Mannen moeten meer betrokken zijn bij de strijd tegen seksueel geweld, schrijft Bieke Purnelle. Als de zaak-Pelicot iets duidelijk heeft gemaakt, dan dat wel.
Bieke Purnelle – De Standaard
Ze had vast liever niet op de covers van al die magazines gestaan. Kin omhoog, beheerst glimlachend, vastberaden.
Toen Gisèle Pelicot besloot dat ze het proces tegen haar echtgenoot en vijftig andere mannen in de openbaarheid gevoerd wilde zien, had ze wellicht geen idee dat die beslissing zo’n impact zou hebben en van haar een feministisch rolmodel zou maken.
Het hoeft niet te verbazen dat de zaak-Pelicot de gemoederen zo beroert. In weerwil van cijfers en statistieken klampen we ons als samenleving koppig vast aan de mythe dat seksueel geweld gepleegd wordt door gestoorde psychopaten en wildvreemden in donkere steegjes of in het struikgewas.
Dat de overgrote meerderheid van de plegers uit de directe en vertrouwde omgeving van hun slachtoffer komen, dat het veelal om partners, ex-partners, ooms, vaders, broers, collega’s of buren gaat, is niet iets wat we graag willen horen of weten.
De geïnternaliseerde mythes helpen ons om de ongemakkelijke waarheid onder de mat te schuiven.
Dat de zaak-Pelicot niet alleen in Frankrijk tot maatschappelijke verontwaardiging leidde, heeft dan ook veel te maken met de “banaliteit” van de daders.
Zeven jaar na MeToo, een beweging die de focus legde op seksueel misbruik in de context van ongelijke machtsverhoudingen, maar die media vooral beroemde plegers in de schijnwerpers zag plaatsen, slaagde een doodgewone vrouw uit een doodgewoon gezin erin om duidelijk te maken dat seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld vaak angstaanjagend dichtbij plaatsvinden, en dat de dader vaak iemand uit de directe omgeving is.
De 51 mannen in de beklaagdenbank in Avignon vertegenwoordigden zowat de hele Franse samenleving:
- een journalist
- een gepensioneerde politieagent
- een brandweerman
- een militair
- een klusjesman
- een vrachtwagenchauffeur
- een IT’er
De meesten van hen waren onbesproken, toegewijde vaders, grootvaders, trouwe echtgenoten. Ze waren tussen de 24 en de 74 jaar oud.
De helft van hen pleitte onschuldig, ondanks de hoeveelheid overtuigend beeldmateriaal. Gisèle had immers nooit nee gezegd of op eender welke andere manier geprotesteerd.
De openbaarheid van het proces gaf het publiek een ongeziene inkijk in hun hoofd, in hun onthechte kijk op seksueel geweld.
- Hoe konden zij verkrachters zijn als ze nooit de bedoeling hadden gehad om iemand te verkrachten?
- Hoe kon er sprake zijn van seksueel geweld als het mocht van haar echtgenoot?
De verklaringen van de daders legden ongewild iets bloot dat doorgaans alleen door feministen wordt benoemd en daarom makkelijk wordt weggewuifd: een diepgewortelde patriarchale kijk op de fysieke integriteit en de zelfbeschikking van vrouwen.
In de meeste Europese landen kon er tot eind jaren 80, begin jaren 90 wettelijk gezien geen sprake zijn van verkrachting binnen een huwelijk.
Voor getrouwde vrouwen was seks een plicht die kon worden afgedwongen. Voor getrouwde mannen was seks een recht.
Seksueel geweld was dus tot voor kort een wezenlijk en structureel onderdeel van de gemiddelde man-vrouwrelatie. Het zou naïef zijn om te denken dat we die loodzware erfenis onbeschadigd hebben afgeschud.
Natuurlijk speelt het een rol dat Frankrijk een hopeloos achterhaalde definitie van verkrachting hanteert, waarin toestemming niet wordt omschreven en men alleen “geweld, dwang, bedreiging of verrassing” vermeldt als voorwaarden.
De meeste Europese landen hervormden het strafrecht inzake seksueel geweld door seksuele handelingen strafbaar te maken zonder bewijs voor toestemming.
In België geldt het ontbreken van een weigering, verzet of verweer dus niet als toestemming.
De meerderheid van de Fransen zag geen heil in zo’n wetswijziging, die volgens de tegenstanders seks tussen twee mensen zou bureaucratiseren en de samenleving zou verpreutsen.
Die hardnekkige publieke tegenkanting verklaart waarom Frankrijk begin dit jaar nog tegen een nieuwe EU-definitie van consent stemde.
Gisèle Pelicot wilde dat er iets fundamenteels veranderde in de manier waarop we als samenleving naar verkrachting kijken, in de maatschappelijke reflex om daders te vergoelijken en slachtoffers publiek te vernederen.
Uit de recente peiling over de nood aan een nieuwe definitie van verkrachting van de Assemblée Nationale blijkt dat ze daar met glans in is geslaagd.
- 60 procent van de Fransen erkent door de zaak-Pelicot dat er sprake is van een verkrachtingscultuur in hun land.
- Driekwart van de Fransen is van mening dat alle mannen mee verantwoordelijk zijn voor die cultuur en het bestrijden ervan.
- 90 procent van de Fransen vindt dat mannen meer betrokken moeten zijn bij de strijd tegen seksueel geweld.
- 50 procent van de jonge mannen bekent dat de zaak-Pelicot hen tot nadenken heeft gestemd.
Niet de strafmaat van de daders, maar die noodzakelijke culturele omslag is haar verdienste en de belangrijkste verwezenlijking van dit misselijkmakende proces.
Moge Gisèle ook buiten de Franse landsgrenzen velen tot reflectie, inzicht en daadkracht brengen.
Bieke Purnelle is freelanceschrijver en directeur van Rosa, kenniscentrum voor gender en feminisme.
Lees ook
Klik op de hyperlink en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard