Bieke Purnelle – Een dynamisch zootje ongeregeld

Rare jongens, wij. — © getty

Een van de boeiendste dingen aan sport is hoe wildvreemden plots “wij” worden zodra ze een nationaal tenue aantrekken, schrijft Bieke Purnelle. Iets om over na te denken tijdens het supporteren voor de Rode Duivels.

Bieke Purnelle – De Standaard


Wie zijn die ‘wij’ in “Wij gaan naar de achtste finale”?

Bieke Purnelle


Ik ben geen grote voetbalfan. Daar is geen specifieke reden voor. Zoals er ook geen reden is waarom ik niet graag biefstuk of appelmoes eet.

Toch laat ik mij om de zoveel jaar verleiden om wild gesticulerend en vloekend als een gevorderde naar een tv-scherm te turen waarop 22 mannen achter een bal rennen.

Ik hou niet van half werk en als je ergens toch niet aan kunt ontkomen, dan kun je maar beter gewoon meedoen.

Wat mij nog het meest fascineert aan voetbalsupporters, is hun waanzinnige mentale wendbaarheid.

  • Van “briljant” of “held” naar “beschamend” of “kloefkapper” in een nanoseconde.

  • Van “topcoach” naar “Tedesco buiten!” in enkele weken tijd.

  • Kevin en Romelu kunnen vandaag de redders des vaderlands zijn en morgen twee overbetaalde losers.

Die hyperflexe kijk op de zaken valt lastig te begrijpen voor een koersfanaat die goede én kwade tijden deemoedig aanvaardt.

Wie zijn helden elk jaar een paar keer tegen het asfalt ziet kwakken, weet dat de dingen zelden verlopen zoals we ze hadden gedroomd en oefent permanent in loslaten.

Een van de boeiendste dingen aan sport is hoe wildvreemden plots “wij” worden zodra ze een nationaal tenue aantrekken.

“We gaan winnen, ik voel het”, poneerde mijn jongste voor de match tegen Oekraïne.

Twee dagen voordien had hij mij een slechte Belg genoemd omdat ik hardop had getwijfeld aan “onze” kansen.

Een opmerkelijk verwijt van een tiener die de staatsstructuur van België niet eens op papier gezet krijgt, maar kom.

Hoe het “ons” tegen Oekraïne verging weten we intussen, en voor maandagavond wordt een lagedrukgebied voorspeld boven het hele land.

Ach, na het EK volgen de Tour en de Olympische Spelen. De drukke sport­zomer belooft veel ‘wij’ teweeg te brengen. Zelfs in een land dat met frisse tegenzin bestaat en met haken en ogen aan elkaar hangt.

Mensen die niet van sport houden, begrijpen daar weinig van. Mijn oudste, de mening toegedaan dat skaten de enige fysieke activiteit is die het bekijken waard is, geeft geen zier om drie afgekeurde goals van Lukaku, het klassement van Remco of de medaille van Nafi.

Toch is sport meer dan zorgeloos vertier. Het is ook een machtsmiddel.

Als voetbal op een religie lijkt in Latijns-Amerika, dan komt dat vooral doordat de Britten “hun” sport eind 19de eeuw naar ginds exporteerden om normen en waarden als orde, tucht en discipline binnen te brengen in de landen waar ze handels­belangen hadden.

De katholieke kerk omarmde het wielrennen omdat paus Pius X er aan het begin van de 19de eeuw een gedroomd instrument in zag om het volk deugden als zelfbeheersing, moed en trouw bij te brengen.

Tot vandaag gebruiken politieke leiders topsport graag om de grootsheid van hun land in de verf te zetten.

In het Verenigd Koninkrijk werd sinds 1997 meer dan een miljard pond aan publieke middelen geïnvesteerd in de nationale topsport, ter meerdere eer en glorie van de Britse medaillespiegel.

Voorts kun je als topsporter die droomt van de Olympische Spelen maar hopen dat de leiders van je land geen ander land binnenvallen in de aanloop naar het ontsteken van de vlam.

Dat sport ook macht, politiek en zelfs ideologie betekent, zou een goede reden zijn om er een hekel aan te hebben.

Dan mis je wel de spanning, de euforie en de diepe ontgoocheling.

Dat is wat sport met ons doet: ze laat ons volstrekt irrationeel meeleven met mensen die we van haar noch pluim kennen en die ergens bovengemiddeld goed in zijn, alleen maar omdat ze deel uitmaken van ons geconstrueerde “wij”.

Dat is soms mooi en soms lelijk en soms allebei tegelijk, afhankelijk van wat we met die gevoelens doen en van ons vermogen tot zelfrelativering.

Voor veel mensen is “wij” nochtans ingewikkeld.

Wie zijn “wij” en wanneer of waarom precies mag je jezelf ertoe rekenen?

  • Volstaat de juiste nationaliteit?
  • Moet je hier geboren zijn?
  • Hier wonen?
  • Moet je de landstalen beheersen en het volkslied kennen?
  • Hoe ver mogen je wortels reiken?

Zowat de helft van de Rode Duivels heeft Afrikaanse roots. De meesten van hen wonen en werken elders, eender waar transfers hen brengen.

Rondewielrenners van eender welke nationaliteit wonen in bergachtiger, zonniger of fiscaal voordeliger streken dan hun vaderland en rijden voor Amerikaanse, Saudische of Nederlandse ploegen met Britse, Franse of Duitse sponsors op hun truitjes.

Topsporters mixen loyauteiten zoals Jani Kazaltsis accessoires.

Het lijkt vergezocht, maar het klopt. Onbedoeld belichamen ze beter dan wie ook wat identiteit betekent: een gelaagde compositie bestaande uit lot, toeval en persoonlijke levenskeuzes.

Identiteit is geen vraagstuk dat opgelost moet worden, maar een proces. Een mens is nooit helemaal af, zowaar een geruststellende gedachte.

“Wij” is dan ook geen zorgvuldig gecureerd geheel van vergelijkbare identiteiten, maar een dynamisch zootje ongeregeld dat elkaar nu en dan vindt in de vluchtigheid van gedeelde vreugde of ontgoocheling over dingen waar we helemaal niets aan kunnen doen.

Een gedachte om in het achterhoofd te houden, niet alleen tijdens het supporteren.


Bieke Purnelle is freelance­­schrijver en directeur van Rosa, kennis­centrum voor gender en feminisme. Haar column verschijnt tweewekelijks op vrijdag.


Rare jongens, wij. — © getty
Rare jongens, wij. © getty

Lees ook

Klik op de hyperlink en ontdek meer berichten van

Bieke Purnelle


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven