Straks is het tien jaar geleden dat in het Zwitserse Sierre de dood voor z’n beurt sprak. Een bus met Belgische schoolkinderen uit Heverlee en Lommel-Kolonie, op de terugweg van een prinsheerlijk skireisje met de klas, botste tegen de muur van een tunnel. Er vielen 28 doden – 22 van hen waren kinderen van 11 of 12 jaar.
Lieven Van Gils (57) maakte samen met actrice Katrien De Ruysscher Niets gaat over, een zesdelige docureeks op Eén waarin nabestaanden hun verhaal uitspellen.
Kijken gebeurt op eigen risico: tegen wild verdriet helpt poeder noch zalfje.
Jeroen Maris – De Morgen
9 februari 2022
Lieven Van Gils: “De ramp was wereldnieuws. Ik herinner me bijvoorbeeld dat Barack Obama, toen de president van de Verenigde Staten, zijn medeleven met de slachtoffers betuigde. En dat is logisch, natuurlijk.
“Het is niet te vatten dat zo’n kleine ruimte – een bus – en zo’n beperkte tijd – een handvol seconden – zoveel ellende kunnen veroorzaken.
“Hoe één beenveeg van het lot 28 levens uitgomde, en een veelvoud daarvan onherroepelijk blutste.
“Het was een nationale ramp, en het is een collectief trauma. Jij weet vast ook nog waar je was toen je het nieuws hoorde, niet?”
Absoluut. Waar was jij?
“Thuis. Ik hoorde het op het ochtendnieuws. Later die dag was ik in Antwerpen en kreeg ik telefoon van mijn vrouw: ‘Het was de klas van Frank.’
“Mijn hartslag trok een spurtje: Frank was één van mijn vrienden. Hij voetbalde bij het ploegje dat ik jaren geleden bij Studio Brussel heb opgericht. En ik wist natuurlijk wel dat hij leraar was op een lagere school in het Leuvense, maar ik had ’s ochtends de link niet gelegd met de klas uit Heverlee die in de bus zat.
“In die tijd presenteerde ik Reyers laat op Canvas. Na het telefoontje van mijn vrouw volgde eentje van de redactie: ‘Kun je naar Brussel komen voor een extra uitzending?’
“Op woensdag was er toen geen Reyers laat, maar na zo’n drama moesten we er ’s avonds wel zijn voor de kijker, luidde de redenering.
“Terecht, vond ik meteen, maar ik twijfelde omdat ik zo aangeslagen was door het nieuws over Frank – ik wist op dat moment al dat hij gestorven was.
“Ik ben toch naar de VRT gereden, en daar werd ik gelukkig opgeslokt door de nerveuze dynamiek die bij de voorbereiding van zo’n onverwachte uitzending hoort.
“Er was die dag wel een moment waarop het verdriet het even overnam.
“Toen heb ik naar een andere kameraad uit ons voetbalploegje gebeld, en heb ik hem gevraagd of we zo snel mogelijk met de hele bende konden samenkomen.
“Nadat die afspraak vastgelegd was, kon ik weer aan het werk, en lukte het om ’s avonds onze extra Reyers laat te presenteren.
“Uiteindelijk kwamen we die week met ons ploegje samen in café Kaminsky in Leuven.
“De Krikke was erbij, en dat was heel belangrijk voor ons: hij was de allerbeste vriend van Frank.
“Hij was samen met Franks vrouw naar Sierre gereisd om haar bij te staan en samen het lichaam te identificeren. Hij was als eerste naar binnen gegaan, en had bevestigd dat het Frank was.
“De Krikke vertelde ons, daar in de Kaminsky, hoe belangrijk het voor hem was geweest om zijn en onze beste vriend nog eens vast te pakken. Het snééd door onze harten.
“Ik vind het belangrijk dat we de herinnering blijven vieren. Met ons ploegje organiseren we elk jaar onze Frank-dag.
“Dan fietsen we naar zijn graf in Heverlee, en doen we vervolgens een barbecue waarop we de verhalen en herinneringen ongeremd laten aanspoelen.”
In de eerste aflevering van Niets gaat over praat je op café met Sarah, die als kind het ongeval overleefde – jullie hebben het onder meer over haar meester Frank. Bij het kijken bleef ik haken aan een ogenschijnlijk detail: je drinkt een Duvel. Een bewust eerbetoon aan de joyeuze vriendschap met Frank?
“De reden is iets prozaïscher. We zaten daar in een heel ontspannen sfeer naar foto’s te kijken, onder meer van Frank, en op café mag daar een Duveltje bij.
“Maar toen ik de montage zag, voelde ik wel hetzelfde als jij: dat kloeke bier past perfect bij de vriendschap die we hadden – bij de vrolijkheid die we deelden, bij al die uren van onbekommerd plezier.”
Trek eens een monumentje in woorden op: waarom is het jammer dat ik meester Frank nooit gekend heb?
“Daar heb ik een heel eenvoudig antwoord op: omdat hij een verrukkelijke man was.
“Energiek, sportief, enthousiast. Maar vooral ontzettend lief.
“Frank was de man die in onze wedstrijden, de bal aan de voet, altijd naar links en rechts keek: wie kon hij blij maken met het leer? En zo leefde hij ook naast het veld.
“Frank was iemand die fundamenteel geïnteresseerd in je was. Een man die een volgspot bediende, en al dat licht gul over zijn omgeving uitstortte.
“Het verbaast me niets dat zijn leerlingen hem een formidabele meester vonden: zijn hart paste niet in een extra large.”
WILDE KAPITALEN
Je hebt Franks vrouw en kinderen gevraagd om mee te werken aan de reeks, maar uiteindelijk wilden ze liever niet voor de camera.
“Het verdriet om de dood van Frank was het vlammetje dat me bij Niets gaat over bracht.
“Ik wilde iets méér doen dan hem elk jaar herdenken. Iets tastbaars, iets waarin Frank en al die andere slachtoffers zouden voortleven – een hommage waar de nabestaanden wat aan zouden hebben.
“En hoe onnozel het misschien ook klinkt: ik wilde ook iets maken waaruit Frank, als hij het maar had kunnen zien, zou besluiten dat hij het allemaal góéd heeft gedaan.
“Dat er thuis drie kinderen zijn die hem verschrikkelijk missen, maar hem ook zo dankbaar zijn: hij heeft hen goed op weg gezet.
“Ik ben zelf vader, dus ik weet dat het daarom draait. Het vaderschap is een serie van duwtjes in de rug – en hopen dat het de goeie duwtjes zijn.
“Enfin, ik ging dus met zijn vrouw en kinderen praten. Ze hadden nooit veel over het ongeval gesproken, maar ze wisten dat het trauma bij mij in veilige handen zou zijn, en ze zegden toe.
“Vervolgens ben ik met het idee naar Eén gegaan, en daar vertelden ze me over het plan van Katrien De Ruysscher – dokter Judith uit Thuis, ja.
“Zij was een jaar na het drama naar Lommel-Kolonie verhuisd, was erg geraakt door de gespannen stilte die daar nog altijd rond de tragedie hangt, en wilde daar iets sereen over maken.
“Ik heb Katrien ontmoet, en we bleken meteen op dezelfde golflengte te zitten. We wisten goed wat we wilden maken: iets klein, iets ingetogen. En vooral wat we níét wilden maken: iets groot, iets in wilde kapitalen.
“Toen ik terugging naar de familie van Frank, bleken ze te twijfelen. Ze waren bang dat de confrontatie met dat massieve verdriet te indringend zou zijn. Dat heb ik meteen aanvaard. Ik weet niet of ik het zelf zou doen, als ik in hun situatie zou zitten.
“Het was één van de momenten waarop ik me afvroeg: moeten we dit programma wel maken? Ben ik in iets aan het peuteren waar ik beter niet in kan peuteren? Ik heb een paar keer overwogen om de hele onderneming gewoon af te blazen, ja.
“Al die gezinnen zijn getraumatiseerd door de bepaald niet subtiele media-aandacht die ze na de ramp kregen, hè. Ik wilde die wonde niet nog groter maken.
“Maar toen het gezin van Frank liever niet meedeed, had ik ook al met veel andere slachtoffers gepraat. En zij vroegen me om ermee door te gaan, zij wezen me op de opluchting die met het praten kwam.
“Woorden brengen iemand niet terug. Tegen de dood is geen beroep mogelijk. Maar praten helpt wel om iemand niet helemaal te laten verdwijnen.
“Dat had ik al gemerkt toen ik Het Scheldepeloton maakte (de met de Ha! van Humo bekroonde docureeks over een groepje van jonge wielrenners waarin de dood lelijk huishield, red.).
“Nele, de moeder van Wouter Weylandt, was aanvankelijk wat schroomvallig toen ik haar ontmoette – de woorden kwamen maar moeilijk. Maar na een uur haalde ze foto’s boven en begon ze toch te praten.
“Ze voelde hoezeer dat haar opluchtte, hoe ze er Wouter toch een béétje mee in leven hield.”
Je hebt veel verschillende dingen gedaan in je carrière – radiowerk, sportjournalistiek, talkshows voor een klein en groot publiek, en nu dat uitgepuurde documentairewerk – maar er is wel een rode draad: jij bent van de empathische school. Je wilt niet bruuskeren, wel masseren. Ik kan me voorstellen dat dat helpt als je je over zo’n precair onderwerp als het drama in Sierre buigt.
“Alles staat of valt met vertrouwen.
“Mensen moeten je toelaten, en dat is niet vanzelfsprekend als ze vol schrammen en builen staan.
“In de eerste gesprekken voor Niets gaat over was er heel veel voorbehoud. Katrien en ik kregen te horen wat we vooral níét mochten doen.
‘Waag het niet om een programma te maken waarin in de laatste aflevering een piano muziekje gemonteerd wordt terwijl in beeld de zon door de wolken breekt’, hield één van de getuigen me voor.
‘Suggereer alsjeblieft niet dat elk verhaal een happy end kent, want dat is niet zo.’
“Maar net zo goed was er iemand die zei: ‘Ik wil niet dat je een programma maakt dat het medelijden aanwakkert.
“Ik wil niet degene zijn die een bolster van deernis krijgt – de vrouw die haar kind verloren heeft in Sierre, ocharme, ocharme.’
“Het was voor mij ontzettend belangrijk om dat vertrouwen niet te beschamen. Als ik dat gedaan had, zou ik nu de deur niet meer uit durven.
“Na verloop van tijd voelde ik bij de mensen die ik sprak een milde waardering – ze hadden er zélf iets aan.
“Het hielp ook dat de afspraken duidelijk waren. Iedereen kreeg een vetorecht: wat niet in beeld mocht, kwam niet in beeld.
“En we hebben bewust geen reconstructie van de ramp gemaakt. We gaan niet op zoek naar een schuldige, als die er al is.
“Nee, we maken een document over pijn en verdriet. Over rouw. En ik hoop vurig dat het helpt.
“Dat het iets kan betekenen voor de slachtoffers, hoe pietepeuterig klein ook, en ook voor de kijkers.
“Dat het wat steun biedt, wat inspiratie misschien, wie weet zelfs hoop.
“Ik denk, nee, hóóp dat we iets waardevols gemaakt hebben.”
CHOCO EN HAGELSLAG
Wie over het drama van Sierre praat, praat over de 22 kinderen die stierven, over de 11- en 12-jarigen die nooit meer mogen bloesemen. Maar er waren ook zes volwassen slachtoffers. Het verdriet van hun nabestaanden krijgt minder licht.
“Heel juist. We denken aan al die kleine kistjes die in Melsbroek uit het vliegtuig kwamen, dat door en door nare beeld.
“En dat is logisch, natuurlijk: een kind verliezen is de ondraaglijkste tragedie die je kan overkomen. En dan waren het er nog zoveel tegelijk.
“Maar er waren ook grote kisten. Die volwassen slachtoffers hadden meer tijd gekregen, dat is waar, maar ook hun levens waren onaf. Ook bij hen bleven er mensen achter met een dieprode vlek op het hart – partners, ouders, kinderen.
“Er is niet zoiets als een verdrietpercentage: het aantal jaren dat iemand geleefd heeft, bepaalt niet hoe groot het leed van de nabestaanden is. Het is unfair om een hiërarchie van pijn op te stellen.
“We hebben in Niets gaat over ook aandacht voor de nabestaanden van de volwassen slachtoffers.
“Het gezin van Frank wilde dus liever niet praten, maar dat van één van de begeleiders uit de school in Lommel wel.”
Er is ook aandacht voor de kinderen die de ramp overleefden en die nu, tien jaar later, het volwassen leven verkennen.
“Ja. Ik moet nu aan Elize denken.
“In Gasthuisberg werd ze geopereerd door Stefaan Nijs, bekend van Topdokters. Nu, tien jaar later, doet ze haar stage precies op die plek. Ze wil tot dat team behoren, om mensen te helpen die hetzelfde hebben meegemaakt als zij.
“Wie het gered heeft, worstelt vaak met een schuldgevoel, merkte ik: ‘Waarom ben ik er nog wel, maar mijn vrienden niet?’
“Ze lopen door hun wijk, zien de ouders van de gestorven kinderen, en weten zich dan geen houding te geven – want, zo denken ze, misschien rijt hun aanwezigheid de wonden wel open.
“Vaak durven ze niet te praten over wat ze voelen, omdat ze bang zijn om anderen pijn te doen. Alsof het misplaatst is dat ze met gemis en verdriet leven. Maar ook die jongens en meisjes zijn gehavend.”
Niets gaat over is de naam van de reeks, voluit: ‘Alles gaat voorbij, maar niets gaat over’.
“Tijd heelt alle wonden, zeggen ze, maar dat is een gemakzuchtige aanname. Nee, het is gewoon onzin.
“Soms is verdriet zo groot, zo massief, dat de dagen en de jaren er niets tegen kunnen. Het verdriet van Sierre is voor altijd.
“Nele, die haar broer Bavo verloor in het ongeval, vertelt in Niets gaat over hoe ze haar leven begon in een gezin van vijf, en hoe er nu maar drie meer over zijn. Want ze heeft Bavo verloren, en haar mama heeft zelfmoord gepleegd.
“Ze heeft een krachtige beslissing genomen: ze heeft zichzelf beloofd dat ze wél het volle leven wil, dat ze verder gaat – maar tegelijk is er wel altijd het verdriet.
“Elke dag sinds 12 maart 2012 is er eentje zonder Bavo geweest, zegt ze. Er is zoveel groots en goeds gebeurd dat hij niet heeft kunnen zien: zijn nieuwe zusje dat intussen geboren is, de trip naar Disneyland die hij zo graag wilde maken…
“Maar nog veel meer dan die mijlpalen voor een gezin zijn het de gewone dagen die schrijnen: elke ochtend begint zonder Bavo.”
Kunnen we iets leren uit Niets gaat over?
“Ik geloof van wel. Ik heb er in elk geval cruciale dingen uit geleerd. Dat het mij niet toekomt om te oordelen over hoe mensen omgaan met een loden gewicht dat op hun hoofd is komen vallen, bijvoorbeeld.
“Je zult het zien in de reeks: er zijn mensen die overeind krabbelen, er zijn er wie dat maar half lukt en er zijn er die er nooit in slagen.
“De rode draad is dat het verdriet nooit weggaat. Maar wat het precies met mensen doet, dat is altijd anders.
“De familie van Bavo gaat jaarlijks naar zijn graf om er samen te zijn. Dan maken ze sandwiches volgens zijn favoriete recept: een laag choco, hagelslag, en dan nóg een laag choco.
“Het is een ritueel dat troost, dat wat scherp is verzacht.
“Maar er zijn ook nabestaanden van slachtoffers die de poort van het kerkhof niet door kunnen. Mensen voor wie het graf het verdriet is, en die dat verdriet niet willen bezoeken.
“Omgekeerd zijn er ook getuigenissen waarin nieuw geluk gloort. Mensen die zeggen: ik ben zelfs gelukkiger dan vroeger. Dat kan dus ook.
“Zo’n ramp zet dingen in gang. Voor sommigen is het een luide wekkerradio geweest die hen wakker maakte en naar het volle leven stuwde, ondanks het verdriet.”
Ik kan me voorstellen dat die verschillende reacties soms ook in één gezin voorkomen.
“O ja. Eén mama vertelde me dat ze, toen ze te horen kregen dat hun zoon gestorven was, meteen tegen zichzelf zei: ‘We waren met vier, en nu zijn we nog met drie. Er is ons op een gruwelijke manier iets afgepakt, en we gaan ons niet nog méér laten afpakken. Wij moeten voort met ons leven.’
“En dat is gelukt, er is zelfs een broertje bij gekomen. Maar soms wordt in één gezin heel verschillend gereageerd.
“Katrien sprak met een vader die de drang voelt om over het verdriet te praten, terwijl zijn vrouw net behoefte heeft aan zwijgen. Dan moet je elkaar de ruimte geven, en dat is hen gelukt.”
FORMULE VOOR VERLIES
De moeder van Sarah vertelt in de reeks hoe ze veel boeken over rouwverwerking gelezen heeft, maar die op een bepaald moment allemaal weggekieperd heeft. Omdat ze niet corresponderen met hoe het wérkelijk gaat, zegt ze, omdat je groot verdriet niet met een stappenplan te lijf kunt.
“Die boeken verbeelden het voluntaristische dat onze samenleving zo definieert. De gedachte dat we zelf alles kunnen bepalen. Dat we heer en meester zijn over ons leven, en dus over ons geluk.
“We zijn een maatschappij van fiksers: als er een probleem is, lossen we dat toch gewoon op?
“Maar zo werkt het helemaal niet, of toch niet altijd. Het is de grote wijsheid die ik aan het maken van deze reeks overgehouden heb: geluk is niet voor iedereen maakbaar.”
‘Wat me niet doodt, maakt me sterker’, stelde Friedrich Nietzsche, weliswaar in het Duits. Het stoort me dat die uitspraak zich nog altijd exponentieel verspreidt, omdat ze zo onwaar is.
“Precies! Pas op, ze kán waar zijn: er zijn mensen die sterker worden van tegenslag, die energie halen uit hun pijn. Maar even vaak geldt het omgekeerde.
“Voor veel mensen is verdriet gewoon verdriet, en pijn gewoon pijn – dingen die je niet wilt voelen. En we zijn daar in onze samenleving niet gevoelig genoeg voor, vind ik. Na een klap geven we mensen tijd. Maar daarna moeten ze weer meedraaien.
“‘Je moet het loslaten’, zeggen we dan. (fel)
“Maar waarom zou dat moeten? Alsof er een formule is waarmee je verlies kunt bezweren: eerst doe je dit, dan dat, en vervolgens ben je klaar. Néé! Zo werkt het niet.
“‘Willen is kunnen,’ zeg ik soms tegen mijn vrouw. Maar dat gaat dan om een situatie waarin we een zware kast moeten verhuizen, of wanneer we tijdens een fietstochtje die laatste heuvel nog over moeten terwijl we eigenlijk kapot zitten.
“Bij iets fundamenteels als verdriet is dat zinnetje niet geldig. Rouw komt niet met een bijsluiter.”
Je moet erover praten is de concensus.
“Maar ook daarin zit weer zoiets dwingends: als je maar praat, dan zal het wel slijten. Als het je lukt om het erover te hebben, ja, dan zal het je allicht helpen.
“Maar er zijn ook mensen die op slot gaan, die niet kúnnen praten. En dat is even waardevol.
“Ik heb zelf genoeg goeie vrienden bij wie ik terecht zou kunnen. Maar ik weet niet zeker of ik daar gebruik van zou maken. Misschien zou ik onder een steen kruipen en er nooit meer onderuit komen.
“Je weet dat ook pas als je het echt meemaakt, geloof ik. En dat is een denkoefening die je liever niet maakt, hè?”
Heeft Niets gaat over ook een betere buitenstaander van je gemaakt? Iemand die nauwkeuriger weet hoe je met door verdriet gebeten mensen omgaat, bedoel ik.
“Ik denk van wel. Ik weet nu bijvoorbeeld dat je vocabulaire geen detail is. Dat er termen zijn die je beter niet kunt gebruiken: ‘het een plaats geven’, bijvoorbeeld.
“Maar dat mag geen excuus zijn om er als buitenstaander niet over te praten.
“Durf naar het verdriet te vragen. Durf herinneringen op te halen. Durf te vragen hoe het met iemand gaat. Dat zijn stuk voor stuk dingen waar ik vroeger wat bang voor was. Ik meed de confrontatie. Dat is menselijk, maar ook laf.
“In het algemeen ben ik wat minder stellig geworden. De kwetsbaarheid van geluk, ook van mijn eigen geluk, is me duidelijker geworden. Daardoor slaag ik er ook beter in om het te omarmen.
“Geluk is niet iets dat je achteraf moet vaststellen. Nee, je moet het op het moment zelf zien. Met die oefening was ik al langer bezig, hoor – ik heb altijd m’n zegeningen geteld. Maar ‘Niets gaat over’ heeft het allemaal op scherp gesteld.
“Ik zal me nu niet snel meer laten meeslepen door zelfbeklag over wat er niet is in mijn leven, en over wat er had kunnen zijn.
“Je weet dat ik van muziek hou, hè, en van literatuur. Dat zal altijd zo blijven. Liedjes en boeken brengen me inzicht, troost en opwinding. Maar deze reeks maken heeft me geleerd dat de grootste wijsheid vaak van eenvoudige mensen komt.
“Ik heb dingen gehoord – ruwe, ontluisterende, ware dingen – die ik nooit van professoren of filosofen zal horen.
“De mensen die ik sprak staan kniehoog in de volle, benauwende werkelijkheid. Ze leven in de rauwe waarheid. En net dat grote verdriet maakt hen heel wijs.”
CHIPS EN CHAMPAGNE
Voor Niets gaat over maakte je al Het Scheldepeloton en daarvoor VDB. Ik ben God niet, over wielerfenomeen Frank Vandenbroucke. In de knop gebroken levens lijken je te fascineren.
“Bij Vandenbroucke zat het eraan te komen: dat was het verhaal van Icarus die te dicht bij de zon komt.
“Maar in Het Scheldepeloton en Niets gaat over spelen vooral toeval en pech. Plots is de dood daar, en moeten de achterblijvers een manier vinden om voort te leven.
“Ik heb niet het gevoel dat ik dat thema bewust opzoek. Eerder dat het plots op mijn pad is gekomen, zoals ongeveer alles in mijn leven plots op mijn pad is gekomen.
“Ik heb tien jaar lang talkshows gepresenteerd, maar dat had ik niet nagestreefd. Nee, het was er gewoon plots. En zo is het dus vaak gegaan bij mij.
“In die talkshows had ik tien minuten om een gast to the point te laten komen. En dan hop, muziekje, jingle, en de volgende komt van de trap. Ik heb dat graag gedaan, maar het was ook een opgejaagd bestaan.
“Je bent als talkshowpresentator maar zo goed als je laatste aflevering. Ik kon mentaal niet bij een gesprek blijven hangen, ik moest altijd voortjakkeren.
“Het trage werk van nu, dat zoeken en tasten en in de diepte gaan, vervult me heel erg.”
Zo’n reeks als Niets gaat over had je allicht niet op je dertigste kunnen maken.
“In principe gaat het niet over hoe oud je bent. Op empathie staat geen leeftijd. Maar het helpt wel als er al iets van levenservaring is.
“En daarnaast was het goed dat mensen me al kenden, dat ze wisten dat ik een milde interviewer ben – en er dus zeker van konden zijn dat ik niet met hun verhaal aan de haal zou gaan.
“Je opmerking van daarnet klopt wel: die drie docureeksen behandelen bepaald geen zonnige thema’s. Het zijn verhalen die je niet kunt optekenen zonder er ook veel bij te voelen.
“Dan doet het weleens goed om gewoon naar een film te gaan kijken, en daar vervolgens verslag van uit te brengen.”
Juist, je bent al een poos de filmman van de VRT. Ook daar ben je in gerold.
“Fatma Taspinar, de beste vriendin van Ward Verrijcken, was eigenlijk de aanstoker.
“Vorige winter zaten we rond de vuurschaal bij mij in de tuin. ‘Jij moet het doen’, zei ze plots, we waren aan het praten over de dood van Ward.
“Ze zei het zonder voorbedachten rade, het was een spontane opwelling. Ik twijfelde, maar stuurde de hoofdredacteur toch een berichtje: áls hij nog op zoek was naar een opvolger voor Ward, wilde ik het er weleens over hebben.
“Ik kreeg meteen telefoon: ‘Kun je komen praten?’ Ze zagen het plaatje: iemand uit eigen huis met wat kilometers op de teller die zowel een reportage, een studiogesprek als een live-interventie vanaf de rode loper tot een goed einde kan brengen.
“Toch was ik zelf nog altijd aan het twijfelen. ‘Ik heb de bagage van Ward niet,’ wierp ik op. Ik heb veel films gezien, maar ook veel films níét gezien.
“Tegelijk was er een ander stemmetje dat riep dat ik het moest doen, dat het klopte. Want ik was toch de jongen die op zijn 15de de filmbesprekingen van Patrick Duynslaegher uitscheurde en in mappen ordende? Dit was toch waar ik altijd van gedroomd had?
“De reactie van Wards familie gaf uiteindelijk de doorslag.
“Fatma had een prachtig cadeau op mijn pad gelegd, maar op dat cadeau stond wel in grote letters ‘Ward’.
“Ik was wat bevreesd om in zijn schoenen te gaan lopen. Ik heb toen contact gezocht met Frank, zijn man. We hebben twee uur met elkaar gepraat bij het graf, met chips en champagne erbij.
“Hij gaf me zijn zegen, en even later deed Wards zus hetzelfde.”
Corona maakt dat je je nieuwe baan nog niet ten volle kunt uitvoeren: interviews gebeuren nog altijd vooral via videocall.
“En dat lukt, hoor. Maar inderdaad: ik kijk uit naar het moment waarop ik acteurs en regisseurs gewoon in de ogen kan kijken.
“Onlangs zat ik met een aantal internationale filmjournalisten in de digitale wachtkamer voor zo’n online-interview. Ik vroeg iemand iets over Ward, en verschillende mensen pikten daarop in. Ik voelde de liefde en het enthousiasme voor hem, ik merkte dat niemand ’m wil vergeten.
“Dus ja, ik kijk al uit naar het moment waarop ik mijn nieuwe collega’s ook fysiek zal kunnen ontmoeten, om dan op café herinneringen op te halen aan Ward.
“Ik zei het al: woorden brengen iemand niet terug. Maar ze helpen wel als je een béétje leven wilt bewaren.”
Bron: De Morgen