De jubilea van haar schrijverschap en haar romandebuut, de Constantijn Huygensprijs voor haar oeuvre, een nieuw boek in een feestelijke editie: Marion Bloem beleeft het allemaal vanachter een rouwsluier. ‘Ik stel me niet de vraag of ik het ga overleven, maar of ik Ivan achternaga.’
Jelle Van Riet – De Standaard
‘Er is niemand meer die me ziet zoals ik ben’
Marion Bloem
Marion Bloem (70)
- Is een veelbekroonde schrijfster van Nederlands-Indische afkomst, wat een belangrijk thema in haar werk is.
- Ze studeerde psychologie en brak in 1983 door met haar roman Geen gewoon Indisch meisje.
- Ze was getrouwd met arts en auteur Ivan Wolffers, die in 2022 op 74-jarige leeftijd overleed.
Bosch en Duin moet met zijn vele feeërieke villa’s op grote groene kavels adembenemend zijn, maar vandaag oogt de wijk als de setting voor een donker Tim Burton-sprookje.
Een muur van regen, zwiepende ruitenwissers, aan beide kanten van de weg intimiderend hoge, kale bomen, een oprit met een klapperend hek: bestemming bereikt.
In de schijn van het portieklampje wacht Marion Bloem me op: een lichttoets op het zwarte canvas van de dag. Binnen is de herinnering aan mijn enge rit meteen verjaagd.
Bloem werkt niet alleen voor haar schilderen met een kleurrijk palet. Overal in huis schijnt een regenboog. Zelf draagt ze het appelblauwzeegroene pakje waarin ze vanochtend aan pilates deed.
Bloem, naast auteur ook filmmaker en beeldend kunstenaar, is opvallend lenig en beweeglijk, maar kraakt ook van de verse rouw. Eind vorig jaar heeft ze haar man, schrijver, arts en hoogleraar Ivan Wolffers, naar de overkant begeleid. Het slotstuk van twintig jaar prostaatkanker.
Hij trad de dood open tegemoet, zij moet na bijna tweeënvijftig jaar gedeeld leven uitzoeken hoe het nu verdergaat.
‘Soms heb ik de illusie dat het ietsje beter gaat tot het verdriet me weer onverwachts en des te gemener aanvliegt. Alle leuke leven dat me ook overkomt, is erdoor aangetast.
‘De idee dat hij dit niet meer kan meemaken vind ik zo ondraaglijk droef dat ik mezelf heb wijsgemaakt dat hij er wél bij is en met mij geniet.’
Met ‘leuk leven’ doelt Bloem op alle rond haar werk geplande feestelijkheden. Niet alleen is zij vijftig jaar schrijver, ook debuteerde ze veertig jaar geleden als romancier met Geen gewoon Indisch meisje, waarmee ze honderdduizenden lezers recht in het hart trof.
Sindsdien is haar werk vele kanten opgewaaid en dekt ‘indrukwekkend’ de lading, zowel in omvang als variatie en originaliteit.
Morgen, op 12 februari, ontvangt ze er de Constantijn Huygensprijs voor in Den Haag. En het verhaal gaat door, want onlangs rolde alweer een boek van de persen: Meisjes uit het dorp, dat samen met haar debuut en Een meisje van honderd (2012) een trilogie vormt over wat het betekent om als Indisch meisje op te groeien in Nederland.
Hoofdpersoon Ramona, net als Bloem zeventig, blikt terug op haar jeugd in Het Dorp naast de militaire vliegbasis. We herkennen Soesterberg, waar Bloem van 1956 tot 1971 heeft gewoond. Vader is bij de luchtmacht, moeder bestiert het huis met harde hand. Beiden hebben onderhuids veel trauma’s uit Indonesië meegebracht.
Toonde Bloem in haar twee vorige meisjesboeken dat opgroeien tussen twee culturen een hart uiteenrijt en ook de geschiedenis van een land knaagt aan families, herinneringen en identiteit, dan licht ze nu een meisje uit dat geen talent lijkt te hebben voor vriendschap, maar in wezen op hetzelfde botst als migrantenkinderen vandaag: wie ben ik?
U zegt vaak dat alles wat u verzint waar is. Zijn ook nu weer niet de feiten maar de emoties, de groeipijnen en de schaamte autobiografisch en dus waar?
‘Al mijn boeken zijn vanuit die emotionele waarheid geschreven. Ik spit daarbij niet alleen mijn eigen verleden om, maar ook de ervaringen die anderen met me hebben gedeeld.
‘Zodra ik in die goudmijn van verhalen stap, heb ik de zinnen, de beelden en de emoties maar los te hakken. Dit keer wilde ik de ervaringen ontginnen van de meisjes met wie ik opgroeide, maar het contact al lang geleden ben verloren.’
‘In die tijd was interculturele vriendschap niet vanzelfsprekend. Dat is het nog steeds niet.
‘Enkel als je de ander begrijpt, kun je vrienden worden. Zolang de idee van verschillende werelden in stand wordt gehouden en gebeurtenissen uit het verleden geen plek krijgen in het collectieve bewustzijn, komen we geen stap verder.
‘Nederland is nog steeds niet gedekoloniseerd. Er zullen nog veel boeken moeten worden gepubliceerd om alle blinde vlekken van het geïnstitutionaliseerd racisme weg te werken.’
Helpt het dat dankzij de digitale media iedereen met iedereen in contact komt?
‘De sociale media maken de situatie alleen maar zorgwekkender. In Het Dorp waren de groeperingen en de sociale codes overzichtelijk: je had bijvoorbeeld de sjorsen versus de vetkuiven.
‘Nu zijn er heel veel kleine afsplitsingen, waar je door de algoritmes in komt vast te zitten. Je leest enkel nog je eigen nieuws, hebt geen benul meer van wat er verder gaande is.
‘Sommige kinderen komen nooit in aanraking met iemand van een andere huidskleur of cultuur. De ander is iemand voor wie je ouders je waarschuwen.
‘Bovendien krijgt al wie anders denkt meteen een label, zoals wappie, wat ik zeer gevaarlijk vind. Een antropoloog zou er een vette kluif aan hebben om uit te zoeken over welke eigenschappen mensen beschikken die buiten de groep vallen.
‘Bij de sjorsen en de vetkuiven ging het ook al om meer dan uiterlijke kenmerken. Om een sjors te zijn moest je geld hebben, want het kostte je een rib uit je lijf om zo’n brommer te kopen.’
In Het Dorp werd met wel dertig kinderen in één huiskamer televisiegekeken. Nu heeft iedereen een eigen schermpje. Had u als kind een mobieltje willen hebben?
‘Net als Ronald Laing (psycholoog, net als Bloem, red.) geloof ik dat je positie in het gezin een sleutelrol speelt in je ontwikkeling. Als je zoals de zusjes Ursula en Ramona dicht op elkaar zit in leeftijd en in hetzelfde bed slaapt, dan heeft dat een weerslag.
‘Zus, zoals Ramona Ursula noemt, is heftig en conflictueus. Zij provoceert haar ouders graag en verwacht van haar jongere zusje loyaliteit. Maar Ramona is introvert en schuwt de herrie.
‘Zij is niet zoals Zus, die makkelijk aansluiting vindt bij de meisjes van haar leeftijd en met hen naar popmuziek luistert.
‘Als jongste en fysiek zwakste heeft Ramona twee opties: of ze holt Zus als een slaafje achterna of ze zet zich tegen haar af en zoekt een eigen identiteit. Dat doet Ramona.
‘Zelf wilde ik ook niet op mijn zus gelijken. In mijn zoektocht naar een alternatief, ontdekte ik jazz en klassieke muziek, creëerde ik mijn eigen wereldje. Dat was met een mobieltje niet anders geweest. Alleen zou ik wellicht meer filmpjes dan verhalen hebben gemaakt.’
‘Toen ik voor ’t eerst zelf een boek mocht uitkiezen en Puk en Muk en Moortje koos omdat ik over een bruin kindje wilde lezen, wachtte me een grote teleurstelling: Moortje was dom. Ik moest wel zélf boeken gaan schrijven’
Marion Bloem
Ramona heeft weinig talent voor vriendschap. Over het meisje met wie ze naar school fietst, zegt ze dat ze bij de ochtend hoorde ‘zoals haar brood en lauwwarme melk met vellen’.
‘Precies hierom wilde ik dit boek schrijven! Want waarom kwam het niet in me op om de meisjes die ik elke dag op school zag en bij ons over de vloer kwamen vriendin te noemen?
‘Ik zat, begrijp ik nu, te zeer in mijn eigen bubbel om te zien wat er om mij heen gebeurde. Ik had het al zo druk met mijn ouders’ problemen in gedachten, laat staan dat ik nog alle vibraties van de buitenwereld had toegelaten.
‘Mijn empathische vermogen is mijn grootste troef en mijn grootste handicap. Mijn hoofd staat nooit stil, alles geeft aanleiding tot een verhaal.
‘Vorige week was ik in de tuin aan het spitten, toen een groep wielrenners door de straat vlamde. Een van hen schreeuwde: “Als je de vrouwen van nu vraagt wat ze precies van een man willen, nou dan …” De rest ging verloren in de wind, maar ik was de hele middag zoet met die ene zin.
‘Als je zo’n spons bent als ik, dan moet je een zekere afstandelijkheid creëren wil je niet verdrinken in alles wat er binnenkomt.’
Heeft u die afstandelijkheid ook ’n beetje gecultiveerd?
‘Ik wil minstens een paar uur per dag alleen gelaten worden. Anders trek ik het leven niet. Maar ik ben van nature geen loner. Eerder een gangmaker, die als vanzelf het leiderschap krijgt toegeschoven.
‘Ik was vroeger ook een goeie oppas, werd altijd als klassenhoofd gekozen. Tegelijkertijd werd ik als Indisch meisje vaak gediscrimineerd en als ik met de witte meisjes speelde dan noemden de Indische me een verrader.
‘Als ik al eens bij een wit meisje in huis werd binnengelaten – het was altijd de vraag of hun vader en moeder dat wel wilden – dan ging het er zo volstrekt anders aan toe dan bij mij thuis waar mijn moeder gastvrijheid tot religie had verheven, dat ik me alsnog onwelkom voelde.
‘Zo word je vanzelf een eenling, zeker als je er ook voor past om als een sukkeltje achter je oudere zus aan te lopen, die je de ene keer aanhaalt omdat zij en haar vriendinnen iemand nodig hebben voor het spel, de andere keer wegstuurt. Om dat te laten gebeuren, was ik dan weer te trots.’
‘Wij zijn Indo, en daar moet je trots op zijn’, vond uw moeder. Bent u er trots op?
‘Dat ik uit verscheidene culturen ben voortgekomen en me in verschillende werelden heb bewogen, ervaar ik als een rijkdom. Het heeft me in staat gesteld om wat ik van thuis uit heb meegekregen te toetsen aan de in de samenleving geldende normen en waarden en mijn eigen pakket samen te stellen.
‘Wie tot de dominante samenleving behoort meent nooit te moeten twijfelen aan zijn vanzelfsprekendheden. Ik heb harde lessen gekregen, maar ze hebben me sterk gemaakt.
‘In mijn kindertijd was er geeneens een boek voorradig met een identificeerbaar hoofdpersoon. Je had Sjors en Sjimmie – je wilde niet Sjimmie zijn! – en de strip Hiawatha, waarin indianen alleen maar soep van anderen wilden koken.
‘Toen ik voor ’t eerst zelf een boek mocht uitkiezen en Puk en Muk en Moortje koos omdat ik over een bruin kindje wilde lezen, wachtte me wederom een grote teleurstelling: Moortje was dom. Ik moest wel zélf boeken gaan schrijven.’ (lacht)
Had u wat aan uw trots toen u voor ‘vuile pinda’ en ‘spleetoog’ werd uitgescholden?
‘Mijn oma heeft me geleerd dat ik in zo’n geval strak voor me uit moest kijken, met mijn neus in de wind. In mijn puberteit leerde ze me ook dat ik nooit leentjebuur mocht beginnen met een potje suiker, want dat men vervolgens mijn naaimachine en tenslotte mijn man zou lenen.
‘Dat was haar overkomen, nota bene kort nadat ze haar oudste zoon had verloren. Om een jongere vriendin te helpen had mijn oma haar in huis genomen. Op een dag troffen de jongste kinderen haar samen met opa onder de klamboe aan.
‘Mijn moeder heeft oma toen met haar hoofd tegen de vloer zien bonken. Zulke heftige beelden blijven lang in een familie rondwaren.
‘Ook ik ben opgegroeid in een huis met veel ruzie, veel spanning, veel slaag van mijn moeder, veel oorlogstrauma. Dan wil je het liefst alleen op je zolderkamer je verdriet neerschrijven.’
‘Ik haat mijn moeder’ schreef u in zowel Geen gewoon Indisch meisje als Haar goede hand. Heeft u haar uiteindelijk kunnen zeggen dat u van haar hield?
‘Ik had in 1975 zelf al een kruimeltje rondlopen dat ik aldoor moest terechtwijzen. “Marion heeft haar kind nog nooit geslagen,” zei mijn moeder een keertje vol bewondering, “maar hij luistert wel.”
‘Waarna ze ging uitleggen waarom zij ons wel lijfelijk had gestraft: ze had een zwaar leven gehad, moest altijd alles alleen doen, misschien waren die klappen wel voor haar man bedoeld, enzovoorts.
‘Toen zei ze: “Ik denk dat de kinderen me wel hebben vergeven.” “Nooit!”, schreeuwde ik dwars door de kamer heen en ik besefte dat ik zo niet verder kon.
‘Ik ging me in haar verplaatsen, hoe ze als getraumatiseerde jonge zwangere moeder in Nederland aankwam. Dankzij mijn kennis over haar onverwerkte trauma’s heb ik mijn moeder vergiffenis kunnen schenken, maar ik word nog altijd fysiek onwel als ik iemand een kind een klap zie geven of de huid hoor vol schelden.’
In veel van uw werk cirkelt u om trauma heen: huiselijk geweld, koloniaal verleden, de dood van geliefden. Zijn uw boeken zuiveringsrituelen?
‘Het is gek, maar als ik iets traumatisch uit mijn leven in een boek heb verwerkt, ben ik dat een jaar later als het ware volledig vergeten.
‘Volgens de Eye Movement Desensitization and Reprocessing- of EMDR-therapie, waar ik me een beetje in heb verdiept, zouden we trauma’s uit het geheugen wissen om vooruit te kunnen.
‘Mijn vader mediteerde en kon ondanks alles wat hij had meegemaakt (op hun getorpedeerd krijgsgevangenenschip verdronken in 1944 twee ooms en een neef, maar hij overleefde, red.) zijn kalmte behouden.
‘Ik trek me terug om te schrijven, wat ook een vorm van meditatie is. Mijn pen is mijn innerlijke krachtbron, die me in moeilijke tijden altijd overeind heeft gehouden.
‘Ik had nooit zeven jaar mijn moeders mantelzorger kunnen zijn, als ik in haar niet ook een goudmijn had gezien waaruit ik dat boek kon puren. Zonder Haar goede hand was ik eraan onderdoor gegaan.
‘Ivan wist dat schrijven voor mij leven betekent en heeft me daarom de dag voor hij stierf gevraagd om hem een boek in briefvorm te schrijven. Herinneringen dringen zich aan me op, maar voorlopig kom ik enkel toe aan poëzie.’
Nadat u in 2017 uw zus had verloren, schreef u Een teken van leven. Is het zusterschap, zoals Ramona stelt, ‘een band verheven boven vriendschap’?
‘Ja, wat niet betekent dat we symbiotisch waren. We zijn beiden iemand geworden. Mijn zus (beeldend kunstenaar, keramist en dichter Joyce Bloem, red.) was een apart mens.
‘Ze kon heel goed jokken, zoals Zus, en heeft zichzelf ook tot Miss Soesterberg uitgeroepen. Ze vond het heerlijk dat iedereen erin was gestonken.
‘Mijn zus was heel intens. Iemand van slaande ruzies met veel geschreeuw, ook op latere leeftijd. Er zat een gekte in haar, die me verbaasde maar die ik ook bewonderde.
‘Als een jongen haar pijn had gedaan, zon ze op wraak en dan sleurde ze me mee in haar vergeldingsactie. Op een keer had ze een wraakkunstwerk gemaakt, dat we vervolgens in een gigantisch grote doos, trein in trein uit, tot aan de voordeur van de jongen hebben gesjouwd.
‘En ja, ook zij heeft op een feestje mijn eerste vriendje gezoend – ik had huisarrest –, terwijl ze me had beloofd om op hem te passen. Daarna wilde ik hem niet meer, maar ik bleef wel loyaal tegenover mijn zus.’
‘Als ik al eens bij een wit meisje in huis werd binnengelaten, dan ging het er zo volstrekt anders aan toe dan bij mij thuis waar mijn moeder gastvrijheid tot religie had verheven, dat ik me alsnog onwelkom voelde. Zo word je vanzelf een eenling’
Marion Bloem
Kreeg u een teken van leven van haar? Van uw man?
‘Ik heb van al mijn dierbare overledenen een teken van leven gekregen. Mijn man geloofde daar niet in, maar hij heeft me gegeven wat we van tevoren hadden afgesproken. En meer. Nochtans heb ik niet iets makkelijks gevraagd.
‘Zijn nabijheid stuwt me door de dagen, al besef ik dat dit niet iets blijvends is. Mijn vader was ook eerst heel aanwezig, later niet meer. Er is vast een wetenschappelijke uitleg voor, die we nog niet kennen en misschien te maken heeft met het onderbewustzijn, waar we nog steeds weinig van snappen.
‘Wij weten ook niet wat hier nu tussen ons in hangt, wat van jou aan mij blijft kleven en wat jij van mij naar huis meeneemt.
‘Ik geloof dat je na de dood iets wordt wat zelfs onder de microscoop niet zichtbaar is. Ik noem het opwaaiend sterrenstof dat ergens achterblijft en zich vermengt met andere sterrenstof.
‘Ze beweren toch dat als je sterft er een minimaal gewichtsverlies is?
‘Ach, voor we ontdekken hoe het in elkaar zit, hebben we de wereld allang naar de kloten geholpen. We kunnen er eindeloos over doorbomen, maar ik kijk liever naar wat ik er in dit leven mee kan. Ik weet dat als ik steun nodig heb, ik die van mijn voorouders kan krijgen.’
Gelooft u dan ook dat Ivan Wolffers en u voor elkander voorbestemd waren?
‘Toen Ivan me in de disco ten dans vroeg, wist ik meteen: hij is het. Hij mag niet uit mijn leven. Nochtans wilde ik toen juist even af van de jongens, en daar stond verdorie die vent die ik niet kon laten lopen. Ik was niet eens verliefd, het was meer: ik kén hem.
‘Over de hele wereld zijn mensen, inclusief helderzienden, ongevraagd op ons afgestapt om te vertellen dat we elkaar uit vorige levens kenden. Dat is toch gek?
‘Tegelijkertijd is het van in het begin nooit makkelijk geweest. Altijd moest een van de twee iets inleveren. Weet je, veel mensen zoeken bij een partner wat ze niet vinden bij zichzelf, maar uiteindelijk moet je jezelf gelukkig maken.
‘Ivan en ik waren twee totaal verschillende karakters die op hun achttien en tweeëntwintig jaar bij elkaar zijn gekomen, maar elkaar toch alle ruimte hebben gelaten om zich verder te ontwikkelen. Gaandeweg vonden we steeds meer weerklank bij elkaar.
‘Die keer in de disco heeft hij al dansend mijn gedachten versierd en ook later heeft hij me nooit anders trachten te imponeren dan via zijn hersenen. Hij was echt mijn soulmate. Godzijdank, anders waren we niet overeind gebleven.’
Was hierdoor jullie liefde bestand tegen de veranderende lust, zoals bij Adam en Eva in uw roman Lust & liefde?
‘Ivan en ik waren als de oude geliefden die Herman van Veen bezingt in “Liefde van later” (bewerking van Jacques Brels “La chanson des vieux amants”, red.).
‘Onze kracht bestond erin dat we naar onszelf konden kijken met de blik van de adelaar. Vanaf een berg zie je hoe nietig je bent. In mijn eentje beheers ik die relativerende levenskunst minder.
‘Onlangs stond ik me hier tegen een vriendin vreselijk op te winden over een redacteur die niet begreep dat haar handelen uit wit superioriteitsgevoel voortkomt.
‘Ivan zou in zo’n geval “let it go” gezegd hebben, terwijl mijn vriendin, ook Indisch, meeging in mijn gevoel van machteloosheid en het nog versterkte. We waren elkaar echt aan het opfokken tot ik plotseling in de tuin een buizerd zag, die zo onhandig op een te kleine tak probeerde te gaan zitten dat ik in lachen ben uitgebarsten.
‘Het was alsof Ivan me kwam geruststellen. Dat kon hij zo goed, en ik hem. Ik ben dankbaar dat we zo lang reisgezellen zijn gebleven, want de reis werd steeds mooier en voller.’
Nu moet u voor het eerst echt alleen reizen.
‘Mijn man werd vierenzeventig. Hij was ziek. Het afscheid ging zoals hij het wilde. En dus denk je: ik heb er vrede mee.
‘Maar dan daalt langzaamaan het besef in dat hij niet meer terugkomt en het nog lang duurt vooraleer ik dood mag.
‘Ik stel me niet de vraag of ik het ga overleven, maar of ik hem achternaga. Ik wil bij hem zijn. Maar wat als ik hem niet vind in het sterrenstof?
‘Als je tweeënvijftig jaar alles met die ene man hebt gedeeld, lief en leed. Als je met hem vier jaar lang in angst hebt geleefd omdat jullie kind kon doodgaan (van baby tot kleuter leed het aan een levensbedreigende ziekte, red.).
‘Als je alle denkbare en ondenkbare fasen van een relatie hebt doorstaan, je seksualiteit alle kanten is opgegaan, mede door de prostaatkanker.
‘Als bij dat alles de liefde alleen maar is gegroeid, dan is het afscheid des te harder.
‘Ivan was de kroongetuige van al mijn geluksmomenten en rampen. Ik zal nooit meer iemand vinden die me zo door en door kent.
‘Er is niemand meer die me ziet zoals ik ben. Weet ik zelf nog wel wie ik ben?’
Marion Bloem
Lees meer interviews
Het leven – Een gebruiksaanwijzing
Bron: De Standaard