Het Midden-Oosten heeft zijn eeuwenlange intellectuele en culturele suprematie verkwanseld, schrijft Freek Van de Velde. Dat verklaart deels ook waarom het zo’n kruitvat is geworden.
Freek Van de Velde – De Standaard
Voorbij de Bosporus begint de ellende. Het Midden-Oosten is een kruitvat.
Op zijn militaire agressie en afschuwelijke kolonialistische zionisten na is Israël een eiland van verlichting in een zee van vrouwenhaat, homofobie, eerwraak, en militante godsdienstwaanzin.
Dat is toch het beeld dat bij de meeste mensen leeft, en je kunt die vooroordelen niet helemaal terzijde schuiven als onzin.
Uit onderzoek blijkt dat diplomaten uit het Midden-Oosten vaker verkeersregels aan hun laars lappen als ze geen boetes hoeven te betalen, dat er meer corruptie en nepotisme heerst, en de regio herbergt een buitensporig groot aantal terroristische organisaties.
De streek scoort bedroevend op het vlak van mensenrechten en burgerrechten.
Landen als Saudi-Arabië, Turkije, Qatar en Koeweit hebben een bedenkelijke scholingsgraad, ondanks hun hoge bruto nationaal product.
Dat was vroeger anders. Toen kwam het licht uit het oosten.
- Babylonische wetenschappers hebben belangrijke ontdekkingen in de wiskunde en de astronomie gedaan.
- De Feniciërs hebben ons het schrift gegeven.
- De westerse filosofie is geboren in Klein-Azië.
Dat wisten ze in de klassieke oudheid: Alexander de Grote kon voor zijn militaire campagne vanuit zijn thuisland Macedonië twee kanten op: naar het noordwesten, hartje Europa, of naar het zuidoosten: Egypte en Perzië.
Alexander was ambitieus, en koos het oosten. Daar was de beschaving.
Hij nam een Baktrische prinses tot gemalin en dweepte met Perzië, onder andere in zijn kleding, vaak tot afgrijzen van zijn westerse generaals.
Die uitstraling had het Midden-Oosten ook nog in de middeleeuwen.
Het centrum van de beschaafde wereld bevond zich vóór de vroegmoderne wetenschappelijke en technologische revolutie in Europa aan twee grote waterwegen: een binnenzee, de Zwarte Zee, en een oceaan, De Indische.
Voorbij Byzantium kon je in het westen nog wel aanmeren in een aantal steden, maar op Venetië na was het allemaal weinig indrukwekkend.
Bagdad stelde Parijs in de schaduw, op zowat alle denkbare terreinen.
De middeleeuwse wetenschapper Adelard van Bath, die vertrouwd was met het Midden-Oosten, veinsde soms inzichten van Arabische geleerden overgenomen te hebben, om het prestige ervan te verhogen.
Dat heeft geduurd tot voorbij de middeleeuwen.
Sultan Suleiman de Magnifieke kon in het midden van de 16de eeuw, op het hoogtepunt van de Renaissance, Frans I van Frankrijk nog neerbuigend aanspreken:
“Ik, sultan der sultans, suzerein der suzereinen, kroongever aan de monarchen van Europa, de schaduw van God in de twee werelden, sultan en padisjah van de Middellandse Zee, de Zwarte Zee, Rumelië, Anatolië, Karaman, het land van de Roemenen, Dulkadir, Diyarbakir, Koerdistan, Azerbeidzjan, Perzië, Damascus, Aleppo, Cairo, Mekka, Medina, Jeruzalem, heel Arabië, Jemen, en van vele andere landen die mijn edele stamvaders en mijn roemrijke voorouders (…) met geweld hebben veroverd, en die mijn verheven majesteit onderworpen heeft door mijn flamboyante zwaard en mijn zegerijke lemmet, (…), aan jou, Franciscus, koning van de provincie Frankrijk.”
Het vergde een brede westerse alliantie om de Ottomanen te verslaan bij de zeeslag in Lepanto in 1571.
Die oosterse erfenis is een beetje weg uit ons collectieve geheugen verdwenen.
Veeteelt, windmolens en tulpen – allemaal zo vanop een ansichtkaart uit de Lage Landen – zijn historisch gezien import uit het Midden-Oosten.
Iets van die glorie is nog te lezen in de derde loggia van het Vaticaanse paleis. Daar is een fresco te zien van een landkaart van Turkije, met daaronder de tekst:
“Asia minor olim opibvs deliciisq. afflvens nvnc anatolia tvrcarvm imperio svbiecta.”
“Klein-Azië, ooit overvloedig met rijke heerlijkheden, nu Anatolië, onderworpen aan het rijk der Turken”.
Er schuilt iets weemoedigs in die tekst. En dat was nog in de Ottomaanse hoogdagen.
Nu is de regio intellectueel totaal afgegleden: waarom zijn er zo weinig Arabische Nobelprijswinnaars en zoveel Joodse?
Of kijk naar het aantal vertalingen naar het Arabisch.
Volgens het Arab Human Development Report, uit 2003, is het vertaalvolume naar het Arabisch op 33 jaar wat Spanje in één jaar vertaalt. En dat is al een halve eeuw het geval.
In de jaren 80 werd er gemiddeld één boek per miljoen inwoners per jaar vertaald. Voor Hongarije was dat ruim honderd boeken.
Imam Khalid Benhaddou gaf in Knack in 2015 de volgende cijfers: “Een Europeaan leest gemiddeld 36 uur per jaar, een doorsnee moslim zes minuten.
Een doorsnee-Amerikaan leest gemiddeld elf boeken per jaar, en met twintig moslims samen komen we gemiddeld aan één boek per jaar. Dat is een ramp.
”Geletterdheid is een belangrijke aanjager van de verlichting, inclusief op het vlak van ethiek, zoals uit onderzoek van Joseph Henrich blijkt.
Het valt te hopen dat Alexandrië – ooit het archief van menselijke kennis – op een dag zijn bibliotheek heropbouwt, en dat er meer rust en rede komt.
Freek Van de Velde
Taalwetenschapper (KU Leuven).
In ‘De mening’ geeft elke week een andere gastschrijver zijn mening over de actualiteit.
Bron: De Standaard