(Dit artikel verscheen oorspronkelijk in De Morgen in augustus 2022)
Vanaf september gaat ex-nieuwsanker Martine Tanghe (66) op theatertournee met Morris, een muzikale vertelling naar een tekst van Bart Moeyaert. Tot het zover is, schudt ze de laatste restjes Journaal-heimwee van zich af. ‘Het lukt me steeds beter om af en toe niks te doen.’
Stef Selfslagh – De Morgen
Sommige gps’en beginnen te flippen als ze mijn adres moeten vinden”, zegt Martine Tanghe, wanneer ik haar vanuit mijn auto bel.
“Niks van aantrekken, dapper verder rijden. Het is het allerlaatste huis. Er staat een bord ‘doodlopende weg’.”
Nog voor ik in de verleiding kan komen om in die laatste zin een metafoor te zien voor mijn journalistieke carrière, bereik ik zonder verdere problemen residentie Tanghe: een fraaie, maar eenvoudig gebleven gezinswoning op de top van een prachtige Hagelandse heuvel.
In de tuin flankeren blauwe stoelen een ronde tafel en houden twee bomen zonder mopperen een hangmat vast.
In de weide wat verderop dolt een ram met een paar ooien en improviseren zomerzotte vogels een kwettersymfonie.
Het woord ‘idyllisch’ zou op zijn plaats zijn, ware het niet dat de toeristische dienst van Brugge al lang elke vorm van leven uit dat woord heeft gezogen.
We gaan zitten op het terras, vanwaar we een zicht hebben op mooie herinneringen.
“Zie je die stal daar? Daar woonde de ezel die ik voor mijn veertigste verjaardag cadeau kreeg van mijn man (de in 2019 overleden oud-VRT-journalist Jos Van Hemelrijck, red.).
‘Er is hier plaats voor nóg een ezel’, zei hij. Jos had een apart gevoel voor humor.”
Een glimlach, een zucht, een stilte. Dan: “Het heeft lang geduurd voor ik de moed had om de spullen van Jos op te ruimen. Laat staan om ons huis op te knappen. Maar vorig jaar ben ik er aan begonnen. Dit huis is bijna honderd jaar oud. Het kan wel wat klusliefde gebruiken.”
Ze oogt wat brozer dan ik verwacht had. Minder statig. Pas nu dringt tot me door dat de vrouw die jarenlang de epitheta ‘leading leady van de VRT-nieuwsdienst’ en ‘journalistiek monument’ moest torsen ook maar een mens van vlees en bloed is.
Omdat het onfatsoenlijk is om mensen op lankmoedige zomerdagen een bandopnemer onder de neus te schuiven, heb ik een presentje meegebracht: De dagen, het boek waarin wijlen Bernard Dewulf ‘het ongrijpbare van de tijd poogt vast te leggen’.
“Een van de vele mooie mensen die ons onlangs ontvallen zijn”, zegt Tanghe zachtjes, terwijl ze haar ogen over de auteursfoto op de achterflap laat glijden.
Een paar tellen later gaan onze gedachten eendrachtig naar Stijn De Paepe, de betreurde huisdichter van deze krant. Martine Tanghe stuurde hem een paar maanden voor zijn dood een berichtje.
Uit de e-mailuitwisseling die daarop volgde, bleek dat Tanghe en De Paepe niet alleen een grenzeloze liefde voor taal met elkaar gemeen hadden: de mama van Stijn De Paepe heet Martine, de jongste zoon van Martine Tanghe heet Stijn.
Je kunt over het toeval veel zeggen, maar niet dat het geen aandacht heeft voor details.
VOORLEESOMA
Mijn verzoek om een gesprek – de derde uitnodiging in vijf jaar tijd – was op de gebruikelijke weigerachtigheid onthaald.
“Ik praat niet graag over mezelf, over wat ik denk en voel. Wie ben ik dat ik de mensen daarmee lastig moet vallen?”
Er is een reden waarom interviews met Martine Tanghe nog zeldzamer zijn dan metalzangers met een falsetstem.
Maar vanaf 4 september gaat ze op tournee als verteller van Morris, een muzikale theaterproductie. En voor Morris wil ze wel even uit de luwte komen. Dat is ze verschuldigd aan de mensen die de productie hun talent schonken, vindt ze.
Bart Moeyaert, die het verhaal schreef; Koen Brandt, die de muziek componeerde; Koenraad Hofman, die haar bij het project betrok, en de muzikanten van het Oxalys Ensemble, met wie ze straks het podium zal delen.
Morris wordt, afhankelijk van de bron, aangekondigd als een intiem vertelconcert of een muzikaal toneelstuk. Ik vraag welke van die twee vlaggen het best de lading dekt.
“Morris is zeker geen toneelstuk. Het is een muzikale vertelling: ik lees voor, Oxalys speelt muziek. Eigenlijk ben ik als verteller een van de instrumenten. Net zoals Stefaan Degand, die een paar jaar geleden samen met Oxalys Peter en de Wolf tot leven bracht.
Morris is officieel een verhaal voor kinderen, maar zal – zoals alles wat Bart Moeyaert schrijft – ook volwassenen bekoren. Het is echt een familievoorstelling.”
Verhalen voorlezen doet ze al een hele tijd: vroeger als mama van Clara, Jan Bos en Stijn, vandaag als oma van Max, Johanna en Merel.
Maar met het voorlezen van verhalen aan mensen die ze nooit fruitpap gaf, heeft ze minder ervaring.
“Een paar weken geleden las ik in de kleuterklas van Max Een zee van liefde van Pieter Gaudesaboos voor. Verder heb ik eigenlijk nog nooit voor een publiek voorgelezen.
“Tenzij je mijn ankerjaren meetelt, natuurlijk. Wat ik al die jaren in Het journaal deed, is per slot van rekening ook een soort van vertellen. Zij het dan voor grote mensen.
“Wat ik fijn vind, is dat de kinderen aan wie ik Morris straks ga voorlezen, mij van haar noch pluim kennen. Voor hen ben ik niet ‘die mevrouw van de televisie’, maar ‘die mevrouw die hun een verhaal gaat vertellen’.
“Dat vind ik een rustgevende gedachte.”
NIET RIJK, WEL BLIJ
Morris is het ontroerende relaas van een jongen die een tijdje bij zijn oma woont. Om de haverklap moet hij op een berg Houdini zoeken, de ontsnapgrage hond van zijn oma.
Wanneer hij tijdens de zoveelste zoektocht naar het dier ondergesneeuwd raakt, weet hij even niet hoe hij weer thuis moet raken. Tot er uit het niets een lotgenoot verschijnt: een jongen die ‘een beetje op een wild dier lijkt’ en vergezeld wordt door een reusachtige ram.
“Morris gaat voor mij over vriendschap”, zegt Martine Tanghe.
“Of beter: over de mogelijkheid van een vriendschap. Want het is niet zeker of Morris en die brutale jongen die eten vreten noemt wel vrienden kunnen worden. Daarvoor lijken ze op het eerste gezicht te veel van elkaar te verschillen.
“Ik denk dat kinderen Morris een hele leuke, dappere jongen gaan vinden. Hij vindt altijd opnieuw de moed om het hondje van zijn oma te gaan zoeken, zelfs als het vriest. En zijn belevenissen op de berg zijn ongemeen spannend: behalve een vervaarlijke ram en een hevige sneeuwstorm, moet hij ook nog een angstaanjagende man trotseren.
“Volwassenen zullen dan weer gecharmeerd worden door de schoonheid van de taal in Morris. Door de rake zinnen en de filosofische gedachten die in het verhaal verweven zijn.
“Op een gegeven moment zegt Morris over zijn oma: ‘Ze naaide lappendekens. Die verkocht ze. Rijk werd je er niet van, maar wel blijer.’
“Ik moest glimlachen toen ik dat las. Ik dacht meteen: die zinnen moet ik parafraseren voor mijn kleinkinderen.
‘Omi heeft 42 jaar voor de VRT gewerkt. Rijk werd ze er niet van, maar wel blijer.’” (lacht)
Op 4 september vertelt ze Morris voor het eerst, in de Bijloke in Gent. Heeft ze Bart Moeyaert, zelf een geoefend verteller, al om regie-aanwijzingen gevraagd?
“Dat ga ik tijdens de repetities zeker nog doen. Maar eigenlijk is Morris een verhaal dat zichzelf voorleest. De tekst van Bart heeft een prachtig ritme, zijn leestekens zijn op zich al regie-aanwijzingen.”
BIO
- Geboren in Aalter op 23 november 1955
- Studeerde Germaanse filologie aan de KU Leuven
- Slaagde in 1977 voor het journalistenexamen van de toenmalige BRT
- Was 42 jaar lang anker van Het journaal
- Presenteerde ook Het Groot Dictee der Nederlandse Taal en tal van verkiezingsshows
- Kreeg in 1995 de prestigieuze Groenman-taalprijs en in 2020 de Grote Prijs Jan Wauters
- Haar laatste Journaal, op 30 november 2020, was de best bekeken aflevering ooit
- Heeft drie kinderen en drie kleinkinderen
- Verloor in 2019 haar man, journalist Jos Van Hemelrijck
Ze vult twee glazen met citroenwater en looft de stilistische kwaliteiten van Moeyaert.
“Bart is een meester in het schrijven van eenvoudige, maar treffende zinnen.
‘Van sommige namen krijg je brede schouders’, laat hij Morris zeggen.
“Dat is niet alleen mooi geformuleerd, het is ook wáár. Mijn kleinzoon heet Max: dat is een naam waar je inderdaad zelfvertrouwen aan ontleent. En zo strooit Bart bij monde van de kleine Morris nog wel meer wijsheden in het rond.”
Trakteren haar eigen kleinkinderen haar weleens op filosofisch getinte uitspraken?
“Johanna is vier. Een paar maanden geleden zei ze plots: ‘Omi. Eerst corona. En nu oorlog. Slecht, hè?’
“Waarna ze vrolijk weghuppelde.” (lacht)
In het najaar wordt Morris ook een boek, met illustraties van Sebastiaan Van Doninck.
Zal ze Johanna, Max en Merel het verhaal voorlezen zoals Bart Moeyaert het bedoeld heeft? Of geeft ze de verhalen die ze haar kleinkinderen vertelt soms zelf bedachte wendingen?
“Nee, mijn fantasie is niet groot genoeg om verhaallijnen te improviseren. Laat staan om volledige fabels te verzinnen. Gelukkig hoeft dat ook niet: er zijn al genoeg goede boeken geschreven.”
LEEFTIJDLOZE VERHALEN
Begin dit jaar was Martine Tanghe juryvoorzitter van de Boon literatuurprijs, afdeling kinder- en jeugdboeken.
Aan Pieter Gaudesaboos, auteur en illustrator van Een zee van liefde, mocht ze een cheque overhandigen van vijftigduizend euro.
Dat is geen cent minder dan het bedrag dat Marieke Lucas Rijneveld, de winnaar in de volwassenencategorie, mocht opstrijken voor Mijn lieve gunsteling.
Eindelijk een literaire prijs die komaf maakt met de chronische onderschatting van auteurs van kinderboeken, zeg ik.
“Ja, en dat maakt me erg blij. Kinder- en jeugdliteratuur is even belangrijk als literatuur voor volwassenen.
“Het is in je kindertijd dat je een liefde voor taal en boeken ontwikkelt. Dat je ontdekt hoe heerlijk het kan zijn om de wereld door andermans ogen te bekijken, en daar telkens een béétje groter, slimmer, sterker van te worden.
“Veel mensen denken over jeugdliteratuur: ach, het is maar voor kinderen. Maar het is zeker niet gemakkelijker om een uitgepuurd kinderboek te schrijven dan een turf voor volwassenen. Ook verhalen voor kleine kinderen kunnen grote literatuur zijn.”
In haar juryrapport noemde ze Een zee van liefde ‘een boek om een leven lang te koesteren.’ Staat er op kinderboeken dan geen vervaldatum?
“Een zee van liefde is, net als Morris, een verhaal voor alle leeftijden. Het gaat over het ontdekken van de liefde. En er staan inzichten in waar ook volwassenen wat aan hebben. De wereld nog eens door de nieuwsgierige ogen van kinderen bekijken, kan erg verhelderend zijn.”
Toen Wim Helsen haar drie jaar geleden tien minuten Winteruur cadeau deed, las ze ook een kinderversje voor: ‘Lijmen’ van Joke van Leeuwen.
Was de lichtvoetige schrijfstijl van kinderboeken tijdens haar ankerjaren een welkom tegenwicht tegen de zwaarmoedigheid waarmee ze beroepshalve geconfronteerd werd?
“Literatuur tout court was een welkom tegenwicht. Voor de gruwel in de wereld, de botheid van de mensen, de negativiteit, het gezeur.
“Ik las meestal ’s avonds, na het werk: dan ontvluchtte ik de realiteit en stapte ik in de wereld van de verbeelding. Ik heb altijd liever fictie dan non-fictie gelezen. Ik vind het fijn om me onder te dompelen in verzonnen levens.”
Als kind mocht ze in de bibliotheek maximaal vijf boeken per week lenen. Maar die volstonden lang niet om haar letterhonger te stillen.
“Meestal had ik mijn boeken al uit op de dag dat ik ze was gaan halen. Dan moest ik de hele week wachten tot ik er vijf nieuwe mocht lenen.
“Bij ons thuis waren er geen boeken: mijn ouders waren arbeiders die maar tot hun veertiende naar school zijn gegaan. Waar mijn appetijt naar boeken vandaan komt, is dan ook een raadsel. Kun je met een liefde voor taal geboren worden?”
“Als je met een wijnvlek op de wereld kunt komen, dan ook met een taalhart.
“Wel, zo’n hart heb ik dan. (lacht) De jongste tijd herlees ik zelfs romans die ik tijdens mijn studies Germaanse filologie moest lezen.
“Boerenpsalm van Felix Timmermans, bijvoorbeeld. Ik herlas het nadat Bart Van Loo in De afspraak zo enthousiast was over de heruitgave van het boek. En momenteel ben ik alles van Willem Elsschot opnieuw aan het lezen. Chronologisch, zo ben ik wel.” (lacht)
Maakt het haar droevig dat jongeren liever tiktokken dan lezen? De helft van de Vlaamse vijftienjarigen vindt lezen tijdverlies, blijkt uit onderzoek.
“Ik vind dat onthutsend, ja.
“De leesvaardigheid van onze scholieren gaat dramatisch achteruit. Met alle gevolgen van dien: universiteitsprofessoren beweren dat veel studenten een schrale woordenschat hebben en nauwelijks nog een goede, samenhangende tekst kunnen schrijven. Dat is toch triest?
“Op de middelbare school moesten we vroeger een uur per week verplicht lezen. Voor sommigen was dat een beproeving, maar ik vond het geweldig. Lezen is zo plezierig.
“Het verheugt mij dat de Vlaamse regering middelen heeft vrijgemaakt voor het Leesoffensief, een initiatief dat tot doel heeft om Vlaanderen opnieuw aan het lezen te krijgen.
“Het project is vorige zomer goedgekeurd, maar daarna heb ik er niks meer over vernomen. Wellicht is het ondergesneeuwd door andere problemen, zoals de gevolgen van de corona-ellende en het leerkrachtentekort. Maar ik hoop vurig dat het binnenkort weer uit de lade of mailbox wordt gehaald.”
HALF VERDWIJNEN
“Kom, we gaan eens dag zeggen tegen mijn ram. Ik hoor aan zijn geblaat dat hij aandacht nodig heeft.”
We lopen naar de weide, waar de ram ons al opwacht aan de omheining. Zijn baasje trekt wat gras uit de grond en stopt het liefdevol in zijn bek. Terwijl de ram rustig kauwt, zegt Martine Tanghe:
“Ik sta hier soms minutenlang niks te doen. Behalve kijken, zwijgen en mijmeren.”
Terug op het terras besluit ze dat ook wij wat versnaperingen verdiend hebben. Ze duikt in de keuken en komt terug met een assortiment hapjes en twee glazen witte wijn.
We toosten op het weerbericht voor morgen (geen wolkje binnen oogbereik, hangmattemperaturen tot ’s avonds laat) en op het verkwikkende buitenleven, dat natuurlijke medicijn tegen allerlei vormen van sores.
“Ik ben een buitenmens geworden. Vandaag is het warm, maar ook als het koud is of regent, leef ik grotendeels buiten. In de frisse lucht kom ik makkelijker tot rust. Een mens is niet gemaakt om binnen te zitten.”
Terwijl de zon zich stilaan richting einder begeeft, zeg ik dat er in Morris een zin staat die aan haar doet denken:
‘Als je zwijgt, verdwijn je half.’
Drukt die zin de reden uit waarom ze zo weinig interviews geeft? Wil ze half verdwijnen? Aan de ogen van de buitenwereld ontsnappen?
“Ja. Ik vind mezelf niet belangrijk. Toen ik klein was, verlangden mijn ouders maar één ding van mij: dat ik mijn best zou doen. Wel, dat heb ik gedaan. En dat doe ik nog steeds. Meer valt er over mij niet te vertellen.
“Is het belangrijk om te weten wat mijn lievelingsrestaurant is? Of wat ik over de huiszoekingen bij Donald Trump denk? Neen, toch?”
Leest ze dan zelf niet af en toe een interview? En overkomt het haar dan niet dat ze het interessant vindt te om vernemen hoe de geïnterviewde naar de wereld kijkt?
“Maar natuurlijk. Meerdere keren zelfs. Alleen waren die geïnterviewden stuk voor stuk mensen die iets te vertellen hadden. Ik, daarentegen, heb niks te vertellen.”
Ik proest bijna mijn wijn uit, zeg dat ze zichzelf schromelijk tekortdoet en leg onbehouwen een verband met haar bescheiden komaf.
Vindt ze zichzelf niet interessant omdat ze zich wijsmaakt dat ze maar een doodgewone Martine uit een doodgewoon arbeidersgezin is?
“Misschien heeft mijn terughoudendheid wel met mijn afkomst te maken, ja. Ik heb altijd gedacht: wat ik denk, is bijkomstig, ik ben maar een stipje in het heelal.
“Af en toe vragen mensen mij om een lezing te geven. Maar ik ben echt de laatste om vanachter een pupiter allerlei meningen op mensen af te vuren. Laat mij maar op de achtergrond blijven.
“Alleen al bij de gedachte dat dit gesprek straks in de krant zal staan, slaat de schrik mij om het hart. Als ik jou was, zou ik snel over iets anders beginnen, want zo meteen bedenk ik me nog.” (lacht)
NIET ACTIEF
Over haar pensionering, inmiddels anderhalf jaar geleden, mag een misverstand de wereld uit geholpen worden: ze heeft er, in tegenstelling tot wat hier en daar te lezen was, niet zelf voor gekozen om met pensioen te gaan.
Vijfenzestigjarige VRT-medewerkers worden verplicht om te stoppen met werken. Ook al zijn sommigen onder hen nog zo gretig als een Engelse volbloed die voor het eerst de renbaan van Ascot in het vizier krijgt.
Maar er is ook goed nieuws: Martine Tanghe is het voorbije anderhalf jaar niet in een zwart gat getuimeld.
“De eerste maanden heb ik mijn werk echt gemist. Het gebeurde geregeld dat ik naar Het journaal zat te kijken en dacht: ik wou dat ík daar zat. Maar dat is ondertussen verleden tijd. Ik heb mijn werk losgelaten.
“En dat is al bij al gemakkelijker gegaan dan ik gedacht had. De dagen vliegen voorbij. Ik breng veel tijd door met mijn kinderen en kleinkinderen, ik werk met plezier in de tuin, ik ga straks met Morris op tournee, ik heb me nog geen seconde verveeld.
“Alleen met het woord pensioen heb ik het nog moeilijk. Op officiële documenten moet ik nu het vakje ‘gepensioneerde’ aanvinken. Dat bevalt me niet. (lacht) Al kan het nog erger.
“Onlangs moest ik op een document het hokje ‘niet actief’ aankruisen. Dat was pas een aantasting van mijn waardigheid. Ik ben verdorie nog nooit zo actief geweest als nu.” (lacht)
Toch wil ze ook de edele kunst van het niksen onder de knie krijgen.
“Als ik overdag even ga zitten, denk ik meteen: ik moet nog dweilen. Of: er ligt nog een hoop strijk. Van die plichtsbewustheid wil ik mezelf verlossen.
“Toen ik in de Boon-jury zat, las ik De eik was hier van Bibi Dumon Tak. Nog zo’n filosofisch kinderboek. Het hoofdpersonage is een eik die zich afvraagt waarom bewegen hoger aangeschreven staat dan stilstaan.
“Dat boek is voor mij een les geweest. Altijd maar bezig zijn, altijd maar mijn best doen: moet dat wel? Ik wil af en toe ook niks kunnen doen. Zonder het gevoel te hebben dat ik lui ben. Gelukkig begint me dat steeds beter te lukken.”
De zon trekt zich geeuwend achter de horizon terug, zowel interviewer als geïnterviewde gaan in schemermodus.
“Ik heb het afgeleerd om mijn dagen ver vooruit te plannen. Dat heeft geen zin, want het leven komt soms heel verrassend uit de hoek. Tegenwoordig haal ik mijn levensmotto bij Winnie-the-Pooh.
“Winnie vroeg ooit aan Piglet: ‘What day is it?’ ‘It’s today’, antwoordde Piglet. Waarop Winnie zei: ‘That’s my favourite day.’
“Dat dialoogje verwoordt perfect hoe ik in het leven sta. Ik ben blij met vandaag. Wat morgen brengt, zien we wel weer.”
Haar allerlaatste Journaal besloot ze met de woorden: ‘Het komt allemaal weer goed.’ Ik vraag of ze daar anderhalf jaar en één oorlog later nog altijd van overtuigd is.
“Ik heb er destijds niet bij gezegd wannéér het allemaal weer goed komt. (lacht) Die uitspraak sloeg natuurlijk op de covidcrisis die toen onze levens beheerste. Maar ook los daarvan sta ik positief in het leven. Ik vind dat de enige leefbare keuze.”
Ik geef haar gelijk, maar voeg er aan toe dat ik er lang niet van overtuigd ben dat de wereld er nog wezenlijk op vooruitgaat.
“Het is soms een processie van Echternach, dat klopt. Zoals mijn lieve Johanna al zei: die oorlog, slecht hè?
“Ik begrijp niet wat er in het hoofd van zo’n Poetin omgaat. Ik vind het verschrikkelijk wat er in Oekraïne gebeurt. Het zal ook daar wel weer goed komen. Maar ik vrees dat het eerst nog slechter zal moeten worden voor het weer beter wordt.”
De duisternis valt, de hitte trekt zich langzaam terug. We beschouwen ons gesprek als voltooid en geven het woord aan de Hagelandse fauna.
Niks zegt zo mooi ‘zomeravond’ als het geluid van tsjirpende krekels.
Bron: De Morgen