Op 1 mei bleek nog maar eens dat de socialisten de strijd voor betere arbeidsomstandigheden hebben losgelaten.
Bieke Purnelle – De Standaard
Geen tijdperk proest meer beloften uit dan het jaar voor een verkiezing. Iedereen die ook maar overweegt om op een lijst te gaan staan, wordt bevangen door acute ideeëndiarree.
Je vraagt je af waar zoveel ongebreidelde visie en dadendrang zich al die tijd verstopte.
1 mei, Feest van de Arbeid, is een godsgeschenk voor overijverige politici. Aan de kapstok ‘werk’ kun je immers zowat elk ander maatschappelijk vraagstuk ophangen, van armoede tot kinderopvang, van onderwijs tot gelijke kansen.
Pro memorie: de allereerste 1 meiviering stond in het teken van arbeidsduurverkorting. Op 1 mei 1890 staakten en betoogden tienduizenden arbeiders met de steun van socialistische bewegingen om een werkdag van acht uur te eisen, vijf tot twee uur minder dan de gewoonte was.
Het zou nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren voor het strijdpunt werkelijkheid werd, maar vanaf 1890 zou 1 mei jaarlijks in het teken staan van de strijd voor betere arbeidsvoorwaarden.
Dit jaar vroeg ik me – niet voor het eerst – af wat er met die strijd is gebeurd, als zelfs socialisten hem hebben losgelaten.
Een wervende en waarlijk socialistische 1 meitoespraak zou kunnen gaan over de schande van grootbedrijven die miljarden aan staatssteun ontvangen en de bonussen van hun bestuurders verhogen, terwijl er duizenden werknemers worden ontslagen.
Over sociale dumping, uitdeinende vermogensongelijkheid, belastingparadijzen, de precariteit van flexjobs en werkende armen.
Maar Vooruit-voorzitter Conner Rousseau kwam verrassend genoeg op de proppen met het idee van de basisbaan, een verplichte job voor mensen die langer dan twee jaar werkloos zijn, een slap ballonnetje dat net zo goed uit de hoed van Egbert Lachaert (Open VLD) of Bart De Wever (N-VA) had kunnen komen.
Zelfs de huisvrouwen moesten eraan geloven. Iedereen een betaalde baan, uitkering of niet.
Het achterliggende idee is dat werk emancipeert, een veelvuldig voorkomende misvatting.
Mocht werk iedereen emanciperen, dan behoorden de twee miljoen arbeidsmigranten die zich vorig jaar krom ploeterden aan voetbalstadions en andere infrastructuur in Qatar tot de meest geëmancipeerde mensen ter wereld, samen met de miljoenen vrouwen en kinderen in de Bengalese textielfabrieken, de Zuid-Afrikaanse mijnwerkers en de arbeiders van Amazon, om er maar een aantal te noemen.
Wat mensen emancipeert, is volwaardig deel uitmaken van de samenleving en genoeg geld hebben om waardig te leven.
Werk kan daar uiteraard een rol in spelen. Maar niet eender welk werk, niet op eender welke manier en niet voor eender wie.
Hoezo wordt je leven beter en jijzelf geëmancipeerder als je om 6 uur ’s ochtends kantoren staat te poetsen voor 1.600 euro per maand terwijl je baby elders zijn ziel uit zijn lijf schreeuwt bij een overspannen kinderverzorgster?
Hoezo draag je iets substantieels bij aan de samenleving door 12 uur per dag opgejaagd rond te rijden met sneakers, speelgoed, kleren en gadgets tot je scheel ziet en van vermoeidheid iemand omver rijdt, waarna je zelf voor de schade mag opdraaien?
Wat is daar ‘beter’ aan en voor wie precies is het beter? De logica achter dat alles wordt amper nog in vraag gesteld.
Nog niet zo gek lang geleden stelden socialisten in hun verkiezingsprogramma dat de tijd die mensen tijdens hun leven besteden aan (mantel)zorg, integraal moest meetellen bij de berekening van hun pensioen, een programmapunt dat doet vermoeden dat men bij Vooruit recent nog doorhad dat ook noodzakelijke onbetaalde zorgarbeid werk is en waarde heeft voor de samenleving.
Vandaag stelt de voorzitter van Vooruit voor om kinderopvang verplicht te maken.
Een idee dat nooit werkelijkheid zal worden, maar wel blootlegt hoe men is gaan geloven dat het beter is voor baby’s en peuters om niet thuis bij hun ouders te zijn, en vooral dat sommige moeders:
- de werkloze moeders
- de moeders met migratieroots
- de moeders in armoede
niet geschikt zijn om voor hun kind te zorgen en hun bloedjes dus beter in handen van de staat achterlaten.
Die paternalistische ideeën worden rijkelijk overgoten met een saus van barmhartigheid. Al die maatregelen ‘dienen enkel de toekomst van onze kinderen’.
Wie echt maalt om de kinderen, ziet erop toe:
- dat hun ouders genoeg zorgverlof krijgen, in een gezinsvriendelijke context kunnen werken en genoeg verdienen
- dat de kinderopvang en het onderwijs uit het zompige moeras worden getrokken
- dat mensen die voor kinderen zorgen en hen helpen opvoeden degelijk geschoold, betaald en ondersteund worden
Wie vrouwen wil helpen zich te emanciperen, dwingt hen niet richting onderbetaalde rotjob, maar zet in op de waardering van zorgarbeid in een solidaire gemeenschap.
Wie zich socialist noemt, bepleit een systeem dat zich aanpast aan de mensen, niet de mens als slaaf van het systeem.
Bieke Purnelle is freelanceschrijver en directeur van Rosa, kenniscentrum voor gender en feminisme. Haar column verschijnt tweewekelijks op vrijdag.
Lees ook
Klik op de hyperlink en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard