Boeken maken uitzonderlijke ontmoetingen mogelijk. Zo brengt het sleutelwerk Wie is van hout (1971) van de Nederlandse psychiater Jan Foudraine Connie Palmen en Paul Verhaeghe samen in Gent. Telkens het water tussen hen diep wordt, brengt Freud verzoening.
Jelle Van Riet – De Standaard
24 april 2025
Leestijd: 19 min
“Waarom zou je van jezelf houden? Liefde is bestemd voor de ander”
Connie Palmen
Een befaamd, ten tijde van publicatie zowel geroemd als beschimpt boek uit 1971 brengt ons samen in het Museum Dr. Guislain: Wie is van hout … Een gang door de psychiatrie van de Nederlandse psychiater Jan Foudraine.
In dit sleutelwerk van de psychiatrische literatuur pleit hij ervoor om psychiatrische patiënten menselijker te behandelen. Hij is, schrijft hij, niet uit op genezing maar op “contactherstel”.
Toen eind februari dit jaar Foudraines weduwe Marijke Kranenburg een uniek in hout uitgevoerd exemplaar van Wie is van hout aan het Museum Dr. Guislain schonk – waar hoort dit bijzonder naar aanleiding van het honderdduizendste verkochte exemplaar vervaardigd werk meer thuis dan hier?
En hier waren schrijver Connie Palmen en klinisch psycholoog en emeritus hoogleraar Paul Verhaeghe te gast.
Verhaeghe deelt met Foudraine een heilig geloof in de psychosociale aanpak van psychiatrische stoornissen en een grote afkeer voor diagnostische labels.
Ook bij Palmen is er sprake van affiniteit.
Foudraine kende net als Freud veel gewicht toe aan het drama van de tegenstrijdigheid – Palmens oeuvre in een zinsnede.
We praten een dag na de feestelijke overhandiging van het boek in de museum bibliotheek, tussen ademende boeken vol kennis en wijsheid.
Want willen weten is wat beiden al een leven lang voortstuwt.
“Denken is het werk”, schrijft Palmen in haar essayboek Voornamelijk vrouwen.
In haar werk, de vrucht van haar denken, lijkt ze op zoek naar zelfinzicht, maar jezelf begrijpen, vervolledigt ze, is zinloos, tenzij in relatie tot anderen en tot de tijd waarin je leeft.
Volgens Verhaeghe zijn we allemaal op zoek naar onszelf, maar begrijpen we vanaf een zekere leeftijd dat onze plek wordt bepaald door onze verhouding tot anderen.
Ooit bracht zijn honger naar kennis hem ertoe om psychologie te studeren, maar die studie bevredigde niet.
Veertig jaar maatschappijkritische studies later komt hij tot de ontdekking dat er nergens definitieve antwoorden te vinden zijn, “tenzij in de samenhang van alles”.
In zijn recent verschenen essay Wijsheid schrijft hij dat we er niet zullen komen met alle “sinds de mist der tijden” vergaarde kennis.
De wereld schreeuwt om wijsheid bovenop kennis, om betovering bovenop exacte wetenschap, om een nieuwe orde waarin het Ware, het Goede en het Schone in elkaar overvloeien.
Om kunst, filosofie en literatuur – geen betere leermeesters denkbaar om onszelf en de wereld beter te leren begrijpen.

© Elke Pannier
Is zelfkennis naast het begin van alle wijsheid ook het begin van alle vrijheid? In Voornamelijk vrouwen citeert u, Connie Palmen, de Amerikaanse auteur Vivian Gornick: “Vrij ben je door de gestage toepassing van zelfinzicht.”
Palmen: “Ik geloof niet in absolute vrijheid, wel dat je je moet bevrijden van een aantal remmingen in jezelf. Naarmate ik ouder word, bots ik steeds meer op innerlijke obstakels.
“‘Oh,’ denk ik dan, ‘ben ik nu pas toe aan deze berg? Moet ik die nog afgraven? Hoe dan?’
“Dat zijn ongelooflijke ondernemingen die ik grotendeels als schrijver, maar ook met de hulp van vrienden aanga.
“‘Zo ben je, zo ken ik je en ik weet dat je ook dit zult aanpakken’, stellen ze me gerust. Dat is vriendschap.
“Ik blijf, vrees ik, een te radicale persoonlijkheid om coulant om te gaan met tegenstrijdigheden. Het liefste hak ik erop los. Het is een oerdrift.
“Ook mijn denken begint bij de dichotomie zwart-wit.
“Godzijdank ben ik filosofie gaan studeren, waardoor ik tegenstellingen kan laten bestaan, al ligt mijn oerverlangen bij de keuze. Gek genoeg zeg ik steeds vaker ‘nee’.
“Je zou denken dat als je de laatste levensfase ingaat, je toegeeflijker wordt en meer verlangt naar versmelting, maar ik kan iedereen teleurstellen op dat punt.
“Je hebt niet alleen veel autonomie nodig om goed te leven, maar ook om goed te sterven. Sterven is een andere kunst.”
Neemt u nu al een voorschot op het afscheid?
Palmen: “Het poortje staat open, ja. Ik leef in deze levensfase met de gretigheid van de jeugd, in de zin dat ik bezig ben met mijn erfenis: heb ik het goed gedaan? Wat wil ik achterlaten?
“Die reflectie is een eenzaam proces, want ik heb meer om op terug te kijken dan om op vooruit te kijken, en waar ik op vooruit kijk, heeft te maken met de dood. Die krijgt steeds meer een gezicht.
“Ik ben dankbaar voor alle mensen van wie ik buitengewoon veel heb mogen houden, maar ik weet ook dat ik in die korte tijdspanne die ik nog heb nooit meer mensen zal vinden bij wie ik zo bekend ben.”
Verhaeghe: “In januari is mijn moeder gestorven. Ze was negentig, mijn vader leeft nog, hij is 93. Samen hebben ze een goed leven gehad. Een goed huwelijk ook.
“Zeventig jaar lang waren ze 24/7 samen, want ze hadden samen een zaak. Mijn vader was een ambachtsman.
“Mijn moeder had nauwelijks scholing genoten, maar wat me altijd opviel bij hen is dat zij zowel een autonome positie konden innemen als goed konden samenwerken. Naarmate zij ouder werden, werd dat zelfs steeds duidelijker.
“Als kind dacht ik dat het er overal zo aan toe ging, wat natuurlijk niet zo bleek te zijn.”
Waar in De wetten uw alter ego Marie nog op licht hoerige wijze kennis tracht te vergaren via zeven meesters, spiegelt u zich in Voornamelijk vrouwen aan vrouwen. Heet dat voortschrijdend inzicht?
Palmen: “Ik ben er, denk ik, nu pas aan toe om het monster genaamd vrouw – versta vrouwelijkheid, moederschap, kinderen, het kind dat ik ben geweest – in de bek te kijken.
“Terwijl ik er altijd al mee bezig was, want Marie meet zich ook aan zeven karakteristieke vrouwenpersonages.
“‘Ik ben geen Carmen’, schrijf ik. Ik ben geen Maria Magdalena. Ik word gemaakt tot een Carmen of een Maria Magdalena, maar accepteer ik die rol? Wil ik die goedheid en opofferingsgezindheid waar vrouwen voor geroemd worden?
“In De wetten zeg ik tegen al deze traditionele vrouwenrollen: nee. Ik kniel voor iets anders. Iets hogers: kennis.”
Verhaeghe: “Je kunt je kennis, vrouw-zijn of wat dan ook alleen maar aftoetsen aan anderen. Zoiets kun je niet op je eentje.
“Een cruciale stap in zelfkennis is dat je leert dat we ons patroonmatig verhouden tegenover anderen en dat in een bepaalde modaliteit opgelepeld hebben gekregen.
“Dat zorgt voor verregaande onvrijheid, want we gedragen ons volgens die patronen, zelfs als de ander dat niet vraagt.
“Je bewust worden en nadenken over mogelijke andere verhoudingen is een invulling van vrijheid.”
De laatste meester bij wie Marie te rade gaat is de psychiater. U bent zelf in analyse gegaan bij Louis Tas. Wat draagt u van hem mee in uw leven?
Palmen: “De psychiater is de eerste die Marie de ruimte geeft om haar verhaal te doen. Je hoort hem niet. Hij is een non-personage bij wie Marie eindigt nadat ze haar vragen:
- Hoe lees ik een ander?
- Hoe leest een ander mij?
aan alle andere interpretatiemethoden heeft getoetst.
“Nadat ze de astroloog, de epilepticus, de filosoof, de priester, de fysicus en de kunstenaar heeft bevraagd, schenkt de psychiater haar de leegte.
“Van Louis Tas onthoud ik zijn grote stilzwijgen. Ik werd er gek van, maar de paar karige zinnen die hij me toegooide, draag ik in een rugzakje bij me.”
Verhaeghe: “Om iemand aan het woord te kunnen laten, moet je zelf zwijgen, ook als je wordt geconfronteerd met zaken waar je zelf mee worstelt en het een normale menselijke reactie zou zijn om daarover een gesprek op te zetten.
“In mijn beginperiode als psychoanalyticus durfde ik wel eens te vroeg spreken. Algauw ontdekte ik dat, wanneer ik de neiging weerstond om tussen te komen, er juist meer vrijkwam bij de patiënt.
“Dat die stilte frustrerend is, begrijp ik. Ik heb als onderdeel van mijn leeranalyse zelf vijf jaar drie keer per week op zo’n divan gelegen met iemand die nauwelijks een woord zei.”
Jan Foudraine noemt de eenzaamheid van de psychotherapeut “angstwekkend”. Is dat herkenbaar?
Verhaeghe: “Het eenzaamste aan mijn vak is dat je een macht wordt toegeschreven die je niet hebt. Je kunt nooit de verwachtingen invullen die de ander bij je neerlegt.
“En om Sartre te citeren: als je je eenzaam voelt als je alleen bent, verkeer je in slecht gezelschap. Je kunt je eigen beste en slechtste gezelschap zijn – beide situaties zijn me vertrouwd.”
Palmen: “Ik ervaar mijn eenzaamheid als een zielsverworvenheid, een zwaar en schitterend geluk.
“Veel mensen vragen of ze een kopje koffie met me kunnen drinken, maar ik drink niet eens koffie met mensen van wie ik houd.
“Ik wil mijn dag helemaal voor mezelf hebben. Om die reden noteerde ik ooit ietwat ironisch op een ansichtkaart: ‘Echt contact is niet de bedoeling’ (Palmen publiceerde een boek met die titel, red.).
“Als je een publiek figuur wordt, moet je zowel voor jezelf als voor het publiek een lijn trekken, anders ga je aan roem ten onder.
“Tegelijk is echt contact natuurlijk dé grote bedoeling van mijn bestaan. Niets liever dan echt contact. Maar dat bewaar ik voor mijn intieme contacten, vrienden en geliefden.”
U noemt het “rabiate nonsens” dat je eerst van jezelf moet houden voor je iemand anders lief kunt hebben. Paul ziet dat anders: pas als je goed in je eigen vel zit, kun je goed aan het vel van iemand anders zitten.
Verhaeghe: “Connie heeft het over liefde, ik over intimiteit, een begrip waarvoor ik een heel boek nodig had om het te duiden.
“In het kader van zelfkennis is het leren begrijpen van onze patroonmatige verhouding tegenover het eigen lichaam minstens even belangrijk als de verhouding tegenover de ander. Ons lichaam is de intieme onbekende, waar we pas van loskomen als we sterven.
“Mijn generatie is daarin slecht opgevoed: ons lijf was iets vijandigs wat we moesten leren te beheersen. Vreemd is het dus niet dat wij het moeilijk hebben met intimiteit en seksualiteit.
“Je moet eerst een goede verhouding met je eigen lichaam krijgen, wil je een intieme verhouding met het lichaam van een ander kunnen aangaan.”
Palmen: “Ik vind zelfliefde een volkomen idioot begrip. Liefde is bestemd voor de ander.
“Waarom zou je van jezelf houden? Waarom zou je iets wat naar buiten moet, naar binnen proberen te brengen? Dat lukt niemand.
“Ook intimiteit is nooit volkomen innerlijk. Zij kan niet bestaan zonder de ander. Het zijn altijd relaties. Mensen maken nu eenmaal andere dingen in je wakker, winden je op een andere manier op.”
Verhaeghe: “Akkoord, maar het fundament is altijd de intieme verhouding tegenover het eigen lichaam. Als dat niet goed wordt geïnstalleerd in de kindertijd, komt het later niet meer goed.
“Een gezond begin impliceert een kind dat opgroeit in een veilige omgeving, in een dichte verhouding met volwassenen. Zelfs letterlijk.
“Een baby ziet vrij scherp tot op 45 centimeter, dat is de afstand van de ogen tot de armen die hem vasthouden.”
Palmen: “Dichte verhouding tot anderen – precies! Een verhouding tot jezelf is een contradictio in terminis. Voor intimiteit met jezelf moet je een cartesiaanse splijting maken tussen je geest en je lichaam, en met je geest van je lichaam houden.
“Laten we het erop houden dat we hier van mening verschillen. Ik heb mijn lange strijd tegen de volstrekte onzin van de zelfliefde jammerlijk verloren.”
Volgens Jan Foudraine veroorzaken ouders met grote innerlijke conflicten veel ellende bij hun kinderen.
Verhaeghe: “Zeker! In het boek Behave gaat Robert Sapolsky, een Amerikaanse neurowetenschapper, primatoloog en endocrinoloog, op zoek naar de bronnen van goed en kwaad.
“Hij toont aan dat gedurende de eerste vijf à zes levensjaren de psychosociale omgeving de hersenen structureel verandert, met name in het limbische, affectieve systeem.
“Sapolsky treedt Freud bij in de overtuiging dat in de kindertijd opgelopen schade zich later kan herstellen onder invloed van de omgeving.”
Palmen: “Paul en ik zijn opgevoed door moeders die de intelligentie hadden voor een universitaire studie, maar die niet hebben gehad.
“Wij, zeker de dochters, maken de dromen van onze moeders waar.
“We zijn opgevoed door een offerende, naoorlogse generatie die de maatschappij opnieuw moest opbouwen en het hele wirtschaftswunder moest zien te begrijpen.
“Opeens zaten onze ongeschoolde ouders aan tafel met vier kinderen die allemaal een universitaire opleiding volgden en het hadden over Plato en hun vader de kwantummechanica trachtten uit te leggen.
“Als het goed is, veroorzaakt zoiets geen botsing, maar het zijn ravijnen die ouders en kinderen moeten overbruggen.
“Als gevoelige, liefhebbende kinderen zagen we welke offers onze ouders hadden gebracht voor ons geblaat over Nietzsche. Ik heb mijn ouders vaak zien kijken van ‘God, wat hebben wij slimme kinderen’.”
Verhaeghe: “Mijn zussen en ik hadden het nooit over Nietzsche aan de keukentafel.
“We hadden ook intelligente en boeiende gesprekken, maar zonder het begrippen apparaat dat mijn ouders in het duister deed tasten.”
Palmen: “Wat gek, wij hebben nooit een onderwerp vermeden omdat onze ouders het niet zouden begrijpen. Onze ouders genoten er juist van.
“Mijn moeder zei altijd dat ze haar universitaire opleiding via haar kinderen heeft gehad. Ze probeerde ons te begrijpen.”
Vandaag had men jullie als ‘hoogbegaafd’ gediagnosticeerd. Dergelijke labels waren Foudraine een doorn in het oog. Verwerpt u ze, Paul Verhaeghe, omwille van de macht van de taal? “Woorden zijn werelden”, schrijft Connie Palmen.
Verhaeghe: “Het gaat om de macht van de farmaceutische industrie, die misbruik maakt van de taal. In onze huidige samenleving is succes een verplichting. Wie uitvalt, wordt beschuldigd van te weinig inzet, te weinig veerkracht, et cetera. Daartegenover staat de farmaceutische industrie die al meer dan twintig jaar het DSM-handboek aanstuurt en er alle belang bij heeft om zoveel mogelijk zogenaamd genetische of neurologische stoornissen te installeren. Het is een match made in hell, want je hebt zo een verontschuldiging voor het feit dat je uitvalt en krijgt nog een pilletje toe. Vervolgens gaan mensen zich gedragen naar het patroon dat zo’n label oplegt.”
Kunnen we labels beter vervangen door eigenschappen?
Verhaeghe: “Eigenschappen zijn niet verifieerbaar, maar je kunt wel een combinatie op maat maken, die iets zegt over een periode in iemands leven. Labels scheppen de foute illusie dat iemand over dertig jaar nog dezelfde stoornis zal hebben.”
Palmen: “Ik ga niet om met mensen die zeggen: ‘Ik ben nu eenmaal zo.’ Ik onderzoek voortdurend mijn eigenschappen. Ik stel me de vraag welk belang ik erbij heb om als een drieste hond tekeer te gaan en vijanden te maken. Ik word woedend als ik zie hoeveel bullshit er wordt gepubliceerd. ‘Weer een hele generatie die wordt opgevoed met deze romantische onzin’, denk ik dan. ‘Met leugens over de liefde, over vriendschap en over wat vrouwen wel en niet moeten. Het gebrek aan kwaliteit maakt me op een vitale manier heel kwaad, want het is niet zo dat ik mezelf Freud-gewijs voor de gek houd en eigenlijk een verdriet moet wegwerken. Het is een oprechte woede, ook over de wereld die kapotgaat. Voor een zo solitair wezen is de betrokkenheid erg groot geworden.”
Verhaeghe: “Wie voelt er nu geen woede in deze tijd? Alleen jammer dat ze op de verkeerde onderwerpen wordt gericht, bewijze de politieke evolutie richting ultrarechts. Freud ging ervan uit dat het affect altijd juist is, maar vaak aan een verkeerde oorzaak gekoppeld wordt. Als iemand angstig is, is het onzin om aan die persoon te zeggen: je hoeft niet angstig te zijn. Het affect is juist, laat ons op zoek gaan naar de oorzaak. Zo ook is onze woede vandaag zonder de minste twijfel terecht, maar veel mensen koppelen die aan verkeerde zaken en figuren.”
U, Connie Palmen, pleit ervoor om meer fictie toe te laten in ons leven, ook bij de afbakening van onze identiteit. Liever fictie dan pillen en hormoontherapie bij trans?
Palmen: “Ik heb, vrees ik, niet alleen de strijd tegen de onzin van de zelfliefde verloren, maar ook de strijd tegen de idee dat fictie en werkelijkheid tegenstellingen zijn. Fictie is niet de wereld van de leugen en het bedrog. Fictie is echt. Je kunt maar beter fictionele elementen in je leven toelaten. Je wilt de mensen die in God geloven niet beledigen, maar dat is een vorm van fictie. Een utopisch en nastrevenswaardig ideaal als ‘gelijkheid voor alle mensen’ is fictie en om de wereld van de trans te begrijpen kan de werkelijkheid van fictie inzicht bieden. Je moet, vind ik, je coulanter opstellen tegenover de fictie die mensen toelaten in hun leven en die bepalend is voor hun leven.”
Verhaeghe: “Als ik zie hoe het begrip transseksualiteit benaderd wordt in psychoanalytische studies, dan is één ding zeker: men begrijpt het niet. De kans dat er iets biologisch speelt, is groot. De kans dat veel kinderen zich tegenwoordig op grond van culturele patronen identificeren met trans is minstens even groot. Net zoals bij eetstoornissen is de impact van de sociale media gigantisch. Overigens zijn er intussen zoveel gendercategorieën dat het mij niet verwondert dat veel veertienjarigen zichzelf dan maar uiten als non-binair. Wat zoveel wil zeggen als: ‘Laat mij gerust, geef mij de tijd om het uit te zoeken.’ Vandaar dat voorzichtigheid is geboden bij hormoontherapie, want dat is een hellend vlak naar onomkeerbare gevolgen. Uit recente studies weten we dat als je pubers die twijfelen over hun genderidentiteit met rust laat, een meerderheid rond zeventien à achttien jaar kiest voor een homoseksuele positie. Dus ja, het is gelukkig fictie, tot men ingrijpt en het geen fictie meer is. Geef kinderen alstublieft de kans om het uit te zoeken. Zelfs wie door het biologische proces gaat, heeft fictie nodig om zich in die rol in te leven.”
Palmen: “Voor mijn essay over Lola (uit het liedje van The Kinks, red.) heb ik gesproken met mensen van een transkliniek waar hele jonge kinderen komen aankloppen. Hoe jonger deze kinderen, hoe duidelijker de kracht van de overtuiging wordt. Op filmpjes zie je vierjarigen die het al weten, terwijl je het cohort van pubers inderdaad beter laat gedijen. Ik weet niet hoe ik was geweest en wat ik had gedaan als ik in mijn puberteit zo veel informatie had gekregen over non-binair en trans.”
Geloven jullie, bij wijze van fictie als een andere vorm van echtheid, in het hiernamaals?
Verhaeghe: “Fictie kan nooit kwaad. Je kunt het hiernamaals niet bewijzen en niet weerleggen, dus waarom niet? Zelf denk ik eerder in termen van energie. De stoïcijnen in de oudheid zagen het bestaan als een soort oervuur waar ieder leven een deel van kreeg. Op het ogenblik dat je sterft, gaat je deel terug naar dat oervuur. Welnu, 2500 jaar later stellen de wetten van de thermodynamica dat de energie niet verdwijnt, maar slechts transformeert. Als wij sterven, zie je hoe die energie het lichaam verlaat – het wordt koud – maar de energie is niet weg. Ze gaat ergens naartoe. Naar waar heb ik het raden. Niemand begrijpt de eerste wet van de thermodynamica, dus in religieuze termen kan je dat benoemen als een mysterie.”
Palmen: “Ik pas ervoor om de wetten van de thermodynamica te transporteren naar het persoonlijke leven. Bij geen van de mensen die ik ken die zijn doodgegaan, en het zijn er nogal wat, heb ik ervaren dat hun energie er nog is. Ik ben van de strekking dat de energiefabriek stopt. We worden geen bloemetje, geen kringboom, rien. Het is de taak en de verantwoordelijkheid van de levenden om de doden energie te blijven geven, om met hen te leven en ze in herinnering te roepen. De liefdesbetrekking met de doden blijft. Het is allemaal fictie.”
Wijsheid van Paul Verhaegheis uitgegeven bij De Bezige Bij.




Wie is Connie Palmen
- 1955 geboren op 25 november in Sint Odiliënberg (Ned).
- 1986 Afgestudeerd in Nederlandse taal en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam.
- 1988 Afgestudeerd in Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam.
- 1992 De wetten wordt European Novel of the Year.
- 1992 Gouden Ezelsoor voor De wetten.
- 1995 De vriendschap, roman.
- 1995 AKO Literatuurprijs voor De vriendschap.
- 1998 I.M., roman.
- 1999 Boekenweekgeschenk De erfenis.
- 2002 Geheel de uwe, roman.
- 2005 Presentator Zomergasten (VPRO).
- 2007 Lucifer, roman.
- 2011 Logboek van een onbarmhartig jaar.
- 2015 Jij zegt het, roman.
- 2016 Libris Literatuurprijs voor Jij zegt het.
- 2017 De Inktaap voor Jij zegt het.
- 2023 Essayboek Voornamelijk vrouwen.
- 2024 Toneelversie van De wetten door ITA.
Wie is Paul Verhaeghe?
- 67 jaar.
- Emeritus-hoogleraar psychologie
- Klinisch psycholoog en psychoanalyticus.
- Zijn eerste doctoraat (1985) handelde over hysterie, zijn tweede (1992) over psychodiagnostiek.
- Werkte als gewoon hoogleraar aan de universiteit van Gent.
- Verwierf internationale bekendheid met zijn boeken Liefde in tijden van eenzaamheid, Identiteit, Autoriteit en Intimiteit.

Lees ook
Lees ook
Klik op de hyperlink
en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard