Alicja Gescinska is schrijver, filosoof en voorzitter van PEN Vlaanderen. Ze vertelt over het bloedbad van Srebrenica, inmiddels dertig jaar geleden.
Alicja Gescinska – De Morgen
22 januari 2025
Leestijd: 4 min
Dit jaar is het precies dertig jaar geleden dat de laatste Europese genocide van de twintigste eeuw plaatsvond.
In de zomer van 1995 werden duizenden Bosniakken in Srebrenica vermoord.
Een genocide begint lang voor zij voltrokken wordt. Aan elke genocide gaan maanden en jaren van haatspraak, discriminatie, fysiek en psychologisch geweld vooraf.
Elke genocide kondigt zichzelf aan, en dus zijn het maanden en jaren waarin de internationale gemeenschap verzaakt aan haar morele plicht.
Zoals Voltaire wist: iedereen is verantwoordelijk voor het goede dat hij niet doet en voor het kwade dat hij laat gebeuren.
Daarom is het belangrijk dat dertig jaar Srebrenica niet enkel in Bosnië en Herzegovina herdacht wordt. De genocide was een collectief falen van de internationale gemeenschap en van Europa in het bijzonder.
Afgelopen vrijdag was Emir Suljagic te gast in het Museum Dr. Guislain in Gent.
Suljagic is schrijver, voormalig minister van Onderwijs en sinds 2019 directeur van het Srebrenica Memorial Center.
Hij praatte in Gent over traumaverwerking, collectieve herinnering en de genocide, waaraan hij zelf, omdat hij als tolk werkte voor de United Nations Military Observers, ternauwernood ontsnapte.
Hij verloor talloze familieleden, vrienden en kennissen, en schreef er het indrukwekkende boek Briefkaarten uit het graf over.
Wie in Gent aanwezig was, zal zijn getuigenis evenzeer indrukwekkend gevonden hebben.
Wanneer Suljagic voor je staat, zie je een kolos van een vent. Maar zodra hij begint te spreken verschijnt een klein, breekbaar wezen, en zie je ook de zestienjarige jongen die Suljagic was toen de oorlog in Bosnië uitbrak.
Suljagic is een man die uit brokstukken bestaat, uit moeizaam aan elkaar gelijmde herinneringen vol scherpe randen die blijvend snijden.
Het trauma van Suljagic en de Bosniakken is meervoudig. Er is uiteraard het trauma dat hen is aangedaan door de genocidale slachtpartij zelf. Maar daarnaast is de manier waarop de wereld daar achteraf mee is omgegaan traumatiserend.
Voor een groot deel van de wereld doet Srebrenica geen belletje rinkelen.
Suljagic zei daarover dit: “We hebben niet de juiste huidskleur om op Chomsky’s medeleven te kunnen rekenen.”
Suljagic bedoelt: we hebben de foute huidskleur (te wit) om door progressief links als slachtoffers van kolonialisme en dehumanisatie erkend te worden. En ook: we hebben het foute geloof (islam) om door rechtse westerlingen gesteund te worden.
Dat lijkt misschien kort door de bocht, maar er zit een bron van waarheid in die boude stelling.
De wereld maalt niet om Srebrenica. Je kunt zelfs een genocide-ontkenner zijn en op handen gedragen worden.
Denk maar aan Peter Handke, die in 2019 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, maar die zijn steun voor Slobodan Milosevic nooit onder stoelen of banken stak en op diens begrafenis zelfs een lofrede uitsprak voor de Servische oorlogsmisdadiger.
Naast de wereldwijde onverschilligheid zijn er ook landen zoals België en Nederland, waar Srebrenica wél enigszins deel is van het collectieve bewustzijn.
Dat is in het bijzonder te ‘danken’ aan het feit dat het Nederlandse VN-soldaten waren die hadden moeten toezien op de veiligheid van de Bosniakken in Srebrenica. Maar ook hier laat de collectieve herinnering te wensen over.
Guido Snel, professor Europese Studies van de Universiteit Amsterdam, Balkan-expert en vertaler van onder andere Briefkaarten uit het graf, zegt daarover:
“Srebrenic heeft een centrale plaats in het Nederlandse publieke debat en het historische bewustzijn gekregen. Maar het perspectief van de overlevers, van wie velen in diaspora leven, ook in Nederland, is nog steeds grotendeels afwezig.”
De publieke herinnering en discussie dienen vooral om de Nederlandse VN-soldaten van toen vrij te pleiten voor wat er gebeurd is.
Suljagic kan in zijn eigen land niet vrijelijk spreken over het bloedbad en ook dat is traumatiserend.
Hij moet er permanente bewaking krijgen, uit vrees voor een moordaanslag door Servische nationalisten.
Toch koestert hij geen wrok of haat naar de Serviërs. Want de Serviërs hebben volgens hem ook alleen maar verloren: zij zijn in een enggeestige nationalistische kramp geschoten, het schoothondje van Rusland geworden, en daardoor zijn de Servische taal en cultuur gestopt relevant te zijn, aldus Suljagic.
Ook dat was een belangrijke boodschap van de gebroken reus uit Srebrenica: uit enggeestig nationalisme kan in cultureel opzicht niets van blijvende waarde ontspruiten.
Lees ook
Klik op de hyperlink
en lees meer berichten van
Bron: De Morgen