Het is hoog tijd dat we ontsnappen uit de met prikkeldraad omheinde privédomeinen van Elon Musk en Mark Zuckerberg. Naar een sleutel is het niet lang zoeken. Als je tenminste weet waar te kijken.
Jan Walraven – Apache
Nu Elon Musk Twitter/X helemaal naar de gallemiezen schopt, wordt het nog belangrijker om te ontsnappen uit de met prikkeldraad omheinde domeinen van Big Tech. Ook omdat enkele populaire alternatieven zich blijkbaar aan dezelfde steen stoten en tot nader order ommuurde koninkrijkjes blijven, waar gebruikers enkel ‘gebruiken’.
Willen we onze sociale media dan niet democratiseren?
De toekomst is aan diversiteit en zelfbeschikking, ook online. Onder meer Mastodon toont dat het anders kan, mét meer macht voor de gebruiker. En daar zit een klassieker van het wereldwijde web voor iets tussen: het protocol.
Bedankt, Elon Musk. Nee, echt. Dankzij jouw onbesuisde en toxische optreden als (ontslagnemende?) CEO van Twitter gingen honderdduizenden, zelfs miljoenen mensen op zoek naar een alternatief om sociaal te zijn op het internet zonder aan jouw grillen of driftbuien ten prooi te vallen.
Jouw brokkenparcours hier nog eens in detail overlopen, heeft weinig zin en zou ons ook te ver afleiden. Maar over één beslissing moeten we het toch even hebben.
Midden januari liet Twitter, uiteraard via het eigen platform, weten dat het zijn long standing API rules zou afdwingen, waardoor sommige apps niet meer zouden werken.
Dat aan die API iets mankeerde, was de voorgaande dagen al duidelijk geworden voor mensen die Twitter gebruiken via externe apps, zoals Tweetbot en Tweetlogix. Die bleken van het ene moment op het andere niet meer te werken.
En toen kwam Twitter met een vreemde aankondiging over long standing API rules.
Welke regels die externe partijen overtreden hadden, was niet duidelijk. Overduidelijk was wel dat Twitter blijkbaar genoeg had van die populaire externe apps.
Wie Twitter nog via een app wou gebruiken, kon vanaf toen niet anders dan de app van Twitter zelf installeren.
Mastodon is geen nieuw platform als Twitter of Facebook dat gebruikers en adverteerders binnen één, goed afgesloten domein met elkaar laat ‘interageren’
Een hele poos later kwam de aap pas echt uit de mouw: vanaf 13 februari was het gedaan met de ongelimiteerde gratis toegang tot de API van Twitter. De omheining rond Twitter werd zo nog iets hoger.
Voor wie het bovenstaande wartaal lijkt, niet gevreesd. Je bent niet de enige.
Apps kennen we allemaal, maar wat is in godsnaam een API? En waarom is dit belangrijk?
API staat voor Application Programming Interface. Die zorgt er kort gezegd voor dat het ene computerprogramma kan communiceren met het andere. De (niet meer zo) open API van Twitter stelt programmeurs in staat om bijvoorbeeld een app te ontwikkelen waarmee mensen tweets kunnen versturen, anderen volgen, enzovoort.
Of voor gebruikers om op een andere site in te loggen met hun Twitter-account.
Of stelt wetenschappers of journalisten in staat om gegevens binnen te halen om onderzoek te voeren naar wat zoal op het platform gebeurt.
Kortom: dankzij de API is – of was – Twitter een iets minder privaat domein. Al bleef de beslissing over welke informatie Twitter precies deelde via de API wel geheel bij het bedrijf zelf liggen.
Dat Twitter zijn API minder open en betalend maakt, gooit roet in heel wat eten. Zo maakt ook het onderzoeksproject CrossOver, waarin Apache participeert, gebruik van die API.
“Deze dramatische beperking zal wereldwijd kritische projecten verstoren van duizenden journalisten, academici en ngo’s”, schreef de Coalition for Independent Technology Research in een open brief die door honderden organisaties en onderzoekers werd ondertekend.
“Wij roepen Twitter op ervoor te zorgen dat de API voor het onderzoeken van openbare inhoud gemakkelijk toegankelijk blijft. Toegang tot data is een fundamentele bouwsteen voor transparantie en aansprakelijkheid. De nieuwe belemmeringen die Twitter opwerpt, verminderen juist de transparantie die zowel het platform als onze samenleving hard nodig hebben.”
Een fedivers internet
Een van de toepassingen die zonder toegang tot de API van Twitter niet kan werken, is Movetodon. En dat is zeer symbolisch. Die gratis tool zorgde ervoor dat mensen makkelijk hun Twittervrienden konden terugvinden op het sociale netwerk Mastodon.
Niet toevallig lanceerde ontwikkelaar Tibor Martini de tool tijdens een van de grote golven van de #TwitterMigration, eind november 2022. Die migratie van Twitter-gebruikers naar Mastodon volgde op de overname door Musk en werd vervolgens aangestuwd door de steeds boudere beslissingen van die nieuwe Chief Twit.
Dat die gevluchte gebruikers elkaar dankzij tools als Movetodon makkelijker konden terugvinden op Mastodon, was Musk een doorn in het oog. Op zijn eerste dag als CEO had Musk nog getweet dat “the bird is freed”. Dat namen heel wat fervente gebruikers letterlijk: ze vlogen uit de blauwe kooi op zoek naar nieuwe nestgronden.
De grote instroom van nieuwe gebruikers leidde soms tot frustraties bij mensen die Mastodon de voorbije jaren gemaakt hebben tot wat het vandaag is.
Hun relatieve rust werd verstoord door een horde slecht opgevoede Twitterati, verslaafd aan door het algoritme opgepookte ophef.
Dat al die Twittermigranten wisten dat de sleutel tot het nieuwe internet bij Mastodon ligt, lijkt onwaarschijnlijk. Mastodon bleek vooral een populair toevluchtsoord omdat mensen het liefst landen waar nog anderen toeven. Al zal ondertussen een deel van hen, net als ondergetekende, die sleutel wel ontdekt hebben. Maar wat maakt Mastodon dan zo speciaal?
Het aantal gebruikers mag de laatste maanden dan wel spectaculair zijn gestegen – van een half miljoen voor Musks overname van Twitter, tot ongeveer 1,7 miljoen actieve gebruikers begin oktober – toch is Mastodon geen new kid on the block.
Eugen Rochko lanceerde zijn geesteskind al in maart 2016 en tot de grote Twittermigraties kon het ding rustig groeien en verbeterd worden.
Wat Mastodon vooral niet is – en dat onderscheid is cruciaal voor dit betoog – is een platform. Het is niet zoals Twitter of Facebook waar gebruikers (en adverteerders) binnen één, goed afgesloten domein met elkaar interageren en bekvechten.
En dat wil Mastodon ook hoegenaamd niet zijn.
Voor Rochko was een van de redenen om Mastodon te ontwikkelen “een gevoel van wantrouwen tegenover de top-down controle die Twitter uitoefende”.
Een gecentraliseerd platform met hemzelf als Musk? Dat had hij net niet in gedachten.
Het ActivityPub-protocol zorgt voor decentralisatie én connectie, en maakt gebruikers niet afhankelijk van één enkele dienstverlener om in contact te komen met elkaar
Wat Mastodon dan wel is?
Vrije en opensourcesoftware die mensen en organisaties kunnen gebruiken om zelf een sociaal netwerk op te zetten.
Iedereen die dat wil, kan de software van Mastodon laten draaien op een server, waar gebruikers zich kunnen op aanmelden. En blijkbaar willen heel veel mensen dat.
Intussen zijn duizenden ‘Mastodons’ actief, die onderling verbonden zijn en als een echt sociaal netwerk opereren.
Sommige van deze Mastodon-instances – zoals ze officieel heten – hebben tienduizenden gebruikers, andere beperken net het aantal gebruikers, en nog andere slechts één.
Sommige instances richten zich op een algemeen publiek, andere mikken specifiek op wetenschappers, klimaatactivisten of liefhebbers van Star Trek.
Ook de gedragsregels kunnen variëren, net als de manier waarop de discussies gemodereerd worden. Voor elk wat wils.
Maar – en dat is opnieuw cruciaal – gebruikers van verschillende instances kunnen elkaar wel volgen en met elkaar communiceren, als ze dat willen. Of kunnen, als ze niet tevreden zijn, vrij makkelijk switchen naar een andere instance.
En dat hebben ze allemaal te danken aan een oldtimer van het internet: een protocol.
Mastodon is geen platform zoals Twitter of Facebook, net omdat – en ook dit is cruciale informatie voor dit betoog – het gebruikmaakt van het ActivityPub-protocol. Dit is in feite een set van regels die vastlegt hoe gebruikers, maar ook de servers die ze gebruiken, met elkaar kunnen communiceren. En dat in de breedste zin van het woord: om berichten uit te wisselen, maar ook foto’s, video’s, muziek, …
Het ActivityPub-protocol is als standaard voor sociale netwerken aanbevolen door het World Wide Web Consortium, dat – met de vader van het wereldwijde web Tim Berners-Lee als directeur – de standaarden voor het wereldwijde web ontwikkelt en goedkeurt.
Aangezien het ActivityPub-protocol open is, kan iedereen het gebruiken om in het ecoysteem te opereren. Zo bestaan naast Mastodon ook Pixelfed, zoals Instagram bedoeld om foto’s te delen, PeerTube, waarmee je video’s kan delen en bekijken, of BookWyrm, waarmee je zoals op het door boekenverkoper Amazon beheerde Goodreads boeken kan bespreken en aan elkaar tippen.
Het protocol zorgt voor decentralisatie én connectie, en maakt gebruikers niet afhankelijk van één enkele dienstverlener om in contact te komen met elkaar.
Want doordat al deze diensten gebruik maken van hetzelfde protocol, kan iemand met een Mastodon-account perfect iemand volgen met een account op Pixelfed.
Alsof je op je Facebook-tijdlijn iemands tweets kan volgen. Of de Instagram-stories van je vrienden kan bekijken via YouTube.
Als je dat wil natuurlijk. Want ook neonazi’s of ander gespuis kunnen een Mastodon-instance opzetten.
Om de verspreiding van haatspraak en ander vitriool te beperken, kan de beheerder van een server er wel perfect voor kiezen om bepaalde gebruikers of zelfs integraal servers te blokkeren. Wat ook met verschillende servers al gebeurd is.
Dat het protocol deze bescherming biedt, is geen toeval.
De ontwikkelaars – het merendeel queer – wilden plekken creëren zonder de toxische uitwassen van Twitter en co.
Het ecosysteem van al deze door het protocol verbonden sociale netwerken wordt het fediverse genoemd: een gefedereerd/gedecentraliseerd, divers universum. Van de afgesloten domeinen van Twitter en Facebook is geen sprake meer.
Een oude droom
Het fediverse hoeft echter niet te stoppen bij sociale netwerken, ook je eigen blog of website kan je met het protocol inpluggen op dit ecosysteem. Ingenieus, maar baanbrekend is het eigenlijk niet.
Want denk even aan je mailbox. Met een e-mailaccount van Gmail kan je toch ook perfect mailen naar jan.modaal@outlook.com?
Ook daar speelt een protocol een essentiële rol. Maar daar niet alleen: het hele internet draait op protocollen.
Het wereldwijde web wás in oorsprong een protocol: Hyper Text Transfer Protocol, of HTTP.
Dankzij deze standaarden was het mogelijk om zelf toepassingen te ontwikkelen, websites te maken, die door iedereen bruikbaar waren, die geconnecteerd waren. Een web als het ware.
“De kracht van het vroege web lag in zijn interoperabiliteit”, herhaalde technologiecriticus Cory Doctorow eind 2022.
“Het vroege web bestond uit duizenden kleine bedrijven, hobbyisten en gebruikersgroepen die allemaal dezelfde standaardprotocollen gebruikten, waardoor ze hun eigen hoekjes van het internet konden opzetten, maar die gemeenschappen ook verbonden langs semi-doorlatende wanden.”
Op een echt open en sociaal internet maakt het eigenlijk niet uit welke dienst je gebruikt om te communiceren met vrienden, collega’s
Dat een protocol voor een meer open, minder gecentraliseerd internet kan zorgen, is dus helemaal geen nieuw idee.
Maar waar liep het dan mis?
“In plaats van nieuwe protocollen te bouwen, is het internet de afgelopen decennia gegroeid rond platformen in private handen, gecontroleerd door één enkele entiteit”, schreef journalist en technologiecriticus Mike Masnick in 2019 in zijn invloedrijke essay Protocols, Not Platforms.
De reden? Wie het platform controleert, kan er winst uithalen. En naar die winst werd fel gesmacht na het barsten van de dotcombubbel in 2000.
Aan dat ‘eigen’ platform kan de eigenaar bovendien aanpassingen doen zonder enig overleg met andere partijen.
“Protocollen waren moeilijk te gelde te maken. Daarom was het moeilijk om ze up-to-date te houden en nieuwe functies op een aantrekkelijke manier aan te bieden. Bedrijven ‘namen het over’ en creëerden meer gecentraliseerde platformen.”
Het verhaal van de API van Twitter maakt tegelijk duidelijk dat grote platformen toch een bepaalde mate van interoperabiliteit of samenwerking toelieten (en nog steeds doen). Het was of is mogelijk om toepassingen te ontwikkelen die op Twitter of Facebook geënt waren.
Al blijft een ontwikkelaar zo wel compleet afhankelijk van die platformen, zoals opnieuw de afgesloten API van Twitter duidelijk maakt. In dergelijke gevallen is sprake van verticale interoperabiliteit: een externe ontwikkelaar kan toepassingen enten op het platform, maar enkel volgens de voorwaarden van het platform zelf. Het platform blijft baas.
Het fediverse is dan weer een voorbeeld van horizontale interoperabiliteit: van een eindbaas is geen sprake, je gebruikt het protocol of je gebruikt het niet.
Commons Network en Open Future benadrukten in een rapport vorig jaar nog dat louter van platformen iets meer interoperabiliteit eisen onvoldoende zal zijn om een echt open ecosysteem te creëren.
De nieuwe Europese verordening over digitale markten verplicht grote platformen – de “poortwachters” – om “derde partijen in staat te stellen in bepaalde situaties met de diensten van de poortwachter samen te werken”.
Met dergelijke maatregelen streeft de EU naar meer competitie. Interoperabiliteit wordt zo ingezet als fix voor een marktfalen, om de dominantie van de platformen enigszins te remediëren en ook innovatie te stimuleren.
Een eerste stap zou een… open API kunnen zijn. Maar, zo stellen de onderzoekers van Commons Network en Open Future, in dit scenario behoudt de dienst die gedwongen wordt tot meer interoperabiliteit zijn dominante rol in het netwerk. Dit brengt het oude, veel opener internet niet terug, vrezen ze.
“In plaats daarvan krijgen we meerdere ‘ruimtes’ met een bepaalde mate van interoperabiliteit, die onderling nog steeds niet verbonden zijn. Zo krijg je een interoperabele Facebook-ruimte, een interoperabele Twitter-ruimte, een interoperabele LinkedIn-ruimte – zonder verplichting tot onderlinge integratie.”
Enkel wanneer sprake is van horizontale operabiliteit, zoals in het fediverse, breek je echt de muren rond Facebook en co af.
Nu doen die er alles aan om jou op hun platformen te houden. Niet enkel door je zolang mogelijk te entertainen of kwaad te maken, maar ook door het zo goed als onmogelijk te maken over te schakelen naar een ander sociaal netwerk zonder al je vrienden en connecties te verliezen.
Op een echt open en sociaal internet maakt het eigenlijk niet uit welke dienst je gebruikt om te communiceren met vrienden, collega’s of andere wielerliefhebbers. Je kan dus ook vlot van de ene naar de andere dienstverlener overschakelen, zonder opnieuw je hele vriendenkring en netwerk te moeten uitbouwen.
Want als Facebook beslist om het ActivityPub-protocol te implementeren, wat houdt je dan nog tegen om zijn account te verhuizen naar een server die je gegevens niet oogst om adverteerders te bedienen en zonder algoritme dat desinformatie welig doet tieren?
Of je kan Mark Zuckerberg ook eeuwige trouw beloven natuurlijk. Aan jou de keuze.
Meta in het fediverse
Midden december 2023 kondigde Meta-CEO Mark Zuckerberg aan dat Threads zou starten met het implementeren van het ActivityPub-protocol. Threads is een platform van Meta dat lijkt op en dus ook concurreert met X (ex-Twitter).
In een eerste fase test Threads dit uit met slechts enkele accounts. Je kan met je Mastodon-account bijvoorbeeld het Threads-account van Adam Mosseri volgen en op zijn posts reageren.
Mosseri, die ook aan het hoofd staat van Instagram, wil het komende jaar verder experimenteren.
Meta is ongetwijfeld de grootste speler, maar lang niet de eerste gevestigde waarde die met ActivityPub experimenteert.
Al botst de komst van Meta ook op verzet in het fediverse. Het vertrouwen in Meta op vlak van privacy, maar ook de gebrekkige moderatie op Meta’s platformen, is niet bepaald hoog.
Sommige instances kondigden al aan dat ze Threads preventief zou blokkeren in afwachting van betere garanties op vlak van onder meer privacy en moderatie.
Desondanks zijn ze er bij de gespecialiseerde technologiewebsite The Verge van overtuigd dat 2024 het jaar van het fediverse wordt.
Een publieke dienst
Lang leve het protocol! Toch moeten we even op de rem gaan staan voor we helemaal uit de techno-optimistische bocht vliegen. ‘Protocol’ en ‘interoperabiliteit’ zijn geen toverwoorden om alle kwalen van het geplatformiseerde internet met een zwiep van de toverstaf te genezen.
Het aantal actieve gebruikers van het fediverse is klein bier in vergelijking met de honderden miljoenen Twitteraars of miljarden gebruikers van Facebook en Instagram.
In tegenstelling tot Meta, Alphabet en andere techgiganten heeft het fediverse ook geen ‘businessmodel’.
De verschillende Mastodon-instances worden in de ether gehouden en gemodereerd door zeer gemotiveerde vrijwilligers, die af en toe en heel beleefd om donaties vragen. Een enigszins wankele basis om miljoenen mensen te bedienen.
Is het opkomende gedecentraliseerde fediverse niet meer dan een eerste fase in een nieuwe cyclus naar nieuwe centralisatie, naar nieuwe platformen?
Onder meer Masnick ziet de terugkeer van standaardprotocollen niettemin als het mogelijke begin van een nieuw gouden internettijdperk, waar kleine, innovatieve bedrijven niet meer stante pede opgeslokt worden door de grote jongens, maar eerlijk de concurrentie kunnen aangaan op het zo geprezen level-playing field.
Maar willen we dat wel?
In een eerder stuk verwezen we al naar Nick Srnicek die net stelt dat de aanvankelijk torenhoge concurrentie Google en Facebook in de richting van een door advertenties gefinancierd model duwde, dat hen vervolgens steeds hongeriger maakt naar meer data, meer aandacht en meer “winst ten koste van alles”.
Is het opkomende gedecentraliseerde fediverse niet meer dan een eerste fase in een nieuwe cyclus naar nieuwe centralisatie, naar nieuwe platformen?
Dat hoeft het alleszins niet te zijn. In het eerder vermelde rapport beschouwen Commons Network en Open Future het als een Europese missie om de digitale publieke ruimte uit te bouwen.
Naast de eerder geschetste gedecentraliseerde infrastructuur, moeten met die missie ook de digitale commons ondersteund worden, om diensten, maar ook gegevens collectief te beheren.
En, misschien nog belangrijker: in dit project moeten publieke instellingen betrokken worden én versterkt worden. En dat ook, maar niet enkel, om het open karakter van protocollen te bewaken tegen puur commerciële belangen van bijvoorbeeld platformen.
Het internet is veel meer dan een marktplaats. Het is een essentiële en dus publieke dienst. Daarom is het cruciaal om de commercialisering ervan een halt toe te roepen.
Een evidente publieke instelling die een voortrekkersrol zou kunnen spelen, is de publieke omroep.
Zeker in Europa staan publieke omroepen, ondanks herhaaldelijke aanvallen, nog steeds relatief sterk.
Commons Network en Open Future verwijzen ook naar publieke onderwijs- en cultuurinstellingen als typische organisaties die diensten verlenen die we niet willen overlaten aan de markt.
Al mogen we de rol van die instellingen in de uitbouw van een digitale publieke ruimte niet reduceren tot ‘marktbijsturingen’.
Het moet volgens Commons Network en Open Future een doelbewuste poging zijn van democratische samenlevingen om in het beheer van een cruciale maatschappelijke structuur voorrang te geven aan burgerlijke en publieke instellingen.
In het rapport citeren ze onder meer Boris van Hoytema van de Foundation for Public Code die stelt dat we niet alleen standaarden nodig hebben, maar “echte, grootschalige samenwerking van publieke organisaties voor gezamenlijke oplossingen”.
Ook online moeten democratische samenlevingen in het beheer van cruciale maatschappelijke structuur voorrang te geven aan burgerlijke en publieke instellingen
Al vragen we misschien wel veel van die door besparingen kaalgevreten instellingen.
Ook coöperaties kunnen een rol spelen, als democratisch bestuurde bedrijven met een expliciet maatschappelijk doel.
Wat als een Belgische coöperatie als Nubo, die nu al op privacy gerichte mail- en clouddiensten levert, ook een Mastodon-instance opent?
Voor een democratische prijs heb je dan als coöperant je eigen sociaal netwerk mee in de hand. Of wat als je via je online bibliotheek-account ook een profiel op BookWyrm kan openen om boekentips te delen?
De buzz rond Mastodon deed alvast enkele publieke instellingen overstag gaan.
De Europese Unie heeft een eigen instance, wat maakt dat alle Europese instellingen en agentschappen berichten kunnen delen vanaf hun @social.network.europa.eu-account.
Zo hoeven ze Elon Musk niet meer te betalen voor een blauw vinkje als stempel van betrouwbaarheid.
Ook de Nederlandse publieke omroep NPO is aan het experimenteren geslagen.
En nog in Nederland startte ook het weekblad De Groene Amsterdammer, dat al langer experimenteert in het fediverse, een eigen instance waar de eigen journalisten een account op kunnen openen.
Waar wacht VRT – en Apache – nog op?
Jan Walraven schrijft sinds 2015 voor Apache. Hij is coördinator van Apache (Magazine) en eindredacteur.
Bron: Apache