een hechte vriendschap. Bleek dat hij toen een boek aan het schrijven was over de kwestie: Ons levenseinde humaniseren.

“Dat is verschenen in 1995, nog voor de euthanasiewet, en daarin staat al álles wat je moet weten. Ik heb dat verslonden, van buiten geleerd.

“In 2004 heeft hij op mijn suggestie een licht geüpdatete versie heruitgegeven. En onlangs, in 2023, nog eens.

“Dit boek was, is, en zal altijd mijn bijbel blijven. Ik heb me altijd graag omringd met van die vlijmscherpe geesten als die van Hugo Van den Enden.

“Je hebt ze nodig om je eigen denken mee te blijven slijpen.”

Wim Distelmans
© Eva Donckers

6. Een deugddoende blijk van erkenning

Ik vraag hem naar het kader dat naast het boek ligt, en hij aarzelt.

“Ik ben nog altijd niet zeker of dat er wel bij moet. Dit is een ereteken van de Vlaamse Gemeenschap, een zogeheten ‘erkenning van uitzonderlijke verdiensten’.

“Op zich hecht ik niet aan zulke dingen, maar deze deed wel deugd. Te voelen dat alle inspanningen ook officieel erkend worden. Want je krijgt natuurlijk heel veel en soms zeer uitgesproken reacties.

“Hoe vaak ik al niet voor moordenaar ben uitgemaakt, al dan niet expliciet.

“Op het assisenproces van Tine Nys (die euthanasie voor psychisch lijden had laten uitvoeren, maar van wie de familieleden later de uitvoerende arts en de twee geraadpleegde artsen aanklaagden, red.) moest ik getuigen als voorzitter van de Federale Commissie Euthanasie.

“De advocaat van de tegenpartij was mij zo hard aan het aanpakken dat de voorzitter is moeten tussenkomen.

“‘Meneer Distelmans zit hier als getuige, niet als beklaagde.’ Wat een tirade was me dat.”

Hoe intimiderend is dat nog?

“Niet. Ik laat daar mijn slaap niet meer voor. Ik ben het al zo lang gewoon. En van de patiënten krijg ik zoveel dankbaarheid, dat sterkt vanzelf. Maar goed, zo’n officiële erkenning bleek dan tóch ook wel deugd te doen.”

Wim Distelmans
© Eva Donckers

7. Een collectie olielampen

“En dan misschien nog eens over iets helemaal anders? Over licht?”

Zeer graag.

“Dit is nog zo iets wat ik verzamel. Olielampen. In Frankrijk, in de Périgord, waar we een vast plekje hebben, kwam ik op een vlooienmarkt een kerel tegen die in oude olielampen is gespecialiseerd. Hij speurt ze op, en hij restaureert ze.

“Ik vind ze schitterend. Wat een vernuftig systeem, je kan ze ook feller en zachter draaien, en tegenwoordig heb je er speciale, geurloze olie voor. Ideaal voor op het terras.

“Ze kunnen dagen aan een stuk branden, je hoeft er niet naar om te kijken. Al zijn ze niet makkelijk meer te vinden, moet ik toegeven.

“Ik prijs me gelukkig met mijn zeldzame leverancier in Frankrijk. We hebben er intussen zo’n tiental, echte authentieke stukken van begin vorig eeuw.

“Deze hier komt nog uit een maison close, een caberdouchke, uit Parijs. Je merkt het aan zijn subtiel, sfeervol schijnsel. (lacht)

“Schitterend toch?”

Wim Distelmans
© Eva Donckers

8. De armband om de linkerpols

En dan weet hij het niet meer.

“Ik had hier wat spullen bijeengesprokkeld zonder ze te tellen. Ik kom er eentje te kort. Misschien moet jij iets kiezen?”

Jouw armband? Je hebt er altijd een om de linkerpols.

“Nu je het zegt. Ik heb eigenlijk geen idee waarom. Omdat ik het gewoon ben? Ik denk dat ik dat Alain Delon voor het eerst heb zien dragen in Monaco. Al was dat nu niet per se iets wat me overtuigde, want Delon was een pain in the ass. Belmondo, dát was een toffe gast.

“Maar goed, ik draag dit dus al jaren. Ik heb er een twintigtal, denk ik, elke ochtend kies ik er een naargelang de dag en het humeur.

“Deze heb ik gekocht in Bilbao, bij een straat verkoper bij het Guggenheim museum. Ik was daar op een van onze reizen met LEIF, het LevensEinde InformatieForum.

“Elk jaar maken we een of twee studiereizen rond een bepaald thema, die keer in Bilbao werkten we rond identiteit.

“In een eerste symposium behandelen we het thema algemeen, in een tweede toegepast op het levenseinde.

“Wat als iemand door ziekte zijn identiteit verliest? Wat met wilsonbekwaamheid?

“Heel verrijkende reizen altijd.”

“En kijk, zo ben ik van het armband toch weer bij het sterven beland.”

Hoe vertrouwd ben je intussen met dat sterven?

“Met het sterven vrij goed. Maar niet met de dood. Die ken ik ook alleen maar van horen zeggen.

“Ik heb absoluut doodsangst. Ik wil niet dood. Ik leef te graag. En als ik er soms aan denk, dan duw ik dat weg. Daar ben ik niet origineel in.

“Wij doen allemaal alsof we oneindig zullen blijven leven.”

Misschien wel een levensnoodzakelijke zelfbegoocheling?

“Natuurlijk. Je móét abstractie maken van die eindigheid, anders word je zot. Zelfs mensen die terminaal zijn, die soms nog maar een paar weken hebben, die blijven dat doen.

“Zorgverleners met nog weinig ervaring kunnen daar wel eens van schrikken. Om patiënten te zien die rationeel wel weten dat ze het einde van het jaar niet zullen halen, en toch een reis naar Tenerife plannen voor volgende zomer.

“Er zijn collega’s die ervan overtuigd zijn dat patiënten maar beter eenduidig moeten aanvaarden dat ze doodgaan, maar het lijkt me fundamenteel des mensen om dat niet ten volle te willen doen.

“Ik ben dat zelf ook lang nog niet van plan. Ik ben tweeënzeventig en ik maak mezelf met plezier wijs dat het nog oneindig veel jaren doorgaat.

“Ik blijf ook gewoon voortwerken. Ik voel nog zoveel verontwaardiging. Er moet nog zoveel gebeuren.

“Én ik zou nog zo graag een film maken!”


Ons levenseinde humaniseren
Wim Distelmans, 'Het levenseinde in eigen regie', Uitgeverij Houtekiet, 199 p., 22,99 euro. Beeld RV
Het levenseinde in eigen regie

© Eva Donckers

Lees ook


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Welkom op Bluesky

Naar de website


Scroll naar boven