Hoelang duurt de reis van Ramallah naar Bethlehem – een ritje van 34 kilometer? Het antwoord op die vraag is voor Israëliërs heel anders dan voor Palestijnen, die uren kwijt zijn aan omleidingen, checkpoints en wegblokkades. Wij reisden met hen mee.
Sacha Kester – De Morgen
9 april 2025
Leestijd: 12 min
‘Natuurlijk zijn we boos, maar wat kunnen we doen?’
Abdallah Abu Hadid
Ze hoopt dat het een beetje opschiet vandaag. Handi Shwiki, een 43-jarige vrouw, laat haar hoofd tegen het raam van de bus rusten, terwijl die tergend langzaam over de weg kruipt. Ze moet naar haar moeder in Jahalin, een gehucht op de bezette Westelijke Jordaanoever.
“Mijn moeder is ziek”, legt Shwiki uit.
“Ze komt in haar eentje haar bed niet uit, dus ik of mijn zussen komen altijd helpen.”
Het is een hele reis. Niet vanwege de afstand, want vanaf de bushalte waar Shwiki is opgestapt, is het maar 20 kilometer rijden, maar door de Israëlische checkpoints en wegblokkades.
“Soms doe ik er drie of vier uur over”, vertelt ze gelaten.
“Gisteren kwam ik pas rond het middaguur aan en mijn moeder lag nog steeds op bed te wachten. Dan is ze in paniek en heeft ze zichzelf bevuild.
“We hebben al gevraagd of ze niet bij ons wil intrekken, maar mijn moeder weigert haar oude huis te verlaten. Er is dus geen andere oplossing dan heen en weer te blijven pendelen.”
Op de bezette Westelijke Jordaanoever reist een Palestijn niet zomaar van A naar B. Zijn bewegingsvrijheid wordt door Israël al jaren ingeperkt, maar sinds de aanval van Hamas op 7 oktober 2023 is het vrijwel onmogelijk geworden om door het gebied te reizen.
Veel doorgaande wegen zijn afgesloten, Oost-Jeruzalem en Israël zijn verboden terrein voor inwoners van de Westoever, en overal kunnen er vanuit het niets checkpoints verschijnen.
Daar worden reizigers vervolgens tergend langzaam gecontroleerd: twee auto’s per tien minuten, en dan is het weer tijd voor koffie. De files die ontstaan, vreten lange uren uit een dag.
“Wat we dan doen?” Abdallah Abu Hadid, die de gele serviss bestuurt – een soort taxibusje dat als openbaar vervoer fungeert, lacht wrang. “Gewoon. Wachten. Wat kunnen we anders?”
Een lange omweg
De rit van Ramallah naar Bethlehem – een tripje van 34 kilometer – geeft een idee van wat Palestijnen dagelijks moeten doorstaan als ze naar hun werk, hun school of, zoals Shwiki, naar hun moeder moeten.
Er bestaat geen bus die dit traject in één keer aflegt; iemand die met het openbaar vervoer reist, moet eerst met de serviss naar het dorpje El-Eizariye, om daarna over te stappen op een busje dat doorrijdt tot Bethlehem.
Op dat eerste stuk van de route zit Abu Hadid achter het stuur en hij waarschuwt direct na het instappen dat de reis lang zal duren.
Zijn busje staat stil omdat de weg naar Bethlehem langs de checkpoint Qalandiya voert, een soort grensovergang tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. Hier wordt iedereen die naar Israël wil minutieus gecontroleerd, en dat veroorzaakt flinke opstoppingen.
Een blik op de kaart leert dat Palestijnen die vanuit Ramallah naar het zuiden van de Westbank willen, geen andere route kunnen nemen.
De Westelijke Jordaanoever heeft grofweg de vorm van een bruine boon, en daar dwars doorheen, van noord naar zuid, loopt een streep: een snelweg die bekendstaat als ‘de 60’. Voor de oorlog in Gaza reden dagelijks massa’s touringcars over deze weg, die grotendeels het eeuwenoude Pad van de Patriarchen volgt – paden waar in Bijbelse tijden Abraham, Sara en koning David overheen gelopen zouden hebben.


De 60 leidt echter dwars door de stad Jeruzalem – die ligt in het midden van de ‘boon’ genesteld in de holle kant – en dat is verboden terrein voor Palestijnen die op de Westoever leven.
Omdat er geen andere doorlopende weg van noord naar zuid is, moeten Palestijnen dus vóór Jeruzalem van die 60 af en dan over secundaire wegen hobbelen totdat ze ten zuiden van Jeruzalem weer op de snelweg kunnen.
Mensen die vanuit Ramallah vertrekken, kunnen alleen via Qalandiya reizen; alle andere wegen die de stad uit leiden zijn sinds 7 oktober afgesloten.
Strikte grenscontroles
De reizigers in de serviss leggen uit waarom de weg langs Qalandiya zo’n nachtmerrie is.
De controles bij deze checkpoint zijn veel strikter dan bij andere grensovergangen; iedere persoon in elke auto of bus wordt hier doorgelicht.
Dat heeft volgens een vrouw die niet met haar naam genoemd wil worden niets met ‘veiligheid’ te maken, zoals Israël stelt.
“Ze doen het gewoon om Palestijnen te pesten.”
Het punt is dat Israëliërs niet worden gehinderd door deze tijdrovende controles.
Op dit traject heb je geen Israëlische nederzettingen, dus hier rijden alleen Palestijnen; zowel mensen die de grens over moeten – veelal inwoners van Oost-Jeruzalem die in Ramallah familie hebben bezocht of goedkopere boodschappen hebben gedaan – als inwoners van de Westbank die de checkpoint niet door moeten, maar over dezelfde weg richting Bethlehem reizen.
“Bij andere grensovergangen waarvan kolonisten wel gebruikmaken, ontstaan nooit zulke files”, legt de vrouw uit.
“Daar controleren ze hooguit een op de tien auto’s en stroomt het wel gewoon door.”
Qalandiya is slechts één hobbel op de vele wegen die door het gebied leiden.
Nadat de serviss tegen half negen langs de checkpoint is gereden – hij was om 7 uur ’s morgens vertrokken en de afstand is 8 kilometer, kan Abu Hadid een klein stukje doorrijden, maar na 2 kilometer, bij Ar-Ram, staat zijn busje alweer stil.
Handi Shwiki kijkt af en toe op van haar telefoon, naar de bulldozers die op de grijsbruine heuvels bezig zijn met de aanleg van nieuwe wegen, waar zij vermoedelijk nooit overheen zal mogen rijden.

Omdat kolonisten vanuit hun nederzettingen naar hun werk reizen, worden sommige wegen tijdens de spits ‘Palestijnen-vrij’ gehouden.
“Ze doen de boel gewoon op slot”, zegt Abu Hadid.
“Er zijn hekken gebouwd op wegen die uit Arabische dorpen of steden leiden, een soort metalen arm die open en dicht kan. Die worden tussen 6 en 10 uur gesloten, en tussen 16 en 20 uur gebeurt hetzelfde.”
“Natuurlijk zijn we boos”, zegt een vrouw die in de bus zit. Ze stelt zich voor als ‘de moeder van de katten’, omdat zij drie maanden geleden met een doodzieke kat naar de dierenarts moest en bij een checkpoint zo lang werd opgehouden dat het dier in de bus overleed.
“Maar wat kunnen we doen?”
Als het verkeer later die ochtend eindelijk weer doorstroomt, rijdt de bus langs de dorpen Jaba en Hizma, terwijl je op de heuveltoppen rondom Israëlische nederzettingen ziet liggen – degelijke appartementen en vrijstaande woningen achter een hoog hek, met keurige straten die nog het meest aan Amerikaanse buitenwijken doen denken.
Kobi Wolf
Angst voor aanslagen
Er wonen meer dan vijfhonderdduizend kolonisten op de Westelijke Jordaanoever (dat is buiten Oost-Jeruzalem gerekend) en de nederzettingen waarin zij leven, zijn verspreid over het hele gebied.
Uit angst voor aanslagen, en vaak ook voor Arabieren in het algemeen, komen Israëliërs liever geen Palestijnen tegen op de rijbaan.
Auto’s met een nummerbord dat is geregistreerd op de Westoever (wit met groene letters en cijfers) mogen daarom bijvoorbeeld niet rijden over wegen die direct naar nederzettingen leiden.
Haltes waar Israëlische bussen stoppen (met geel-zwarte nummerborden) worden door het leger bewaakt. Als een Palestijnse auto daar zelfs maar vaart mindert, kan die al in de problemen komen.
Voor Palestijnen zijn er andere bushaltes, maar doordat de doorgaande wegen zo ver mogelijk om de Palestijnse dorpen heen slingeren, moeten inwoners vaak kilometers lopen voordat ze deze kunnen bereiken.
Vroeger leidden de wegen op de Westelijke Jordaanoever juist van Palestijns dorp naar Palestijnse stad, maar de Israëlische overheid legt steeds meer tunnels en nieuwe wegen aan die deze plaatsen omzeilen.

‘Veiligheid’ is daarbij altijd het argument, en ja, er vinden ook aanslagen op Israëlische burgers plaats.
Maar een andere reden voor de aanleg is dat kolonisten zo sneller naar Israël kunnen rijden, wat het leven in een nederzetting weer aantrekkelijker maakt; het is tenslotte wel zo handig als je gewoon binnen 40 minuten op je werk in Israël kunt zijn.
Terwijl de verbinding met Israël steeds beter wordt, raakt het Palestijnse land steeds verder gefragmenteerd en wordt het steeds lastiger om van de ene naar de andere Palestijnse stad te reizen, schreef de Israëlische denktank Ofek in 2020 in het rapport Highway to Annexation.
Daarnaast verhinderen omleidingswegen dat Palestijnse dorpen en steden zich kunnen uitbreiden en ontwikkelen.
Twee wegen naast elkaar
Als de bus afslaat bij het Palestijnse dorp Anata, komt een andere, door Israëliërs bedachte methode in beeld die kolonisten veilig van de Arabieren moet scheiden.
Het is een stuk weg dat door Palestijnen de ‘Apartheidsroad’ wordt genoemd. Dit zijn twee wegen met een acht meter hoge muur ertussen. Aan de ene kant rijden de Israëliërs, aan de andere de Palestijnen.

De route voert over heuvels, en als de bus over een top rijdt, kun je de Israëliërs zien rijden. Daarna verdwijnen ze weer uit het zicht.
Even later wordt de serviss weer van de snelweg af gedwongen en gaat die verder over een hobbelige route door kleine dorpen.
Langs de weg wuiven dadelpalmen, olijfbomen, cipressen en pijnbomen.
Handi Shwiki is in het dorp van haar moeder aangekomen en stapt haastig uit: ze is om acht uur vertrokken en het is nu bijna half elf.
Het stadje El-Eizariye is het eindpunt voor Abu Hadid, die straks weer terugrijdt naar Ramallah. Degenen die verder naar het zuiden moeten, lopen naar andere busjes die her en der rond een rotonde staan te wachten tot er genoeg passagiers zijn om te vertrekken.
Kinderen proberen zakdoekjes te verkopen en een oudere vrouw onder een zwarte paraplu brengt zakjes pijnboompitten aan de man. Als de oproep tot het gebed klinkt, rollen mensen tapijten uit op straat om te bidden.
Dahud al-Mufatti is de chauffeur van de serviss die naar Bethlehem rijdt – en daarvoor moet hij langs de beruchte checkpoint ‘Al Container’, dat zo wordt genoemd omdat er vroeger een container stond waar koffie werd verkocht.
Natuurlijk is hij daar regelmatig aangehouden, vertelt Al-Mufatti.
“Iedere Palestijn maakt dat mee. Soms zijn de soldaten vriendelijk, meestal wordt er tegen je geschreeuwd.”
Dat kun je maar het beste over je heen laten komen, zegt de chauffeur.
“Ja mijnheer, sorry mijnheer, want voor je het weet word je gearresteerd en dan moet je maar zien wanneer je weer vrijkomt.”
Een vrouw in een bordeauxrode jas vertelt dat ze in El-Eizariye lesgeeft op de lagere school en in Ubeidye woont.
“Van mijn huis naar mijn werk is het 11 kilometer, en tegenwoordig kost me dat gemiddeld anderhalf uur”, zegt ze.
“Ik krijg stress van de vertragingen en de angst voor arrestatie bij checkpoints. Sinds kort heb ik medicijnen tegen mijn extreem hoge bloeddruk.
“Een baan dichterbij? 11 kilometer is helemaal niet zo veel en het is erg moeilijk om ander werk te vinden. Ik mag blij zijn dat ik een baan heb.”
Economische nood
Als de bus eenmaal rijdt, vertelt Brahim Bendah over de economische gevolgen van de situatie op de wegen.
De vader van vijf kinderen is eigenaar van een marmerbedrijf in Bethlehem en hij loopt vaak afspraken – en dus opdrachten – mis.
Bovendien kost het vervoer van materiaal dat wordt geleverd vanuit Hebron, 50 kilometer zuidelijker, hem steeds meer geld.
“Mensen komen niet meer op hun werk, studenten zijn te laat op de universiteit, de handel ligt plat”, somt hij somber op.
“Als we niet worden doodgeschoten, stikken we wel in de economische nood die de Israëliërs veroorzaken.”
Dan is er nog de angst voor aanvallen van kolonisten, die de afgelopen maanden enorm zijn toegenomen.
“Ze gooien met stenen naar busjes en auto’s”, vertelt chauffeur Al-Mufatti, “en proberen je te laten stoppen om je in elkaar te slaan.
“In dit gedeelte van de Westoever valt dat nog mee, verder naar het zuiden en zeker in het noorden is dat gevaar groter.”
Om elkaar te waarschuwen voor onverwachte blokkades, checkpoints en kolonisten hebben chauffeurs hun eigen whatsappgroepen, waarin ze informatie delen over het verkeer en alternatieve routes doorgeven, die vaak over ongeasfalteerde, steile weggetjes leiden.
Als iemand door kolonisten wordt aangevallen, bellen zijn collega’s de politie om vervolgens naar het slachtoffer toe te snellen en hem te helpen.
“Gelukkig hebben we elkaar nog!”, zegt Al-Mufatti optimistisch.
Vlak bij Bethlehem kronkelt de weg omhoog, een heuvel op.
“Nog tien minuutjes”, zegt Al-Muffatti, en dat betekent dat de reis van 34 kilometer in totaal vierenhalf uur heeft gekost.
Op voorwaarde dat de serviss het busstation heelhuids haalt.
“Want dit is de weg des doods”, weet Al-Muffatti, en om dat te onderstrepen wijst hij naar de breuken in de vangrail langs het ravijn.
Daarna geeft hij een flinke dot gas en haalt vlak voor een bocht nog een paar vrachtwagens in. Een tegenligger wordt ternauwernood ontweken.
“Dat mensen hier sterven is niet de schuld van de Israëliërs”, zegt de chauffeur hoofdschuddend.
“Sommige mensen kunnen gewoon niet rijden.”

Lees ook
Klik op de hyperlink
en ontdek meer berichten
Lees ook
Bron: De Morgen