Adania Shibli onderzoekt in Een klein detail de groepsverkrachting van en de moord op een Palestijns meisje. Ze weeft een fijn web naar de Palestijnen vandaag.
Jorn De Cock – De Standaard
Liefst 54 jaar bleef het lot van een tienermeisje in de zuidelijke Negev-woestijn verborgen onder de stempel ‘geheim’.
In augustus 1949, in de nasleep van de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog, moest een groep Israëlische soldaten daar het gebied rond de kibboets Nirim ‘beveiligen’.
Voor de officier, ‘Moshe’ in militaire archieven die de krant Haaretz pas in 2003 kon inkijken, kwam zijn interventie erop neer dat hij in de woestijn een ‘Arabier’ die zijn wapen weggooide, neerschoot toen hij vluchtte.
Moshe nam het meisje dat bij de man was, mee naar het kamp. Daar werd ze uitgekleed, voor het oog van de soldaten ‘gewassen’ met een tuinslang. Later werden haar haren geknipt ‘tegen de luizen’.
Die avond genoten de soldaten van een feestgelag en hield luitenant Moshe een nationalistische toespraak:
‘Wij dragen op deze verlaten, afgelegen plek bij aan de overlevingsstrijd in de zuidelijke regio. We hebben dus niet alleen een militaire, maar ook een nationale plicht. We mogen niet toelaten dat de Negev een dorre woestijn blijft en ten prooi valt aan de droogte en het misbruik van de Arabieren en hun dieren’
Zo klinkt het in zijn gereconstrueerde toespraak bij de Palestijnse romanschrijfster Adania Shibli.
Meteen na zijn speech stelde Moshe zijn manschappen voor een onverwachte keuze: het bedoeïenenmeisje kon in de keuken aan de slag of als seksslavin worden gebruikt.
Volgens de documenten – Shibli houdt het vager – zongen de soldaten: ‘Wij willen neuken!’
Er werd zelfs een beurtrol opgesteld. Alleen beval luitenant Moshe om het meisje, na een dag van verkrachtingen, te laten doodschieten en te begraven in een ondiep woestijngraf.
Begraven
De zaak kwam in het geheim voor een militaire rechtbank. Daarna werd de kwestie begraven, in naam van een mythologie van de Israëlische onafhankelijkheid, tot het Haaretz-artikel in 2003.
De naam van het meisje is zelfs niet overgeleverd. Als Adania Shibli haar niet tot leven had gewekt in Een klein detail, was ze vandaag misschien alweer vergeten.
Voor een getalenteerde romanschrijfster als Shibli waren er ongetwijfeld talloze manieren ter beschikking om het verhaal van het meisje te vertellen.
In een boek met als veelzeggende titel Een klein detail kiest ze niet toevallig voor een sobere stijl.
In het eerste deel focust Shibli op de, in haar boek anonieme, officier die een obsessie met orde en hygiëne – zo staat het in de archieven – combineert met een haast technische genadeloosheid.
Zijn leven draait om zijn wasteiltje, een geïnfecteerde spinnenbeet, een zeldzame ontmoeting met Arabieren, die worden doodgeschoten – net als hun kamelen, die ook de militaire archieven haalden – en daarna het meisje en een blaffende hond.
In het tweede deel van de roman wil een Palestijnse wetenschapster op de Westelijke Jordaanoever, in de huidige tijd, na het lezen van een krantenartikel het relaas van het meisje verder uitzoeken.
Dat wordt een persoonlijke roadtrip, waarbij Shibli fijntjes een inkijk geeft in het dagelijkse leven van Palestijnen nu.
Probeer als Palestijnse wetenschapper maar eens te laveren tussen de bureaucratische Israëlische bezettingszones ‘A’, ‘B’ en ‘C’, om vandaar uit naar een vergeten Israëlische kibboets in het zuiden te reizen.
Die plek ligt voor een Palestijnse, zoals Shibli ironisch schrijft, in de onbestaande ‘zone D’.
Op haar tocht naar die verre plek heeft de stuntelige onderzoekster, die angstaanvallen heeft, een Israëlische wegenkaart van vandaag bij zich.
Die vergelijkt ze af en toe met een landkaart van voor 1948 – dat is een wereld van verschil, vanwege de honderden Palestijnse dorpen die verdwenen zijn.
Vanuit de heuvels rond de kibboets kan ze vandaag de bommen op Gaza zien vallen.
Al biedt de kibboets niet veel antwoorden op haar vragen, toch vindt ze er de slogan die Moshe op die avond voor de moord op het meisje ook citeerde in zijn patriottische toespraak:
‘Niet het kanon, maar de mens zal overwinnen’.
In Shibli’s slot blijkt die zege van de mens vandaag nog even pijnlijk als in augustus 1949.
Lees ook
Bron: De Standaard