Remco Campert, de grootste nog levende Nederlandstalige dichter en schrijver is niet meer. De Nederlandse auteur overleed na een leven lang taalplezier. Oud-journalist en auteur Bavo Claes heeft een grote boon voor Remco Campert. “Camperts werk is heel toegankelijk, en daardoor wordt hij weleens geringgeschat: een grove onrechtvaardigheid” zei hij enkele jaren geleden in zijn middagjournaal voor ‘Nieuwe Feiten’. Een terugblik.
In Amsterdam is de bekende dichter en auteur Remco Campert gestorven. Zijn uitgeverij De Bezige Bij maakte het nieuws bekend:
“Namens de familie Campert delen wij u mede dat Remco Campert, dichter, schrijver en columnist, afgelopen nacht in zijn woonplaats Amsterdam is overleden. Hij is tweeënnegentig jaar geworden.
“Hiermee verliest de Nederlandstalige literatuur een virtuoos auteur en een van haar meest geliefde schrijvers. Uitgeverij De Bezige Bij is intens bedroefd en diep getroffen door zijn dood.”
“De woorden van Remco Campert zullen ook voor toekomstige generatie springlevend blijven” zei uitgever Francien Schuursma.
“Als u in uw leven één gedicht leest, laat het dan ‘Lamento’ zijn, van Remco Campert”
Bavo Claes
Oud-journalist en auteur Bavo Claes is een fan van Campert. Hij ontmoette hem ook, en merkte vooral de bescheidenheid van de grote Campert op. “Aandoenlijk gemeend, maar onterecht.”
Over die ontmoeting, schreef Bavo Claes in 2017 een middagjournaal voor ‘Nieuwe Feiten’.
Een terugblik
Beste luisteraar,
In Amsterdam zijn laatst enkele verzen van Remco Campert aangebracht op de gevel van uitgeverij De Bezige Bij. Ze komen uit een gedicht dat over verzet gaat en da’s niet toevallig.
De uitgeverij ontstond in de Tweede Wereldoorlog in verzetskringen, en haar eerste uitgave was een verzetsgedicht van schrijver Jan Campert, vader van Remco.
Kort na de oorlog kreeg De Bezige Bij bezoek van koningin Wilhelmina en de 17-jarige Remco Campert had toen net zijn eerste poëzie gepubliceerd.
“Dus”, sprak Hare Majesteit hem toe, “u gaat in de voetsporen van uw vader treden?”
“Ik hoop het niet, mevrouw”, antwoordde de dichter, want zijn vader was op 40-jarige leeftijd gestorven in een nazikamp.
De zoon is inmiddels 88, en springlevend.
De verzen op die gevel zijn een fragment uit het gedicht Iemand stelt de vraag.
Ik ken dat gedicht nogal goed, het stond op een poster die op mijn studentenkamer hing.
In mijn roman Vijftig zitten ’n aantal toespelingen op dichtregels, onder meer uit dit gedicht, en uit ’n paar andere, van andere schrijvers. Het zijn eerbetuigingen met een knipoog.
Enkele zogenaamd gewone lezers hebben die toespelingen opgemerkt. Maar aan de meeste zogeheten professionele lezers (recensenten, juryleden) zijn ze voorbijgegaan, vrees ik – gedoemd als die stakkers zijn om in grote haast te lezen, jakkerend van boek naar boek naar boek.
Dichter en essayist Herman de Coninck – die we node missen – zei dat het fout gaat met boeken lezen als ‘plezier plicht wordt’.
“Mijn ervaring”, schreef hij, “is dat een goed criticus twee op de tien boeken verkeerd leest, en een slecht criticus zeven op de tien.”
Twintig jaar geleden presenteerde ik, in de Bourlaschouwburg in Antwerpen, een internationale poëzieavond, waar Nederland vertegenwoordigd werd door Remco Campert.
Ik noemde hem toen in m’n inleiding een belangrijk schrijver. Naderhand, in de coulissen, kwam hij mij daarvoor bedanken.
Zijn bescheidenheid was aandoenlijk gemeend, maar onterecht. Camperts werk is heel toegankelijk, en daardoor wordt hij weleens geringgeschat: een grove onrechtvaardigheid.
Misschien, luisteraar, bent u niet zo’n poëzielezer. Maar als u in uw leven één gedicht leest, laat het dan ‘Lamento’ zijn, van Remco Campert.
Het zal u door de ziel snijden.
Lamento
Hier nu langs het lange diepe water
dat ik dacht ik dacht dat je altijd maar
dat je altijd maar
hier nu langs het lange diepe water
waar achter oeverriet achter oeverriet de zon
dat ik dacht dat je altijd maar altijd maar
dat altijd maar je ogen je ogen en de lucht
altijd maar je ogen en de lucht
altijd maar rimpelend in het water rimpelend
dat altijd in levende stilte
dat ik altijd zou leven in levende stilte
dat je altijd maar dat wuivende oeverriet altijd maar
Langs het lange diepe water dat altijd maar je huid
dat altijd maar in de middag je huid
altijd maar in de zomer in de middag je huid
dat altijd maar je ogen zouden breken
dat altijd maar van geluk je ogen zouden breken
altijd maar in de roerloze middag
langs het lange diepe water dat ik dacht
dat ik dacht dat je altijd maar
dat ik dacht dat geluk altijd maar
dat altijd maar het licht roerloos in de middag
dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder
je okeren schouder altijd in het middaglicht
dat altijd maar je kreet hangend
altijd maar je vogelkreet hangend
in de middag in de zomer in de lucht
dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar
altijd maar het rimpelende water de middag je huid
ik dacht dat alles altijd maar ik dacht dat nooit
hier nu langs het lange diepe water dat nooit
ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit
dat nooit vorst dat geen ijs ooit het water
hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit
dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit
dat sneeuw nooit de cipres dat je nooit meer
Lees ook
Bron: Radio 1