We weten al jaren wat we moeten doen om overstromingsgevaar en droogte op te vangen, schrijft Bieke Purnelle. Waarom doen we het dan niet?
Bieke Purnelle – De Standaard
15 mei 2025
Leestijd: 5 min
Alleen de ademende regenbroek en de inderhaast aangeschafte fietsschoen overtrekken die werkloos in de kast hangen, herinneren nog aan het kletsnatte voorjaar van 2024, toen ons huis elke dag naar klam textiel en fietsergernis stonk.
Al maanden schuifel ik ’s avonds met volle gieters de tuin in, om de dierbaarste en meest fragiele gewassen van wat water te voorzien.
De regenton en -put zijn al lang leeg, dus vang ik spoelwater op in kommen en teilen en staat er sinds vorige week een emmer in de douche, die oogrollend gedoogd en zuchtend naar beneden gezeuld wordt door de tienerzonen.
Natuurlijk is het heerlijk buiten zitten en doen de terrassen gouden zaken, maar zelden heb ik zo verlangend naar de wolken gestaard in de hoop daar enige belofte van neerslag te ontwaren.
De hazelaar die ik in oktober plantte, hangt scheef te zieltogen, de erwten die ik zaaide dreigen de geest te geven en de pluksla weigert in deze barre omstandigheden te groeien.
Enkele dagen geleden droomde ik even dat het regende, maar ik werd wakker van het geluid van dorstige koolmezen, niet van druppels die op het raam tikten.
Ik voel regennijd, een akelig soort afgunst voor mensen die op de sociale media pochen dat ze een vol uur malse regen hebben gehad in hun regio.
Vorig jaar kwamen onderzoekers aan de UGent erachter dat de verwachte toename van jaarlijkse droge periodes nog een stuk hoger ligt dan de klimaatmodellen aangeven – een belangrijke bevinding voor de planning en het beleid inzake klimaat, landbouw en waterbeheer.
Net zoals we niet zijn voorbereid op extreme neerslag, zijn we compleet onvoorbereid op extreme droogte. In beide gevallen gaat het om water en hoe we ermee omgaan.
Of vooral: hoe we ermee zouden moeten omgaan.
Hoe moet je je verhouden tot opeenvolgende periodes van intense neerslag en extreme droogte? Hoe snel te schakelen tussen overstromingsgevaar en dreigend watertekort?
De oplossingen zijn nochtans bekend en worden al jaren beleefd en constructief herhaald door mensen met veel kennis van zaken.
- Water beter opslaan
- Meer infiltratie
- Minder verharding
- Meer ontharding
- Watervertragende landschapselementen
- Infiltratievoorzieningen zoals wadi’s
- Slimmer draineren
- Grachten stuwen …
Professor grondwaterhydrologie Marijke Huysmans somde het deze week in Knack allemaal nog eens geduldig op, zoals ze al jaren doet: helder, onderbouwd en met onverstoorbaar optimisme, alsof ze ervan overtuigd is dat het vroeg of laat weleens zal doordringen.
Ach, geef mij het bewonderenswaardige geduld en de constructieve beleefdheid van wetenschappers en experts die maar blijven waarschuwen en hopen op het gezond verstand van regeringen, om dat vervolgens nog een keer of zeven te doen.
Je kunt je afvragen waarom beleidsmakers zo hameren op het belang van kennis, om er vervolgens zo bedroevend weinig mee te doen.
Omdat het allemaal echt heel moeilijk is en alweer toevallig niet goed uitkomt en vooral electoraal hopeloos oninteressant wordt geacht.
De Vlaamse regering kondigde in 2016 een onthardingsbeleid af.
In harde bestemmingen (woon- en industriegebied) mag er geen verharding bijkomen.
In zachte bestemmingen (landbouw- en natuurgebied) zou tegen 2050 20 procent van het landschap moeten worden onthard.
Eerst het goede nieuws: de afgelopen jaren lijkt de verharding te stagneren. Al drie jaar op rij bedraagt de verhardingsgraad in Vlaanderen precies 15,3 procent.
Alleen behoort dat percentage tot de hoogste van Europa. Bijna geen enkel ander land is zo vakkundig dichtgebetonneerd als het onze.
De gevolgen zijn bekend: een groter risico op overstroming, grondwatertekort, droogte en hitte in de steden.
Zelfs onze tuinen zijn voor meer dan een kwart verhard met klinkers, grind, kunstgras of een andere onderhoudsarme bedekking.
Volgens het Departement Omgeving hebben we bijna 20.000 kilometer aan wegoppervlak dat onthard kan worden, omdat het geen essentiële functie heeft.
Daarnaast liggen er volgens datzelfde departement zo’n 40.000 hectare industrie- en bedrijventerreinen die (minstens deels) onthard zouden kunnen worden. Maar ja, dat kost allemaal veel geld en nog meer moeite.
Dus treuzelen we en schuiven we de problemen voor ons uit, zoals we al decennia doen met vrijwel elk klimaatgerelateerd probleem.
Niet de oorzaken of de toekomstige problemen zelf staan centraal, maar de mogelijke politieke consequenties van de evidente oplossingen.
- Niemand wil kiezers voor het hoofd stoten door zich met hun oprit, voortuin of parkeerplaats te bemoeien.
- Niemand wil de toorn van bedrijfsleiders over zich heen krijgen door hen te verplichten hun terrein op te breken of aan te passen.
- Niemand wil geld uitgeven aan iets wat zo weinig directe electorale return biedt.
Nochtans zijn we het voorzorgsbeginsel al even voorbij.
Overheden wachten beter niet met maatregelen te nemen tot de schadelijke effecten zijn aangetoond.
De schade is er al even.
Nu de maatregelen nog (en ook graag wat regen).
Bieke Purnelle is freelanceschrijver en directeur van Rosa, kenniscentrum
voor gender en feminisme.

Lees ook
Klik op de hyperlink
en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard