Ons ontslag als Antwerpse stadsdichters was nog vers en ik had al het gevoel dat de moddergevechten nu pas echt zouden beginnen. Inderdaad, op woensdag 9 november valt de eerste officiële reactie van Nabilla Ait Daoud te lezen, een toch wel sterk gefictionaliseerde versie van de feiten.
Lies Van Gasse – De Standaard
‘Het stadsdichterschap is dood en begraven’, lees ik, haast triomfantelijk, samen met een incorrecte weergave van de zaak-Lasters.
Alweer wordt hier het opiniestuk in De Standaard als reden voor weigering aangehaald, hoewel collega Ruth al verschillende keren stelde dat hier de chronologie niet klopt, want dat het gedicht Losgeld aan het stadsbestuur werd aangeboden voordat er sprake was van een opiniestuk.
Er wordt verwezen naar het gesprek dat wij met de cultuurschepen hadden. In dat gesprek hebben wij veel van de zaken die in onze ontslagbrieven stonden op tafel gelegd.
Dat er twee maanden later ook nog eens een bom zou barsten over de projectsubsidies kon toen niemand bevroeden.
Zelf begrijp ik niet waarom na dit ‘open en fijne’ gesprek de sfeer van desinteresse in het stadsdichterschap gewoon werd verdergezet. Een nieuw kader zou op papier gezet worden, iets dat voor een beslagen jurist ongeveer een week tijd in beslag neemt.
Onbegrijpelijk dat dit twee maanden blijft aanslepen.
Ook over de mogelijkheid om een nieuwe stadsdichter aan te stellen, wordt in de reactie van Ait Daoud driftig met de vinger gewezen naar de stadsdichterspool: ‘Door hun drieste ontslag hebben de stadsdichters ervoor gezorgd dat er geen opvolging mogelijk is.’
Een heel andere reactie dan wat ik mij herinner uit het bewuste open en fijne gesprek, toen ik vroeg of Ruth Lasters weer zou mogen toetreden tot de pool.
‘Dit moet ik eens juridisch laten natrekken’, sprak toen een van de vijf witte, mannelijke kabinetsmedewerkers die in een beschermende haag rond Ait Daoud geschikt zaten, ‘want ja, ondertussen lopen de kandidaturen volop binnen om Ruth Lasters te vervangen.’
Kortom, aan toekomstperspectief voor het stadsdichterschap lijkt er eigenlijk geen gebrek.
Grote kunst, uit het verleden
‘Dat de cultuurschepen potverdorie haar job eens doet!’ (sic), was de reactie van oud-cultuurschepen Caroline Bastiaens op ons ontslag.
Heel dikwijls heb ik in die richting gedacht. Zo vind ik het bij elke stap in het traject – ook nu, bij ons ontslag – totaal gevoelloos maar ook van weinig respect getuigen dat we niet worden uitgenodigd voor een gesprek.
Het besef dat dit de manier is waarop met andersdenkenden wordt omgegaan in Antwerpen baart mij zorgen.
Het besef dat de protesterende kunststudenten worden gedemoniseerd – ‘ze omsingelen mijn wagen’ – en niet worden uitgenodigd, baart mij zorgen.
Het besef dat dit zelfs bij een officieel overlegorgaan als het Antwerps Kunstenoverleg (AKO) gebeurt, het baart mij zorgen.
Er wordt hier een cultuurbeleid op de rails gehesen waarin kan worden uitgepakt met grote kunst uit het verleden en kunst die zelfbedruipend is, maar niet met de makers van nu, de nu kritische en wellicht vervelende stemmen die later onze nalatenschap voor de toekomst zullen zijn.
Een schepen voor Cultuur, zeker van een grote stad als Antwerpen, moet zorgzaam met die bevoegdheid omgaan. Dat is haar voornaamste taak.
Inderdaad zitten we in een periode van besparingen en inderdaad, die zijn nooit fijn. Uiteraard zullen er visieverschillen zijn die bij een machtswissel veranderingen teweegbrengen, zoals bijvoorbeeld de overgang van één stadsdichter naar een pool.
Maar nergens in het beleid van Nabilla Ait Daoud voel ik zorgzaamheid, laat staan visie, voor de beleidspost cultuur.
Nergens voel ik de noodzaak van een schepen om haar stempel op de stad te zetten door te ondersteunen, door te doen bloeien en door zo in het DNA van de stad te kruipen.
Zoals Eric Antonis, die de eerste Antwerpse stadsdichter aanstelde. Of zoals Rubens, niet alleen een voorbeeld van een door staat en kerk gesubsidieerde kunstenaar, maar ook een man met een stevige politieke invloed.
Integendeel, als het over jonge kunstenaars gaat, ‘moeten die maar gaan werken zoals iedereen’.
Het discours van de linkse hobby.
Je vraagt je af, ex-stadsdichter zijnde, of in dit conflict niet de verkeerde partij ontslag heeft genomen. Want moet iemand die zo weinig interesse of kennis voor deze bevoegdheid toont wel op deze post blijven zitten?
Tot slot: wat ik mij altijd bedenk als er een nieuwsfeit buitenproportioneel belicht wordt: waarvoor dient die enorme rookpluim, wat moet ze camoufleren?
Het doet mij vermoeden dat er nog ander nieuws volgt dat nu overschaduwd wordt door de rel van het stadsdichterschap.
Laat ons, om het met Maarten Inghels te zeggen, ‘immer waakzaam blijven’, onze stem laten horen wanneer het nodig is, stadsdichter of niet.
Want – zelfcitaat – ‘mensen zijn gemaakt van elkaar’.
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Cultuurprotest in en vind meer berichten.
Bijhorende Website
Onderweg 2.0
Bron: De Standaard