Caroline Pauwels – De eindigheid is een reden om van het leven te houden


Hoe kijk je vooruit zonder je hoop en plezier te verliezen? Door te focussen op wat kan. VUB-rector Caroline Pauwels (57) droomt van een wereld waarin ongelijkheid minder evident wordt. Dat speelt bij elke beslissing, zelfs die over leven en dood.

Klaas Maenhout – De Standaard


‘Er zijn slechts twee manieren om je leven te leven: doen alsof niets een wonder is en doen alsof alles een wonder is.’ Het citaat komt uit Ode aan de verwondering, het rode boekje dat Caroline Pauwels (57) ons toestopt als we na drie uur haar herenhuis in Watermaal-Bosvoorde verlaten. Voor de rector van de VUB lijkt er nooit een keuze geweest te zijn. Verwondering en leergierigheid zijn haar levensvuur. ‘Als kind – ik was een nakomertje – observeerde ik voortdurend. Ik ben heel zintuiglijk. Die leer­gierigheid is nooit weggegaan.’

Als we op weg naar de voordeur voorbij de vleugelpiano komen, vertelt ze dat ze nog twee verzoekjes heeft. Of het artikel niet te veel over corona zal gaan. En ook niet alleen over haar ziekte. ‘Focus maar op wat belangrijk is’, lacht ze.

Die lach – spontaan, kinderlijk en ontwapenend – is een van haar grootste troeven. Toch eindigt ze op serieuze toon: ‘Ik vrees dat covid uit­eindelijk maar een voetnoot zal zijn in de 21ste eeuw.’ Daar ligt ze niet het meest van wakker, wel van persoonlijker dingen. ‘Dat ik niet ben gaan helpen na de waterramp in Pepinster, deze zomer, ­bijvoorbeeld.’

Meent u dat?

‘Ja. Ik vind het schoon dat veel Vlamingen daar gaan helpen zijn. En ik vind het jammer dat ik daar niet was.’

U had toch genoeg aan het hoofd? U was curator van Theater aan Zee, u moest een universiteit runnen, er is uw ziekte.

‘En toch.’

Als mens en als rector hebt u andere ­dingen om van wakker te liggen, niet?

‘We staan voor existentiële uitdagingen, dat is nu wel duidelijk. De klimaatcrisis is voor mij veruit de belangrijkste, maar er is ook de toenemende ongelijkheid, de vluchtelingencrisis, het geopolitieke schaakspel … Daarop moet de focus liggen, want die existentiële crisissen bedreigen niet alleen de wereldorde en de wereldvrede, maar ook het wereldwelzijn. De problemen ­beginnen op ons gemoed te wegen. Wij zijn ervoor verantwoordelijk dat de ­mensen energie blijven hebben om in te grijpen.’

U hebt de pandemie nog niet genoemd.

‘Covid is voor mij eerder een symptoom dan een oorzaak. Het is een soort alarmbel waar ik à la limite dankbaar voor ben. Nu de alarmbel luid gerinkeld heeft, is de vraag: hoe zullen we het aanpakken?’

En toch zal covid in 2022 opnieuw alom­tegenwoordig zijn, ook aan de VUB.

‘Voor de VUB en het UZ wordt het dé vraag hoe we structureel omgaan met covid. We zijn monomaan bezig met één iets, en dat is eigenlijk heel slecht. We verkijken ons op andere dingen.’

Wat bedoelt u?

‘De klimaatinspanningen zouden veel ­sneller moeten gaan. Maar dichter bij ons leven er nog steeds vluchtelingen op onze campus. Dat is verschrikkelijk. Stilaan raakt de mens ervan overtuigd dat er niets aan te doen is, terwijl de ongelijkheid nooit tot gewenning zou mogen leiden. Door de fixatie op covid zijn we aan het ­afstompen. We vervreemden van het ­menselijke.’

Wat wenst u zichzelf en de samenleving dit jaar toe?

Le courage de la nuance. De moed van de nuance, naar het boek van de Franse journalist en essayist Jean Birnbaum. Dat zalft mijn hart. Het is belangrijk om in nuance naar verschillende perspectieven te luisteren – vanuit het idee dat nuance pas ontstaat wanneer je andere meningen meeneemt. Birnbaum heeft het bovendien over auteurs die mij altijd vergezellen in mijn worstelingen: Albert Camus, Hannah Arendt en Roland Barthes.’

Kunt u dat concreet maken?

‘De laatste weken ging het opnieuw over ­racisme in het voetbal. Toen dacht ik: ­waarom zijn we daar nu pas verontwaardigd over? We zouden dat altijd moeten zijn. Ik wens mezelf en de wereld daarom meer empathie toe. Empathie is niet alleen luisteren, maar ook je durven te verplaatsen in het perspectief van de ander – of dat nu een antivaxer, een vluchteling of iemand die te maken krijgt met racisme is. Wat moet het betekenen als je dergelijke uitspraken hoort als kind?

Hoe kijkt u op terug op 2021?

‘Het was het jaar van de keerzijde. Ik ben ontzettend trots op wat de wetenschap dag in, dag uit presteert. Maar wetenschap is gebaseerd op voortschrijdend inzicht. Je werkt met hypothesen, niet met de waarheid. Vaak heb je dus geen kant-en-klaar antwoord. Na de ver-wondering kwam voor sommigen de ont-wondering, dit jaar. Die keerzijde van de medaille: je voelt dat de mensen dat niet altijd aankunnen. En dat is geen dedain, dat is het DNA van de ­wetenschap.’

‘Door de fixatie op covid zijn we aan het ­afstompen. We vervreemden van het ­menselijke’

Caroline Pauwels

‘Ook een keerzijde is de evolutie van de wetenschap naar geëngageerde wetenschap en naar activistische wetenschap. Die evolutie is al een tijdje aan de gang en sluipt ook de politiek binnen. Ik ben zelf voor geëngageerde wetenschap: ze moet toegepast zijn. Uit de geschiedenis kunnen we iets leren. Maar je mag diezelfde ­geschiedenis niet instrumentaliseren. Dan kom je tot een soort activisme en moet je opletten voor rolvervaging. De burger ­onderscheidt de fluïditeit tussen de rollen dan niet meer. Die flou artistique is gevaarlijk en keert zich tegen de wetenschap.’

‘Ook op sociale media zagen we meer dan ooit de keerzijde: van hatespeech tot cyberaanvallen. Ik ben het eens met Maria Ressa, de winnares van de Nobelprijs voor de Vrede: de sociale media zijn een atoombom.’

Hoe kunnen we ons daartegen beschermen, als mens en als maatschappij?

‘Met humor. Lachen is in alle omstandigheden goed.’

Wordt er te weinig gelachen?

‘Niet per se, maar ik heb het gevoel dat ­humor onder druk komt te staan. Ik vind dat er om alles gelachen moet kunnen ­worden, ook al voelt het soms wrang aan. Van Louis de Funès tot John Cleese: ik heb die humor nodig. Dat die laatste zich moet verdedigen voor grappen, vind ik te ver gaan.’

Fotografie als wetenschap

Als Pauwels van een leeg blad zou mogen beginnen, wordt het een no-brainer. Het eerste wat ze zou aanpakken is de ongelijkheid. ‘Dat is de grootste systeemfout. Ik droom van een samenleving die divers en gelijk is. Geen racisme, geen seksisme. Een wereld waarin het potentieel van iedereen wordt benut.’

Die droom sijpelt door in haar engagementen – wie een lijstje maakt, moet wel ­denken dat Pauwels bang is dat rust roest. ‘Voesj mè de koesj’, omschrijft ze het zelf ­lachend. Ze stampte tijdens de pandemie haar eigen noodfonds uit de grond dat kansen biedt aan studenten die uit de boot vallen. ‘Als het van mij afhangt, moet iedereen op Erasmus kunnen, dat mag geen privilege meer zijn’, zegt ze stellig. Afgelopen zomer, en bij uit­breiding de laatste twee jaar, was ze curator van Theater aan Zee. Ze richtte Difference day op (rond de vrijheid van meningsuiting, red.), is ambassadeur van Grootouders voor het klimaat, schreef een boek en is cultureel ambassadeur van Sint-Niklaas.

Is dat uw brandstof?

‘Voor een stuk heb ik dat nodig, denk ik. “Maar mama, dat moet toch allemaal niet”, zegt mijn zoon dan. (lacht) Die engage­menten ontstaan heel spontaan, vanuit een leergierigheid en een stukje avontuurlijkheid. Ik wens die iedereen toe. De energie, deze zomer op Theater aan Zee, dat heeft me zoveel plezier gedaan. Ik geloof graag dat de mens tot grote maatschappelijke dingen in staat is.’

De koffiemachine sputtert als er wordt bijgetankt – het apparaat moet dringend ontkalkt worden. Op de keukentafel ligt een boek van de Braziliaanse fotograaf ­Sebastiao Salgado. Ze wou hem enkele ­jaren geleden graag een eredoctoraat ­geven, maar hij kon toen niet naar Brussel komen.

Deze zomer koos de VUB voor ­Stephan Vanfleteren en Dirk Braeckman. Het werd de grootste publieke ode van een Vlaamse universiteit aan de fotografie. ‘Ik vind dat heel belangrijk. Er is een duidelijke relatie tussen kunst en wetenschap. Een fotograaf kijkt, kijkt opnieuw en blijft ­kijken. Net zoals een wetenschapper dat ook moet doen. Bovendien is de manier waarop kunstenaars onderzoek doen en zich documenteren fantastisch.’

Haar woonkamer versterkt haar woorden. Die vormt een bibliotheek vol kunstboeken. Ze liggen her en der op stapeltjes om ooit opnieuw gerangschikt te worden. ‘Het is een microbe die ik van mijn tante heb gekregen’, vertelt ze.

‘Ik ben een dromer, dat helpt. Maar kijk, ik ben dan weer een lousy manager.’ Foto Dieter Telemans

Een tv staat er niet. Pauwels heeft veel met kranten en films, maar weinig met het medium televisie. Toen ze in de raad van bestuur van de VRT stapte, kreeg ze er wel eentje. Nooit veel gebruikt. ‘Ik heb maar één herinnering aan televisie: tijdens het schrijven van mijn doctoraat keek ik elke dag naar The bold and the beautiful, samen met een vriend. Wat hebben we gelachen.’

Heel af en toe maakt ze een uitzondering. Voor Stephen Fry bijvoorbeeld, toen hij aan tafel schoof bij Thomas Vander­veken in Alleen Elvis blijft bestaan. ‘Ik vond zijn zin voor relativering fascinerend. Hij noemde dat proportionaliteit. Iets kan soms heel groot lijken, maar eigenlijk iets heel kleins zijn. Ik onderschrijf dat prin­cipe, het belang om de ware proporties in te schatten. Aan de VUB hoor ik soms: “We hebben het moeilijk en zwaar”. Alles in acht genomen, moeten we zeggen: we ­hebben onze job nog. Anderen hebben veel minder geluk.’

Pauwels is zich ten volle bewust van dat geluk. Onverwacht waren beide kinderen tot september thuis, in haar anders lege huis. Pauwels is nog steeds getrouwd met de vader van haar kinderen, maar woont al lang alleen. Dit academiejaar werd het weer stiller, de twee kinderen vlogen het nest opnieuw uit. Zoon Emil ruilde het ­Canadese Ottowa voor Londen, dochter Anna studeert – na een jaar in Japan – ­verder in Parijs. ‘Ze zoeken op wat een stad hen te bieden heeft, dat vind ik magisch’, zegt ze trots. ‘Londen en Parijs zijn wat Brussel ooit voor mij was. De stad bood me alles wat ik nodig had om mezelf te worden.’

Brussel kwam dit jaar vaak negatief in de media – mede door de lage vaccinatiegraad. Doet het u pijn dat uw liefde wordt aangevallen?

‘Ik ben de stad steeds liever gaan zien, maar ik ben nooit verliefd geweest. Maar het frustreert me dat ze zo vaak met de ­vinger gewezen wordt. Er wordt heel snel een abstractie gemaakt van de complexiteit. Brussel is gelaagd. Er zijn heel veel ­nationaliteiten, veel culturele verschillen, veel interactie. Die gelaagdheid zal zich ook verspreiden naar andere steden. In plaats van minnetjes te doen, zou ik de ­critici graag in de schoenen zien staan van wie het moet oplossen.’

Ziet u voldoende leiderschap in ons land?

‘Ik ben blij dat je die vraag stelt, want ik ben ervan overtuigd dat leiding geven iets anders is dan managen. Management sluipt – zeker in deze crisis – nog meer in onze uniefs, politiek en samenleving ­binnen. En dat moet. Maar management situeert zich vaak op de korte en middellange termijn. Het moet opgelost raken, dat idee.

Soms heb ik daar moeite mee. Net omdat leiderschap te maken heeft met ­visie, met het vertellen van een verhaal. Dat mis ik vaak. Wie louter bezig is met het ­beheren van een crisis, is niet goed bezig, denk ik. De crisis zal andere zaken teweegbrengen, daarmee moeten we ook al bezig zijn.’

U belichaamt een soort leiderschap waar velen jaloers op zijn. Hoort u dat weleens?

‘Elke vogel zingt zoals hij gebekt is. Kijk, ik ben een Camus-liefhebber: ik heb het ­gevoel dat mijn traject, dat er een is van vallen en opstaan, me een soort vrijheid geeft die het mogelijk maakt om na te ­denken, om te wikken en te wegen. En ik ben een dromer, dat helpt. Maar kijk, ik ben dan weer een lousy manager. (lacht)’

Hoe ­belangrijk is taal voor u?

‘Als communicatiewetenschapper en rector hecht ik heel veel belang aan taal, maar ook aan meertaligheid, net zoals aan meerstemmigheid. De schoonheid van het ­Nederlands, maar even goed van het Frans of het Arabisch. Helaas zie ik vooral een verarming van de taal. Bij onze studenten, maar ook bij politici en in de media.

Woorden als tsunami of bazooka: wat betekenen die nog? Ik vind ze niet heel rijk, niet heel mooi en ze dekken meestal de lading niet. Behalve die taalverarming zit er, naar mijn gevoel, ook veel ruis op de communicatie. Het onderwijs, de universiteit, moeten daar waakzaam voor zijn.’

Possibilist

Een lousy manager moet zich goed laten omringen. Dat weet Pauwels, en het kan ook niet anders. Medio 2019 kreeg ze de ­diagnose van maag- en slokdarmkanker. Sindsdien heeft ze bij wijze van spreken een bureautje in het universitair ziekenhuis van Brussel. Een voorrecht, vindt ze zelf. ‘In twee jaar tijd heb ik de wetenschap voortdurend zien evolueren. Ik vind dat ­geweldig. Die vooruitgang is hoopgevend, net als de schoonheid van de inzet van ­artsen en personeel. Maar let op: ik ben geen technodeterminist of een wetenschappelijk determinist.’

Ondertussen leerde Pauwels leven met haar ‘compagnon de route’. Tweewekelijks krijgt ze een infuus toegediend, soms in combinatie met bestraling. Haar agenda wordt met de regelmaat van de klok verstoord door extra onderzoeken of operaties. De avond voor het interview stuurt ze nog een sms’je: of de afspraak een uurtje later kan? ‘Urgent onderzoek in het UZ’, schrijft ze. ‘Het bepaalt wel het verhaal’, zegt ze. ‘Dat is lastig voor iemand die nooit limieten heeft gevoeld.’ Vooral een fysieke grens moeten erkennen was confronterend. ‘Vroeger liep ik de trappen op. Nu kan ik ze niet meer omhoog stappen.’

‘Mijn kanker bepaalt het verhaal. Dat is lastig voor iemand die nooit limieten heeft gevoeld’

Caroline Pauwels

Ze maakte bij de start van de behandeling een afspraak met zichzelf en met de artsen: ze zou zelf niets opzoeken, wou niets horen over cijfers, bijwerkingen of overlevingskansen. Vandaag weet ze alleen dat het verhaal eindig is.

‘Veel mensen denken bij kanker nog steeds aan of doodgaan, of genezen. Maar kanker is voor velen, en dus ook voor mij, een chronische ziekte geworden.’ Het pad naar de eindigheid slingert traag naar ­beneden. De hellingsgraad verandert dag per dag.

Vorig jaar werden haar lichaam en veerkracht opnieuw op de proef gesteld. Pauwels raakte besmet met het coronavirus en werd even opgenomen in het ziekenhuis. Een oncologisch middel dat uitzicht gaf op genezing, glipte haar door de vingers. In België werd (en wordt) het – in tegenstelling tot in Frankrijk, Nederland of Japan – niet terugbetaald. Daardoor was de behandeling onbetaalbaar en liep ze een kans op genezing mis. Of toch niet?

‘Zou ik aan dat medicament geraakt zijn? We moeten daar niet flauw over doen: ja’, zegt Pauwels. ‘Maar ik vond het niet rechtvaardig. Ik ben al enorm goed geholpen – natuurlijk speelt het privilege om rector te zijn. Net daarom was het een brug te ver.’

Dat is nobel, want de inzet is uw leven.

‘Dat is hard binnengekomen bij mijn ­kinderen. Ze vonden dat ik het wel moest doen.’

Maar u dus niet.

‘Op dat ogenblik speelde het besef van ­ongelijkheid heel hard in mijn hoofd. ­Vandaag denk ik er al anders over, omdat ik niet dichter bij genezing kom.’

Dat voelt toch wrang?

‘Zo gaat dat in de wetenschap en de far­macie. Er zijn ziekten waar veel op gewerkt wordt, en andere waar niet op gewerkt wordt. Is dat erg? Ja, dat is erg. Voor artsen moet het een enorme bron van frustratie zijn. Dat ze denken: deze behandeling zou echt helpen, maar ik geraak er niet aan.’

U blijft rationeel en optimistisch.

‘Een mens zweeft altijd tussen angst en verdriet, hoop en ratio. Ik ben geen on­verbeterlijke optimist, hoor. Ik ben wel ­degelijk verdrietig dat ik tien uur slaap ­nodig heb in plaats van vijf, terwijl er ­zoveel te lezen en te zien is. Maar ik heb een klik gemaakt. Zonder cynisch te ­worden, want dat vind ik een vrij laffe ­houding. “Het is allemaal naar de vaantjes, niets deugt …” Zo zou ik niet elke dag ­willen opstaan. Ik ben een possibilist: ­dingen kunnen gebeuren – al geloof ik niet in mirakels.’

Wat helpt u?

‘Ik heb veel aan sport. Ik wou absoluut ­yoga doen toen ik de diagnose kreeg. ­Alleen: hoe begin je daaraan? Ik heb in een Facebookgroep gezet: “Wie kent iemand die thuis yoga geeft? Niet zweverig.” Dan doe je de deur open en staat daar een schoon madam. Vrolijk. Dat werkte. Ondertussen ga ik met haar naar de opera. Wat een geluk.’

‘Deze zomer ben ik voor het eerst gaan wandelen met vrienden in de Zwitserse bergen en ik ga ook opnieuw zwemmen – vroeger deed ik dat elke dag. Het was een enorme opluchting toen dat lukte. Na twee lengtes crawl in het 33-meterbad moet ik wel even op adem komen. Daar moet ik om glimlachen. Dan denk ik: kijk eens wat ik wel nog kan.’

Bent u bang om te sterven?

‘De eindigheid is altijd bij mij geweest. Als kind heb ik verschillende familieleden ­verloren. Ik heb verdriet gezien, afscheid gekend. Ik zag wat het verlies van een kind met ouders doet. Dat heeft zeker impact gehad. Maar je ziet ook het vervolg. Dat de dood niet altijd negatief of onoverkomelijk is. Dat mensen nog blij kunnen zijn. De eindigheid is ook een reden om van het ­leven te houden.’

Maakt dat het draaglijker?

‘Kijk, ik heb een zware diagnose gehad, maar ik heb nog heel veel levenslust. ­Natuurlijk heb ik al nagedacht over de dood – iedereen zou dat moeten doen. Ik wil mijn kinderen graag nog een hele tijd zien evolueren. En alles is bespreekbaar – ik ben blij dat ik aan de VUB zit (lacht). Maar zo ver zijn we nog lang niet, hoop ik.’

‘Ik geloof graag dat de mens tot grote maatschappelijke dingen in staat is.’ Foto Dieter Telemans

Bron: De Standaard

Naar Facebook

In memoriam


Scroll naar boven