In Brussel is Arno Hintjens op 72-jarige leeftijd overleden. Hij was een levensgenieter, een podiumbeest en een authentieke zanger. Nu zullen anderen moeten zingen dat het leven ‘magnifique’ is.
Peter Vantyghem – De Standaard
Le plus beau is niet meer. Arno Hintjens overleed vandaag op 72-jarige leeftijd in zijn appartement in Brussel, omringd door zijn familie. Velen zullen hem missen. In de voorbije weken leefde Vlaanderen mee met zijn laatste strijd: hij kreeg een lintje van de koning, en een ferme schouderklop van de luisteraars van radio 1, die zijn song ‘Les yeux de ma mère’ naar de top van hun jaarlijkse Classics-referendum stemden.
Zijn ultieme concerten in Brussel en Oostende lieten een man zien die met pijn op het podium stond, en afscheid nam zoals we hem vijftig jaar lang meemaakten: als zanger met een volstrekt eigen stijl. Van de natuur kreeg hij geen perfecte zangstem mee, noten lezen kon hij niet en zijn instrumentale kennis bleef beperkt tot de mondharmonica. Maar het podium was waar hij zich het best voelde, en waar zijn publiek hem het best aanvoelde.
Niemand kon tot het einde met meer recht het leven bezingen als ‘oh la la la c’est magnifique.’ Al gebeurde dat steeds moeizamer.
Ongelijke strijd
Dat hij pancreaskanker had, was algemeen bekend. En ook al was hij er in de herfst van 2019 vroeg bij, de strijd was van in het begin ongelijk.
In zijn Brusselse appartement hing een handgeschreven poster aan de muur, met daarop de oppepper:
‘There is always light in the darkness’.
Dat gaf hem kracht om het pianoalbum Vivre op te nemen, dat in mei 2021 verscheen, maar de rest van dat jaar werd voor hem een calvarietocht, met tijdelijke immobiliteit. Twee steunpilaren in zijn leven, zijn muziekpartner Paul Couter en zijn ex-leraar Hubert Decleer, overleden kort na elkaar.
Toen hij begin 2022 na vele maanden weer kort optrad voor Radio 1, had hij de dag ervoor gehoord dat er geen hoop meer was. Maar hij zong en vroeg wat hij nodig zou hebben: ‘Give me power, de la force’ (‘Ha Ha’).
Wat zal blijven, is een oeuvre van 24 studio-albums – en finaal volgt binnenkort een 25ste. Ongeveer 260 eigen liedjes, een vijftigtal covers en duetten, enkele filmrollen en de herinnering aan een geweldige entertainer.
Hoeveel duizenden concerten heeft hij niet gespeeld in die vijftig jaar? Hoeveel interviews gegeven waarin hij het had over de glorie van Oostende en de idealen van de sixties, zijn geloof in rock-’n-roll, en zijn grote vrees dat de jaren 30 terugkeren.
Wat blijft, is een oeuvre van 23 albums, ongeveer 250 eigen liedjes, enkele filmrollen en de herinnering aan een geweldige entertainer
Het is het verhaal van een man die van zijn beperkingen zijn sterkte maakte, die hield van de mensen, en meer nog van zijn vrijheid.
Hij hield tot het einde niet op met het te zingen:
‘Je veux vivre dans un monde/ où on ne doit pas chercher/ chercher la beauté/ chercher la vérité.’
Wild Oostende
Arno was een kind van de jaren 60. Hij groeide op in havenstad Oostende, die toen internationaal berucht was voor haar uitgaansleven. In het iconische jaar 1968 was Arno 19, een dandy met lang haar en tonnen charisma. Maar ook een rare snuiter, als kind al.
Hij ontwikkelde tics en bleef nooit lang op één plaats, alsof hij snel verveeld was. Dat hij stotterde en bijziend was, zette hem op school en in vriendenkringen vaak buiten de groep.
In 1968 was Arno 19, een dandy met lang haar en tonnen charisma. Maar ook een rare snuiter, als kind al. Hij ontwikkelde tics en bleef nooit lang op één plaats
Muziek was zijn reddingsboei, en hij bleef Hubert Decleer er altijd dankbaar om dat hij hem op het Atheneum vijf oude bluesplaten in de handen stopte. Vanzelfsprekend was het niet dat hij een goeie job als kok liet vallen om voor een riskant beroep als muzikant te kiezen.
Vooral zijn vader, een rechtlijnige syndicalist, had er moeite mee. Zijn moeder, meer artistiek gericht, steunde hem. Maar jarenlang, tot na zijn 40ste, hield Arno niets over. Zijn geloof in zichzelf, vaak op een egocentrische basis, was zijn stille kracht.
In de Langestraat en tussen de kunstenaars van Oostende voelde Arno zich top. Hij trok ook vaak naar Londen met zijn ‘middle class and blue eyes’ vriendin Sonja Van Hee, die hem wereldwijs maakte en hem een harmonica toestopte.
In 1970 ging hij op een podium staan. Van de bands October en Freckleface resten vooral lokale herinneringen. Tjens Couter, zijn band met gitarist Paul Decoutere, had meer succes: ze toerden in Engeland en Nederland en namen twee albums op.
Het motto: ‘I do what I like to do/ in order to be happy/ I don’t have to do/ what everybody else is doing.’
Bliksem en donder
Zijn ster ging écht schijnen in 1980. Arno wilde Europese muziek maken en verzamelde een boeiende band rond zich die funk, rock en elektronica met elkaar versmolt.
Zijn ritmetandem (Ferre Baelen en Rudy Cloet) liet hij de grooves van James Brown spelen, en om avant-gardistische ‘new wave’ te krijgen, haalde hij een geschoolde toetsenman (Serge Feys) uit een balorkest en een topgitarist (Jean-Marie Aerts) uit een kleinkunstband. Een volstrekt unieke samenstelling.
Die band was bliksem en donder tegelijk in het Belgische muzieklandschap. T.C. Matic maakte vier albums en gaf verpletterende concerten, maar de Belgische platenfirma was niet rijp om een structurele omkadering te bieden.
Toen het verhaal in 1985 eindigde, wist niemand of de band nu zijn tijd ver vooruit geweest was of nooit in een tijd had kunnen passen. Maar Arno, bijna 40, keek alweer vooruit, op zoek naar de sound die hem op de kaart kon zetten.
Als hij niet optrad, maakte hij platen, en wanneer geen van beide kon, verveelde hij zich zo hevig dat de chaos het overnam en hij zijn reputatie van nachtridder eer aandeed
Uiteindelijk viel zijn verhaal in het begin van de jaren 90 in de plooi, met dank aan wat buitenlandse ervaring. De Duitser Holger Czukay, van de legendarische krautrockband Can, hielp hem op Charlatan (1990) aan een nieuwe, zeer eigen stijl.
De Franse platenbaas Emmanuel de Buretel haalde hem naar zijn nieuwe, kapitaalkrachtige label Delabel. De Elzasser Cyril Prieur werd Arno’s eerste echte manager. Er werd geld geïnvesteerd, er was structuur, en Arno werd ook in Frankrijk een ster.
Orde en chaos
Wat volgde, zijn de dingen des levens. Arno werd vader van twee zonen, Mathias en Felix, maar een gezinsstructuur was niet lang aan hem besteed. De zanger leefde van optredens.
Al in zijn jonge jaren had hij maling aan luxe, en ook wanneer hij het veel breder had, piekerde hij er niet over om zijn appartement beter in te richten dan als dat van een slordige kotstudent. Als hij niet optrad, maakte hij platen, en wanneer geen van beide kon, verveelde hij zich zo hevig dat de chaos het overnam en hij zijn reputatie van nachtridder eer aandeed.
De afwisseling van platen en tournees bracht wel orde in zijn leven, maar ook daaruit zocht hij soms uitwegen, zoals met het bluesproject Charles & Les Lulus, dat tot verrassing van zijn platenfirma zoveel bijval kreeg dat hij er anderhalf jaar mee doorging.
In 1996 maakte hij A la française, zijn grote doorbraak in Frankrijk. Vanaf dan zong hij voor de helft in het Frans, wat niet zo vreemd was: thuis was Frans chanson alom tegenwoordig geweest, en zijn grootmoeder zong graag Edith Piaf.
Hij heeft veel meer uit zijn carrière gehaald dan bijna iedereen had gedacht toen hij als jonge snaak, met een nijdige hoge stem, zijn eerste bluessongs zong
In 2002 maakte Frankrijk hem tot Chevalier des Arts et des Lettres. In eigen land kreeg hij een Zamu voor zijn hele carrière, finaal ook het ereteken van Officier in de Kroonorde, maar een Vlaamse cultuurprijs kwam er nooit voor ‘de laatste Belg’.
Arno was een beetje een anti-BV, te rauw om te pleasen, maar slim genoeg om de noodzaak aan publiciteit in te zien. Critici vonden dat hij zichzelf herhaalde, maar evengoed kun je zeggen dat hij zijn eigen stijl geworden was.
Niettemin waren zijn laatste albums donkerder: hij verwenste het veranderende politieke klimaat en de formattering van rockmuziek. Hij had last van nostalgische flashbacks en een depressie.
Vooruitkijken
In zijn laatste maanden was hij veel bezig met het verleden, tot zijn ergernis, want hij keek liever vooruit. Het was aandoenlijk hoe hij toch steeds nieuwe klussen zocht: een duet met Mireille Mathieu, een vlam uit zijn jeugd, probeerde hij er zelfs op zijn sterfbed nog uit te slepen.
Het succesvolle album Vivre was een idee van zijn manager, die er al jaren op aandrong dat Arno zichzelf nog één keer zou transformeren tot een soort crooner. Dat Vivre in België zo’n groot succes was, had de zanger nooit verwacht.
Hij heeft veel meer uit zijn carrière gehaald dan bijna iedereen had gedacht toen hij als jonge snaak, met een nijdige hoge stem, zijn eerste bluessongs zong. Die stem zakte elk jaar en werd een knoestig instrument dat meteen herkenbaar was, en spontaan vergelijkingen met Tom Waits opriep. Hij zong er ballads mee als ‘Les yeux de ma mère’, zijn pensioennummer, maar bleef tot het einde ook songs van T.C. Matic in zijn concerten pompen, als om te zeggen: ‘En toch waren we fantastisch!’
Arno werd ziek in de herfst van 2019. Hij heeft het gevecht gevoerd dat hij moest voeren, en door chemotherapie en bestraling kocht hij de tijd voor die laatste vijf optredens, waar de fans afscheid namen van een magere, moegestreden man die er nog één keer alles uitperste om met een laconiek ‘Merci pour tout, bye-bye’ weg te stappen. En finaal nam hij zowaar nog negen songs op die op een laatste album, genoemd naar de Oostendse Vuurtorenwijk ‘Opex’, zullen staan.
De dood, hij kon ermee leven, zei hij, dankbaar omdat hij een geweldig leven gehad had. Bang leek hij niet, tenzij voor pijn. Hij trok zich op aan de foto’s in zijn appartement: van vrienden als Michel Piccoli en Jane Birkin, van zijn grootmoeder Marie-Louise die hem mee opgevoed had, van zijn boeddhistische vriend Hubert Decleer, die hem vorige zomer zo inspirerend voorgegaan was.
En vooral van Lulu, zijn moeder die hem op zijn 24ste ontvallen was. Ook zij had kanker.
Lees ook
VRT Nieuws
De Zondag
Bron: De Standaard