Kennelijk verdenken onze politici mensen in armoede ervan zelf verantwoordelijk te zijn voor hun gebrek aan geld, schrijft Bieke Purnelle. Ze gaan ervan uit dat mensen arm zijn omdat ze hun schaarse geld spenderen aan dingen die “niet essentieel” zijn.
Bieke Purnelle – De Standaard
Ha, december, verbindende tijd van winter markten en warmste weken en snel nog wat goede doelen steunen.
De perfecte tijd van het jaar om het over armoede te hebben. Wellicht vandaar dat de federale onderhandelaars zich buigen over een hervorming van het leefloon.
Het woord hervorming suggereert doorgaans dat er verbetering op til is, een suggestie die vaak een wensdroom blijkt te zijn.
Het voorstel dat op tafel ligt omvat “een sociaal systeem waartoe je eerst moet bijdragen”.
Wat dat bijdragen exact inhoudt, wordt niet erg precies omschreven, maar zeker is dat de voorstanders het erover eens zijn dat mensen die een leefloon ontvangen, onvoldoende bijdragen.
Dat leefloon moet daarom herwerkt worden tot “een lager basisbedrag om de essentiële noden te dekken” met daarbovenop “aanvullende bedragen die gelinkt worden aan inspanningen om te integreren”.
Een deel van het genoemde lagere basisbedrag zou in “alternatieve vormen zoals voedselcheques” worden uitbetaald.
Voedselcheques: het stond er echt.
Een bizar pleidooi voor dat plan viel overigens al te lezen in het verkiezingsprogramma van de N-VA, met als voornaamste argument dat de overheid zeker wil zijn “dat het leefloon naar essentiële zaken gaat”.
Nog los van de vraag hoeveel “niet essentiële” zaken iemand zich kan veroorloven met pakweg 1.288,46 euro per maand (het leefloon van een alleenstaande zonder kinderen), legt het voorstel in kwestie een opmerkelijke visie op armoede bloot.
Men verdenkt mensen in armoede ervan zelf verantwoordelijk te zijn voor hun gebrek aan geld en gaat ervan uit dat mensen arm zijn omdat ze hun schaarse geld spenderen aan dingen die “niet essentieel” zijn.
Wie recent de gemiddelde prijs voor een onooglijk éénkamerappartement heeft gecheckt en beter kan rekenen dan onze leerlingen vandaag, beseft nochtans hoeveel geld er overblijft van die 1.288,46 euro, nadat de huur is betaald: nauwelijks voldoende om de energiefactuur te betalen en een minimum aan voedsel te kopen.
Dat onderzoek aantoont dat wie een leefloon ontvangt dat geld doorgaans verstandig en nuttig besteedt, daar heeft niemand het over. Onderzoek en expertise doen er lang niet meer toe als het erop aankomt beleid uit te stippelen.
In een postmoderne samenleving die autonomie en vrijheid voor de burger predikt, lijken sommige groepen bij uitstek uitgesloten van die principes.
Terwijl dominante groepen vrijheid-blijheid claimen en krijgen, worden anderen vooral gedisciplineerd “voor hun eigen bestwil”, omdat zij zelf volstrekt niet zouden weten wat goed voor hen is en anderen dat beter menen te kunnen bepalen.
Anderen die nooit in hun leven van 1.288,46 euro per maand hebben moeten leven, nooit hebben wakker gelegen van de groeiende stapel facturen op de kast, zich nooit hebben moeten afvragen of ze op het eind van de maand nog een brood konden kopen of welke smoes ze zouden kunnen verzinnen om de jongste thuis te houden van die veel te dure klasuitstap.
Toch menen die anderen te weten waaraan leefloners hun aalmoes mogen uitgeven, en vooral waaraan niet.
Ze eigenen zich het recht toe om te oordelen over de keuzes van mensen in armoede, of het nu de aankoop van een smartphone, een flatscreen of een hond betreft.
Volgens hen hebben die mensen geen gadgets, flatscreen of hond nodig. Zij hebben geen recht op vertier of gezelschap.
Hun keuzes moeten altijd doordacht en verantwoordelijk zijn; hun spartaanse levens ontdaan van alle frivoliteit, van elke zweem van plezier.
Terwijl de middenklasse z’n miskopen ongedragen, met het prijskaartje er nog aan, op Vinted zwiert en dure hobby’s of gadgets weglacht als guilty pleasures, moeten mensen zonder geld zich voor vrijwel alles verantwoorden.
Wie weinig heeft, hoort nergens van te genieten; nergens vreugde, comfort of troost in te vinden, zelfs niet in de trouwe en onbevooroordeelde liefde van een huisdier.
- Alsof mensen in armoede niet arm zouden zijn als ze geen hond hadden.
- Alsof hun leven er zonder flatscreen veel rooskleuriger uit zou zien.
Er zijn stapels onderzoek over de complexe oorzaken van generationele armoede, maar onze beleidsmakers komen niet verder dan armoede bestraffen als was het een jammerlijke ondeugd die hooguit wat disciplinering vereist.
Armoede als gedragsprobleem.
Als mensen geen perspectief hebben, leven ze noodgedwongen van dag tot dag, omdat dat de enige manier is om enigszins te leven in plaats van louter te overleven.
Wie niets heeft, heeft weinig te verliezen en vooral veel te vergeten.
Maar anderen hebben beslist dat de levens van mensen in armoede een langgerekte strafstudie moeten zijn, onder het wijze en alziende toezicht van de welgestelde politieke klasse, die stellig meent te weten dat armoede hun nooit zou overkomen en hoe anderen er, mits wat flinkheid en tucht, van af kunnen geraken.
Geen kans blijft onbenut om al wie tegenslag heeft in het leven ongegeneerd te bevoogden.
Intussen valt er in de nota’s van de federale onderhandelaars geen enkele intentie, laat staan een plan te bespeuren, om wonen en kinderopvang betaalbaarder te maken.
Dat is vast toeval.
Bieke Purnelle is freelanceschrijver en directeur van Rosa, kenniscentrum voor gender en feminisme.
Lees ook
Klik op de hyperlink en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard