Peter Terrin – Een kind dat de ouderliefde niet beantwoordt, dat is heel pijnlijk


In zijn nieuwste roman, Nog lang geen winter, voert Peter Terrin (56) een hardlopende fotograaf op die vastzit in een parallel leven en eindelijk de band met zijn dochter aanhaalt. Zelf zegt hij: ‘Ik heb op dat vlak moeilijke jaren achter de rug.’ Een gesprek over geloof, sport en ouderschap.

Lander Deweer – De Morgen

11 januari 2025

Leestijd: 21 min


De deur van de kerk staat op een kier. De geur van kaarsen sluipt naar buiten, terwijl de klokken halftien slaan. Binnen vinden we ongetwijfeld strakke stoelenrijen, schilderijen van de kruisweg, een offertafel en een orgel, de sfeer van voorbije tijden.

Links van het portaal, lazen we, is op een houten sokkel een beeld van een man met zijn tienerkind geplaatst.

Maar Peter Terrin wacht en dus maken we vaart. We stappen langs het met een sparrenhaag omzoomde kerkhof, de laatste rustplaats van Camiel, Waldy en Marcellina, versnellen bij de ruïnes van de oude burcht en schakelen nog voor het speelplein op de hoek over op looppas, om zwaar ademend bij het huis van de auteur aan te komen.

Op de dorpel staan de voetbal- en hardloopschoenen netjes naast elkaar. Binnen is er rust, en traagheid.

“Ik hou van flandrienweer”, zegt Terrin terwijl hij ons voorgaat naar de keuken.

“Boven de 20 graden loop ik slechter.”

Peter Terrin: ‘Ik voel me in groep iemand anders worden, iemand die ik niet wil zijn, vooral wanneer de emoties hoog oplaaien.’ Beeld Thomas Sweertvaegher

En zo zijn de contouren van Nog lang geen winter, Terrins nieuwste boek, onmiddellijk geschetst.

Een man met een tienerkind in een kerk, een hardlopende fotograaf, de tijd die in de twee richtingen aan de personages trekt. Heimwee en verlangen, het eeuwige duet.

Zijn elfde roman is het alweer en ook dit is een subtiel, stuwend en mysterieus boek geworden. Dat zijn drie adjectieven voor een zelfstandig naamwoord en straks zullen we Terrin horen verkondigen:

“Drie adjectieven voor een zelfstandig naamwoord, dat zit mij in de weg. Door te veel te willen oproepen belemmer je juist de verbeelding. Laat een stoel een stoel zijn.”

Verkeerde beslissing

Eerst serveert de schrijver koffie, draait hij de muziek van Schubert uit en gaat hij aan de keukentafel zitten. De wind slaat tegen het schuifraam, in de tuin trippelt een kat over het natte gras.

Naast een schaaltje met speculaas en chocola ligt een baksteen van een boek, over schilder Koen van den Broek.

Erachter een exemplaar van Nog lang geen winter, dat begint met een citaat uit Solaris, de sciencefictionklassieker van Stanislaw Lem.

I knew nothing, and I persisted in the faith that the time of cruel miracles was not past.’

Bio

Een wreed wonder is ook wat Simon, het hoofdpersonage in Nog lang geen winter, overkomt.

Op een dag krijgt de fotograaf van 50 een enorme som op zijn bankrekening gestort en wat later ontdekt hij tijdens een conversatie met iemand die inbreekt in zijn chatsessie met de bank dat hij gevangen zit op reis in een parallel leven.

In ‘een alternatieve belevingsvakantie’, hem aangeboden door Quantum Entertainments.

‘Veel, heel veel mensen, denken weleens, wat als? In hoofdzaak mensen van middelbare leeftijd, demografisch ook de groep die over de middelen beschikt om zo’n vakantie te kopen’, krijgt Simon te horen.

‘Ze zijn benieuwd naar hoe hun leven eruit zou hebben gezien als ze toen of daar anders hadden beslist of gehandeld. Ze kunnen dat ene moment precies aanduiden, het moment waarop hun leven zich vertakt.’

Kennelijk had Simon zo’n moment, ergens in zijn verleden.

‘Drie weken’, leert hij. ‘Drie weken beleeft de koper, die onbewust is van zijn bezoek, het bestaan dat hij niet leidt en dat nu, gelijktijdig met het zijne, plaatsvindt.’

Maar waarom is Simon hier? En kan hij nog terug?

Hij reist naar Capri, waar hij de as van zijn pas gestorven ex-vrouw Carla in de zee verstrooit, rent ’s nachts door de achterbuurten van de onbestemde havenstad waar hij woont en werkt, en haalt stukje bij beetje de band met zijn dochter aan.

Romy heet zij, ze werd geboren met een beperking; de relatie tussen haar en Simon is al jaren flink verstoord.

Terrin werpt existentiële vragen over ouderschap, geloof en identiteit op. Over dromen en herinneringen, heimwee en verlangen, het wezen van het mens-zijn.

Hij zegt:

“De vraag is bijna direct aan de lezer gericht. Wat als je naar het leven kon reizen dat je door die ene verkeerde beslissing nooit hebt geleid?”

Comeback

Kenners van Terrins werk zullen de personages Simon en Carla herkennen; ze kwamen eerder al voor in Al het blauw, uit 2021.

Carla, de Italiaanse barvrouw van zwembad cafetaria Azzurra, is na een ziekte overleden. Simon is van een mislukte student, één brok libido − hij zette in Al het blauw zijn eerste succesvolle stappen in de verkoop − ontwikkeld tot een geslaagde fotograaf van 50.

“Je hoeft absoluut niet Al het blauw gelezen te hebben om Nog lang geen winter te begrijpen”, zegt Terrin.

“Dit is een op zichzelf staande roman. Maar een boek schrijven vergelijk ik altijd met twee, drie jaar samenwonen met mensen die je nog niet kent.

“Je ontwikkelt als schrijver een relatie met je personages, dag in dag uit deel je lief en leed met elkaar. Wanneer het boek dan wordt gepubliceerd, verdwijnen die mensen nogal drastisch uit je leven.

“Bij sommige personages vraag je je af wat er daarna met hen gebeurd is.

“Toen ik het basisidee voor dit boek had – een man komt vast te zitten in een parallel leven, dat niet zo gelukkig is, en vertrekt à la Paul Auster op een detectivetocht naar het moment van vertakking, het moment waarop hij hier kennelijk iets goeds heeft gedaan – zijn er in mijn hoofd veel personages op auditie gekomen.

“Pas toen er na een lezing over Al het blauw een lezer naar me toekwam die zei dat hij zo graag wilde weten wat er verder met Simon en Carla zou gebeuren, viel alles samen.”

Simon maakte een comeback in het hoofd en in de werkkamer van Terrin. Het weerzien was hartelijk, een dik jaar later was het verhaal af.

“Het boek was eigenlijk al in maart vorig jaar klaar”, zegt Terrin.

“Maar in het najaar verschenen er nog enkele andere boeken in dezelfde sfeer en dus hebben we nog even gewacht om het uit te brengen.

“Het genre van de speculatieve fictie, van de grounded scifi of hoe je het ook noemt, zit duidelijk in de lift. Kijk alleen al naar de grote prijzen die het laatste jaar zijn uitgereikt: ze gaan bijna allemaal naar dit soort boeken.

“Dat komt, denk ik, omdat er een escapistisch element in zit. We hebben al genoeg ellende in de wereld, we laten onze verbeelding graag even de vrije loop: dat idee.

“Maar mij trekt er nog iets anders in aan. Zo’n ‘Wat als?’-vraag zet alles op scherp. Hoe het is om vandaag mens te zijn, hoe de maatschappij er in een ander scenario had kunnen uitzien… Alles krijgt opeens belang, alles wordt aangescherpt.”

Overleden astronaut

Nog lang geen winter speelt tegen de achtergrond van een kosmische dreiging.

Een internationale ruimtemissie op Europa, een van de vier grote manen van Jupiter, loopt fout, de Chinese astronaut Li overlijdt onder verdachte omstandigheden en van de weeromstuit barsten overal rellen los.

In het zuiden van de VS is inmiddels een burgeroorlog aan de gang, nadat president Trump is vermoord.

De ondertoon, zoals wel vaker bij Terrin, is dreigend.

“Wat ik in die nevenplot heb willen tonen, is hoe snel nieuwe religies ontstaan en hoe gemakkelijk de ene religie voor de andere wordt ingewisseld”, zegt hij.

“Er wordt op Europa een monoliet gevonden, een knipoog naar 2001: A Space Odyssey van Stanley Kubrick, de astronaut die er een foto van neemt sterft een gruwelijke dood en de vraag over intelligent buitenaards leven rijst, en of dat leven al dan niet vijandig is.

“Een groep ‘gelovigen’ vermoedt een intelligentie zo groot dat we die niet kunnen bevatten, anderen vrezen dat het lichaam van de overleden astronaut een vernietigingswapen is en willen het uit onze dampkring bannen.

“De ene religie verwijt de andere dat ze primitief is, met een nieuwe beeldenstorm tot gevolg.”

Meer dan eens stappen de personages een kerk binnen. Saskia, de vriendin van de dochter van Simon, speelt zelfs orgel in de Sint-Martinuskerk.

Zo heet ook de kerk vlak bij Terrins huis in Herzele, waar zojuist de deur op een kier stond.

Peter Terrin: ‘‘Ik denk dat de mens van nature een gelovig of spiritueel wezen is. Zelfs onder wetenschappers vind je gelovige mensen.’ Beeld Thomas Sweertvaegher

“Ik ben geen praktiserend gelovige”, zegt Terrin.

“Als je vandaag zegt dat je gelooft, krijgen de mensen nog steeds een stripverhaalachtig beeld voor ogen van een god met een grijze, lange baard. Mijn geloof situeert zich niet in die context.

“Maar ik ben rooms-katholiek opgevoed en de beelden en verhalen zijn me als kind met de paplepel ingegeven.

“Nu denk ik vooral dat de mens van nature een gelovig of spiritueel wezen is.

“Om te functioneren in ons dagelijks leven moeten we sowieso veel voor waar aannemen, zonder bewijs, en zelfs onder wetenschappers vind je gelovige mensen.

“De wetenschap is op zich ook een geloof, gefundeerd op twijfel en theorieën en evolutie, de wetenschap is niet af.

“Als schrijver creëer je ook een wereld die niet bestaat, beschrijf je verzonnen gebeurtenissen met fictieve personages. Als je het goed doet, wordt wat je verkondigt door de lezer geloofd.”

Toch is niet de geur van wierook of kaarsen voor Terrin dé geur van dit boek, en ook niet die van het vele eten dat erin wordt klaar gemaakt, van de risotto van boschampignons en het slappe vlees in witte saus met draderige sperziebonen tot de grote kommen cornflakes die dochter Romy in haar meisjeskamer naar binnen werkt.

Welke geur dan wel?

“Misschien die van chemicaliën in Simons donkere kamer”, zegt Terrin.

Verschrikkelijk boek

Dankzij nog een andere geur, die van roomboter, dalen we af naar de kindertijd van de schrijver.

Terrin groeide op in Wingene, bij Tielt, een dorp met meer varkens dan inwoners, als zoon van twee fabrieksarbeiders.

Van boeken was thuis geen spoor, op tv speelde een eindeloze lus van films en series. Muziek deed de jonge Peter van andere werelden dromen.

Zijn ingenieursstudies zette hij vroegtijdig stop en ook zijn baan als handelsreiziger hield hij – net als Simon, die voor zijn bekering tot de fotografie voor shampooproducent Schwarzkopf de boer op ging – niet lang vol.

Hij verdiende zijn brood als verkoper van marmer, tot hij op een nacht in een Londense hotelkamer De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans las, hem toegestopt door een vriend.

De magie van taal, het scharnieren van de zinnen in de komma’s: Terrin werd van zijn paard gebliksemd. Het was niets minder dan een openbaring.

“Literatuur is voor mij de redding geweest”, zegt hij.

Als bezeten begon hij zelf aan een roman te schrijven, Wachten op de vorst.

In drie maanden stond het verhaal op het flinterdunne luchtpostpapier dat hij nog had liggen van zijn tijd als radio-amateur. Het is nooit gepubliceerd.

“Het was een verschrikkelijk boek”, zegt Terrin.

“Ik wilde te veel tonen dat ik kon schrijven, de ziekte van de debutant. Maar misschien heb ik het ook nodig gehad. Het was een grotesk melodrama en nadien dacht ik: dit is alles wat ik als schrijver níét wil doen.”

Voor hem op de keukentafel ligt nu, dertig jaar later, niet voor niets een fotoboek.

The Lives of Documents, over documentaire fotografie. Opengeklapt op een pagina vol kale, strak in beeld gebrachte kantoorinterieurs.

“Ik hou van het understatement, ook in de literatuur”, zegt Terrin.

“Ik ben niet van het spektakel en de overdrijving waar we in Vlaanderen erg van houden, misschien door ons stripverleden.

“In mijn boeken probeer ik een ruimte te creëren waarin de woorden opnieuw hun gewicht en kracht krijgen.

“Er zit een schoonheid in de eenvoudige aanduiding van een object door een woord.”

Naast schrijver is Terrin ondertussen ook fotograaf. Niet zoals Simon in het boek, die groots opgezette beelden in de stijl van Jeff Wall maakt.

Hij trekt liever de wereld in en probeert naar eigen zeggen als een alien om zich heen te kijken. Vervreemding, poëzie: dezelfde woorden als bij het omschrijven van zijn auteurschap vallen.

De twee liefdes gaan hand in hand. Na het afronden van Nog lang geen winter ging Terrin als het ware op residentie in zijn verhaal en maakte daar een kleine reeks foto’s, een alternatieve boektrailer.

“Geïnteresseerde boekhandels kunnen een print bestellen en wie weet ontstaat er zo een conceptuele expo in verschillende winkels in ons taalgebied”, zegt hij.

Herseninfarct

En zo komen we langzaam bij het grote thema van dit boek. Het ouderschap en hoe zich dat ontwikkelt.

Lange tijd staat de relatie tussen Simon en zijn dochter Romy op scherp, tot die laatste bij haar vader signalen van verzachting bespeurt en eindelijk toenadering zoekt.

“Eerst en vooral: mijn boeken zijn niet autobiografisch”, zegt Terrin.

“Ze zijn persoonlijk, ik verwerk de thema’s uit mijn leven in een roman, maar ik beschrijf in mijn boeken niet mijn leven.”

Na Post mortem, uit 2012, is het onder zijn lezers algemeen bekend: net als Simon heeft ook Terrin een dochter met een beperking. Ze kreeg een herseninfarct op haar vierde en is nu 20.

“Haar beperking is niet dezelfde als die van Romy in het boek, maar de problematiek heeft zich ook geïntensifieerd in de puberteit”, zegt Terrin.

“De vraag die ook mijn dochter had, was: waarom ik? Terwijl er natuurlijk geen ‘waarom ik?’ is, het lot is blind.

“Maar ik begrijp de vraag zeer goed, en ik begrijp ook de boosheid, en dat die boosheid geuit moet worden.

“Kijk: in de literatuur lees je vaak over een kind dat onvoorwaardelijk van zijn ouders houdt, wat die ook doen.

“Ik vond het interessant om het omgekeerde te tonen, hoe de onvoorwaardelijke ouderliefde niet beantwoord wordt door het kind. Dat lees je zelden. En dat is heel tragisch, heel pijnlijk.

“In het boek is het zelfs zo dat Romy haar vader als een concurrent beschouwt voor de liefde van haar moeder.

“Mensen met kinderen zullen zich goed kunnen herkennen in die problematiek, denk ik, en veel jongere lezers zullen zich waarschijnlijk kunnen herinneren hoe vreselijk ze in hun puberteit tegen hun ouders zijn geweest .”

Na een slok koffie – I love your ad jokes staat er op de mok, de ‘d’ van dad is weggewassen – gaat hij verder:

“In het boek evolueert de relatie tussen vader en dochter. En in mijn persoonlijk leven is dat ook gebeurd.

“Ik vind het moeilijk om daar veel over te zeggen, want het is complexe materie, ik heb op dat vlak zware jaren achter de rug.

“Die boosheid zien bij je kind, over iets waar niemand iets aan kan doen, is hartverscheurend.

“Je bent machteloos. En het is extra hard wanneer je als ouder verantwoordelijk wordt geacht en die agressie zich op jou richt.”

Peter Terrin: ‘Je kunt je niet voorstellen dat Hugo Claus ooit sportschoenen heeft aangehad.’ Beeld Thomas Sweertvaegher

In eerdere interviews vertelde Terrin al over het moment dat zijn dochter op een verjaardagsfeestje in het huis van buren door het herseninfarct werd getroffen.

Dat oprakelen, daar heeft hij geen zin in, het zijn oude wonden die hij niet graag openrijt, en het staat bovendien allemaal in Post mortem te lezen.

Wat hij ervan geleerd heeft, wil hij wel vertellen.

“Ik beschouw mezelf als een intelligent man. Hoe bestaat het dat je zozeer onder de indruk raakt van een willekeurige groep mensen, dat je tegen je instincten als ouder ingaat?

“Sinds dat bewuste moment ben ik enorm alert voor groepsdruk.

“Mijn zoon is een goede voetballer. Op een handvol na heb ik alle wedstrijden gezien die hij de voorbije jaren heeft gespeeld. Maar tijdens een match sta ik het liefst niet in de groep ouders van zijn ploeg, ook al zijn het fijne mensen.

“Ik voel me in groep iemand anders worden, iemand die ik niet wil zijn, vooral wanneer de emoties hoog oplaaien. Dan ga ik liever in mijn eentje wat verderop staan.”

Lezen Terrins kinderen zijn boeken? Het antwoord komt snel en beslist.

“Nee.” Ze vinden de schermen van hun telefoon klaarblijkelijk interessanter en zitten, zoals velen van ons, “elk gevangen in hun eigen algoritme”.

Verslaafd

En zo is ons gesprek op sport gekomen en kunnen we er niet naast kijken: Peter Terrin is een schrijver met de allure van een atleet.

Net als zijn hoofdpersonage Simon, een ex-gebruiker, is hij nu “verslaafd” aan hardlopen. De schoenen op de dorpel verraadden het al.

“Het rare is dat ik in mijn schooltijd aan veldlopen deed en dat ik het eigenlijk nooit leuk vond”, zegt Terrin.

“Pas jaren later, toen ik mijn loopschoenen weer aantrok, ontdekte ik, zonder die competitie van vroeger, dat ik wel degelijk een hardloper ben.

“Ik ben van het taaie en pezige soort. Je moet uithouding hebben, diep durven gaan. En je mag je niet te vlug laten afschrikken door de omstandigheden, het weer of wat er ook op je afkomt.”

Alsof hij het niet alleen over het hardlopen, maar ook over het schrijven heeft, zegt hij:

“In het begin had ik nog te veel de neiging om mezelf de hele tijd te verbeteren, nu loop ik voor mijn plezier.”

“Het is fantastisch om lichaam te worden”, gaat hij verder. “Ik loop drie keer per week zo’n tien tot vijftien kilometer. Onlangs moest ik het door een kleine blessure een aantal weken missen, verschrikkelijk was dat.”

De wederopstanding dringt zich op.

Eind april staat hij met PEN Vlaanderen, net als collega-schrijvers als Saskia De Coster, Fikry El Azzouzi, Alicja Gescinska en Dimitri Bontenakel, traditiegetrouw aan de start van de Antwerp 10 Miles.

“Je kunt je niet voorstellen dat Hugo Claus of Harry Mulisch ooit sportschoenen hebben aangehad”, zegt hij.

“In die zin is er veel veranderd, er wordt onder schrijvers naar mijn gevoel minder op sport neergekeken.

Murakami heeft er natuurlijk over geschreven en ik denk nu ook aan John Irving, die in zijn studententijd aan worstelen deed en voor hij zijn schrijfdag aanvatte een work-out deed.

“En aan Tommy Wieringa, die rugbyt. Iedere keer als hij mij begroet, breekt hij bijna mijn ribbenkast en denk ik: rustig, Tommy.”

De koekjes en de chocola blijven onaangeroerd. Terrin leeft een ascetisch leven, acht jaar is hij al gestopt met drinken.

“Vroeger kluste ik bij in de horeca en was ik meer bourgondiër”, zegt hij.

“Uit eten, flessen wijn, roken tussendoor, een paar bellen cognac met dubbele espresso net voor het slapen, het kon niet op.

“Dat is natuurlijk niet houdbaar, het lichaam komt in opstand. Ik ben geëvolueerd en kom nu in de buurt van de ‘sobretariër’, zoals Coetzee zichzelf ooit heeft genoemd, ook in mijn schrijven.

“Ik ben nooit de grote barokschrijver geweest, maar de esthetiek van de vereenvoudiging trekt me meer en meer aan. Zeker in deze tijden van overvloed.

“Ik stel me altijd de eerste mens voor die het vruchtvlees van een sappige sinaasappel heeft ontdekt. Dat moet een trip zijn geweest.

“Schrijven kun je niet loskoppelen van leven en dus wil ik in mijn proza hetzelfde effect, dezelfde verwondering opwekken.”

Een wreed mirakel

Terrin heeft al langer dan vandaag zijn publiek gevonden. Na al die jaren voelt hij zich nu eindelijk zelf ook ten volle schrijver.

“Dat besef heeft moeten rijpen”, zegt hij.

“Ik voelde me overal tussen vallen, en ik had de klassieke worsteling met het impostersyndroom.

“Maar ik heb ingezien dat het eiland waarop ik ben aangespoeld, de literatuur, uitsluitend door aangespoelden wordt bevolkt. Andere schrijvers voelen zich precies zo.

“Met het ouder worden leer ik ook steeds beter welk pad ik moet volgen. Ik lees boeken, ik word beïnvloed, maar mijn werk moet uiteindelijk van mij blijven.

“Sneller dan vroeger herken ik wanneer dat niet zo is. Met de ervaring die ik heb opgebouwd, wil ik verder ontdekken wat de roman als genre mij nog meer te bieden heeft.”

‘Mysterieus’ wordt zijn stem door lezers en recensenten vaak genoemd. ‘Kristalhelder’ is ook een adjectief dat vaak terugkomt.

“In dit boek zit volgens mij een mooie mengeling van onvermijdelijke bevreemding en nostalgie”, zegt Terrin.

“Dat vind ik ook zo aantrekkelijk aan sciencefiction, dat element van nostalgie. Een weemoed naar waar we nooit zullen zijn.

“De verbondenheid die je als mens voelt, geconfronteerd met iemand die zijn weg in dit universum moet zoeken.

Philip Perkis, een fotograaf die me enorm heeft geïnspireerd, noemt het the beautiful sadness of man.

“We zijn allemaal alleen, dat is triest en tegelijk op een troostende manier mooi. Het maakt me niet langer wanhopig of nihilistisch om de mensheid te zien proberen en mislukken.”

Het gesprek, en het boek, cirkelt rond de vraag naar de zin van het leven.

Heeft Terrin voor zichzelf al een antwoord geformuleerd?

Niet voor het eerst vandaag glimlacht hij.

“Onlangs zag ik op Instagram een reel van de beroemde Britse tv-wetenschapper Brian Cox”, zegt hij.

“Hem werd dezelfde vraag gesteld, waarop Cox antwoordde:

‘Waarom houden we ons daar toch zo mee bezig? Is het al geen mirakel dat we hier zijn en dat we over ons bestaan kunnen nadenken?

“Mocht de aarde 10 procent verder van de zon verwijderd zijn, was het hier een ijsplaneet. En mocht ze 10 procent dichter bij de zon cirkelen, zou alles verschroeid worden.

“Hoe bestaat het bovendien dat wij als eencelligen uit het water zijn gekomen en ons hebben ontwikkeld tot de mens die we nu zijn?

“Kunnen we hier niet gewoon van genieten, in plaats van ook nog achter de zin van het leven te willen komen?’

“Ik vond dat smakelijk geformuleerd en kon me daar wel bij aansluiten. Het is een mirakel dat we hier zijn, een cruel miracle, en dat volstaat.”

Bijna middag, tijd om af te ronden. Te koken en te hardlopen, de ware bouwstenen van dit bestaan.

Toch nog twee laatste vragen.

Eén. Had een van Terrins boeken al hetzelfde overrompelende effect op een lezer als De donkere kamer van Damokles destijds op hem?

“Een paar jaar geleden vertelde een vrouw, ik zal haar niet bij naam noemen, ze is vertaalster, me dat ze na het lezen van Post mortem gescheiden was van haar man”, antwoordt hij.

“Omdat ze de liefde die ik in dat boek beschrijf in haar relatie nog nooit had gevoeld, zei ze. Een vreemd maar prachtig compliment, ja. Sindsdien heb ik niet meer vernomen of ik nog meer echtscheidingen op mijn geweten heb.”

En twee. Zit er na Al het blauw en Nog lang geen winter nog een derde boek aan te komen met Simon, de hardlopende fotograaf, in de hoofdrol?

“Wie weet over twintig jaar”, lacht Terrin.

“We zullen zien, ik heb op het eind van het boek de deur op een kier laten staan.”

Nog lang geen winter

Peter Terrin: ‘In mijn boeken probeer ik een ruimte te creëren waarin de woorden opnieuw hun gewicht en kracht krijgen.’
Beeld Thomas Sweertvaegher


Bron: De Morgen

Welkom op Facebook

Welkom op Bluesky

Naar de website


Scroll naar boven