Vanavond speelt hij zijn eerste van twee concerten in Oostende, zijn geboortestad. In de Brusselse AB trapte Arno, die door zijn kankerbehandeling lange tijd out was, zijn optredenreeks af. Kwetsbaar en moedig, broos maar balorig.
Stephan Vanfleteren – De Morgen
Een zacht kussen op een caféstoel wacht op het achterste van le plus beau. Het scharlakenrood gordijn gaat open voor de repetitie.
Arno Hintjens (je zou bijna vergeten dat hij een achternaam heeft) gaat zitten, schuin onder rood bordeellicht met slechts vijf letters: VIVRE.
De glazen buizen met neongas hangen schuin boven een houten stoel die zo uit café Le Coq zou kunnen komen. Versleten ducttape plakt achteraan op de stoel met 22/11 in alcoholstift geschreven. Links daarnaast vier letters: ARNO. Eén minder dan VIVRE. De man zit aan de verliezende kant. We kennen de ziekte, we weten de diagnose en treuren om het verdict.
De lonesome zorro is niet alleen. Op de linkerflank de bas van Mirko Banovic, aan de andere flank Bruno Fevery met de vingers op de snaren of het klavier van de vleugel, en geruggensteund door Sam Gysel met sterke armen en drumstel.
Met deze drie aan zijn zijde durft Arno de strijd aan.
De stem is breekbaar. Het gevolg van een mengeling van zenuwen, broosheid en ziekte. De zaal is nog leeg, dus de muziek is voor hem nog maar een placebo. Straks met volle zaal wordt de muziek zijn medicijn. Maar het wondermiddel zal niet volstaan om de kwaadaardige cellules coquines weg te jagen.
La glande mange toute la viande. Oui, la mort est gourmande.
Terug in de backstage is iedereen stil en wat ongerust over het eerste concert van een reeks van vijf. Arno rust, eet en verlaat af en toe zijn loge. Als een fantoom in zijn eigen wereld dwaalt hij door de Ancienne Belgique.
Ondanks de thuismatch is het een koorddans tussen concentratie en spanning. Af en toe maakt hij een grapje om de nervositeit backstage te doorbreken. De setlist wordt nog eens bekeken, een zilveren weerbarstig haartje wordt eigenhandig bijgeknipt, de songteksten nog eens gelezen.
De zaal loopt vol. We staan in de coulissen tot de tourmanager met zaklamp de weg naar de scène toont. Na het verwelkomingsapplaus gaat de Solo Gigolo in het zadel van zijn podium zitten. Iedereen houdt de adem in wanneer de eerste woorden ‘I almost lost my head’ de zaal induiken. De kop is eraf, Arno est parti. Het publiek reageert opgelucht en dankbaar.
We zijn getuige van een metamorfose van een donker silhouet naar de man in eeuwig zwart. De charlatan groeit met ieder nummer. Het muzikaal medicijn doet zijn werk. Zelfs wanneer het fluiten even niet zo goed lukt, ontmijnt hij het euvel met een grapje.
“Ça marche plus comme avant, c’est comme mon zizi.”
Van grol naar ernst. Eén noot en l’idiot savant duikt opnieuw in zichzelf en neemt ons mee naar een donker paradijs.
‘Elle adore le noir’, ‘Les yeux de ma mère’, ‘Lonesome zorro’… volgen elkaar op. Je beseft meer dan ooit dat ergens op een verdieping van de Dansaertstraat een wapenfabriek aan sterke songs gevestigd was.
In het tweede deel van het concert stuiven de gordijnen omhoog en wordt de drum als een Russische tank naar voren gestoven. Het volume gaat omhoog en de lichten dalen bezwerend neer op de geesten van T.C. Matic. Muziek is geen medicijn meer, het is een drug.
Bij ‘Oh la la la’ worden les couilles als trossen van de stoel losgegooid en veert Arno recht. Een onvergetelijk stukje Belgische popgeschiedenis met 850 liefdevolle mensen die getuige zijn van een klein mirakel.
Een week later staat hij er opnieuw. Onsterfelijk in zijn gehavend lichaam. Wederom kwetsbaar en moedig, frêle en machtig, teder en amusant.
Iedere lettergreep grijpt naar de keel, iedere beweging heeft ons klemvast. There’s a crack in everything, ja, ook in het gezicht van le plus beau, maar dat is how the light, a new light gets in.
Opmerkelijk hoe sommige zinnen dieper vallen dan ooit tevoren. ‘Nothing is wrong with me’, ‘It doesn’t matter anymore’ of het in tijden van goede gezondheid schijnbaar simpele ‘Et on boit à la santé’.
Cohen, Bowie, Cash, Bashung, allen kennen ze deze zwanenzang.
Maar het is niet alleen de avond van ‘zij die sterven, groeten u’, want de herrezen Stromae komt het podium op om met zijn Brusselse tonton het publiek te betoveren.
Putain, even geloofde ik dat ook Jacques Brel uit de coulissen zou verschijnen.
Vandaag, zaterdag 19 februari, speelt Arno in het Kursaal van zijn geboortestad. Met de rug naar de branding gaat hij een van zijn laatste concerten geven. ‘Oostende Bonsoir’ zal meer doen dan enkel ‘pleurer des bières’. Oostende zal wenen, maar ook daveren van genot.
Zaterdag om exact 21.48 uur is het laagtij, wanneer op het einde een van de laatste keren ‘Whoop That Thing’ live uit de keel van de zanger zal weerklinken.
Het getij weet wanneer het zich moet terugtrekken om de vloed aan Arno over te laten. En dat terwijl de neonletters ‘VIVRE’ hun laatste licht strooien op nog geen halve kilometer van zijn toekomstig graf in de zee.
Straks is Oostende geen Koningin der Badsteden meer, ook niet La Reine du Suppositoire, maar een weduwe au bord de la mer met een zee aan liefdesverdriet.
Bekijk alle beschikbare portretten
Bron: De Morgen