De partijvoorzitters trekken overal het laken naar zich en mengen zich ongegeneerd in de lokalen onderhandelingen, schrijft Bieke Purnelle. En dan verbaasd zijn over de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen.
Bieke Purnelle – De Standaard
We zijn nog geen vier dagen na de gemeenteraadsverkiezingen, en alle opluchting omdat het gebakkelei eindelijk voorbij is, is al omgeslagen in een nieuwe golf van teleurstelling.
De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat de hele campagne inhoudelijk bijzonder pover uitviel.
Voorzittersdebatten godbetert, alsof Conner Rousseau (Vooruit), Bart De Wever (N-VA) of Sammy Mahdi (CD&V) enig uitstaans hebben met de besognes in Menen, Maasmechelen of Zulte.
Alsof er niet overal te lande allerlei kartels en stadslijsten waren samengekletst in de hoop op zo veel mogelijk stemmen in één grabbelbak.
Voor elk wat wils. Partijen die zich aan elkaar vastklinken als drenkelingen aan een reddingsboei leiden niet alleen tot ideologische homeopathie, maar ook tot een compleet gebrek aan realiteitszin.
Het levert onder andere beelden op van kandidaten die triomfantelijk juichen terwijl ze een veel slechter resultaat lieten optekenen dan zes jaar geleden. Maar ik loop vooruit op de zaken.
De campagne dus. Graag had ik gelezen welke tastbare verwezenlijkingen de kandidaten konden voorleggen of welke concrete en realiseerbare voorstellen ze in petto hadden als antwoord op de diverse lokale uitdagingen.
Maar men had beslist dat deze verkiezingsronde burgemeestersverkiezingen moesten worden en dat de burger alleen interesse had in de vraag wie de sjerp zou dragen.
Mij interesseert het absoluut niet wie de koning mag ontvangen of lintjes mag knippen, ik ben vooral bezorgd over beleid – maar mij werd alweer niets gevraagd.
Bijgevolg kwamen de mensen volstrekt niets te weten over het merendeel van de kandidaten op de lijsten, waar ongetwijfeld veel talent verstopt zat, en kregen we wekenlang debatten tussen en interviews met de bekendste “uitdagers” uit de grote steden die ons voornamelijk leerden dat de tegenstander hoe dan ook van kwade wil was.
Wat de mensen van Bree, Zulte of Schepdaal hadden aan de schier eindeloze reeks verbale knokpartijen tussen De Wever en Jos D’Haese (PVDA), Mathias De Clercq (Open VLD) en Filip Watteeuw (Groen), niemand die het wist.
Achteraf was het halve land geschokt over de verrassend lage opkomst.
Welja. Waarom zouden mensen zich betrokken voelen bij het bestuur van hun gemeente als zelfs de pers er niet van wakker ligt?
Wat die opkomst betreft, was de grootste verrassing misschien de verrassing zelf, alsof er geen veelzeggende precedenten waren; alsof we niet al jaren kranten volschrijven over de groeiende afstand tussen de burger en de politiek.
Hoezo en waarom zou die afstand plots op miraculeuze wijze zijn geslonken?
Dankzij de BV-cultuur in de politiek of onnozele tv-formats met politici waar een mens spontaan misantroop van wordt?
Ook op verkiezingsdag zelf bleek niemand tot inkeer te zijn gekomen en stond de halve wetstraatpers te dringen in de voortuin van De Wever, alsof daar elk moment een ufo kon landen.
Was er maar een ufo geland, want later die dag kregen we de integrale uitzending van een heuse triomftocht met een adelaar die op diverse manieren geïnterpreteerd kon worden, een scène die VRT-anker Wim De Vilder, duidelijk fan van wat pathos en historisch drama, “mooi, mooi” deed mompelen.
De dag eindigde met veel en diverse winnaars, echte en zelfverklaarde.
In de koers geldt de ongeschreven regel dat je het best meteen juicht, zelfs als je twijfelt of je wel gewonnen hebt. Een regel die al eens tot knullige misverstanden en gêne leidt.
In de politiek brengt de fotofinish geen uitkomst en roepen de meest schaamtelozen zichzelf vrij vlot tot winnaar uit zonder dat iemand hen tegenspreekt, ook al verliezen ze 10.000 stemmen.
Was in ieder geval niet bij de winnaars: de democratie, die bijna 40 procent van de mensen niet naar het stemhok wist te lokken.
Evenmin zegevierend: de burgers, die vooral spelen kregen en veel te weinig brood.
De grootste winnaar: de particratie.
Wie wel en met overtuiging ging stemmen, aanschouwt met groeiende verbijstering hoe een nieuw soort heilige drievuldigheid is opgestaan, bestaande uit de voorzitters van de drie partijen die Vlaanderen besturen, die meent overal de lakens te kunnen uitdelen, zich ongegeneerd mengt in lokale onderhandelingen en de eigen lokale mandatarissen in een wurggreep houdt.
Macht als driedubbel concentraat.
Intussen begrijp ik die adelaar: Romeinse keizers duldden ook geen tegenspraak, maar verdeelden en heersten.
“De kiezer heeft altijd gelijk”, luidt het gezegde. Iedereen ziet van ver dat daar niets van aan is.
Blijkbaar zijn sommigen dermate verheugd over de lage opkomst dat men er werkelijk alles aan doet om de volgende keer nog minder volk op de been te brengen.
Want waarom zou je de moeite doen om te gaan stemmen als partijvoorzitters in plaats van kiezers bepalen wie de stad mag besturen?
Waarom zou je nog geloven dat het zinvol en belangrijk is om te kiezen als je keuze er niet toe doet?
Bieke Purnelle is freelanceschrijver en directeur van Rosa, kenniscentrum voor gender en feminisme.
Lees ook
Klik op de hyperlink en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard