We kunnen lacherig doen over de klacht tegen een treinbegeleider die te vroeg ‘bonjour’ zei, maar we zouden ook voor onze taal op de barricaden kunnen gaan, schrijft Joeri Casteleyn.
Joeri Casteleyn – De Standaard
19 december 2024
Leestijd: 3 min
In ‘De mening’ geeft elke week een andere gastschrijver zijn mening over de actualiteit.
Tegen een conducteur van de NMBS is een klacht ingediend omdat hij “bonjour, goedemorgen” heeft omgeroepen op een trein die in Vilvoorde stond.
Vilvoorde ligt in Vlaanderen en volgens de taalwet spreek je daar alleen Nederlands.
De ondertoon van de persartikels over zulke kwesties is altijd wat lacherig en ongelovig.
“Kijk eens, weer een bekrompen Vlaming die in een kramp schiet.
“Wie dient daar nu klacht voor in?”
En voor de federale bevoegde minister van Mobiliteit Georges Gilkinet (Ecolo) is zo’n gebeurtenis weer een reden om te pleiten voor soepelere taalregels:
“De strikte, blinde toepassing van de taalregels – zoals regelmatig geëist door Vlaams Belang en N-VA-verkozenen – heeft vandaag nog weinig zin”, reageerde hij.
Dat net Gilkinet gisteren een pompeus station heeft gekregen van 470 miljoen euro, voor meer dan de helft gefinancierd door mensen die Nederlands als moedertaal hebben, is hij gemakkelijkheidshalve weeral vergeten.
Ook deze week in enkele kranten:
Theo Francken (N-VA) studeert Frans.
De toon was ook hier wat lacherig en ongelovig.
Een Vlaams-nationalist die Frans studeert. Beetje raar vindt men dat. “De N-VA’er deelde het bericht op Instagram – opvallend voor een Vlaams-nationalist”, zo staat er te lezen.
Waar komt het idee vandaan dat je de verdedigers van de Nederlandse taal alleen maar in Vlaams-nationalistische kringen zou vinden en dat die mensen hooguit twee talen spreken: het Nederlands en een lokaal dialect waar je tien kilometer verderop al niks meer mee kan?
Waarom gaan sommige mensen wel de barricaden op voor elke vleermuizensoort die met uitsterven bedreigd wordt, maar doen ze dat niet voor een taal die hier al een paar duizend jaar gesproken wordt, even inheems is als die vleermuis en evenzeer bedreigd wordt?
Hoe verschillend is die houding met die van mijn Vietnamese schoonfamilie, boot vluchtelingen, die hier in de jaren 80 arriveerden nadat ze vanuit Hongkong over de hele wereld waren uitgezwermd.
Toen ik hen vroeg hoe het kwam dat zij allemaal Nederlands spraken – van de allerjongste tot de alleroudste – was het antwoord simpel en helder.
“We zijn dankbaar dat we hier een nieuwe kans hebben gekregen. En het minste wat je dan kunt doen, is uit dankbaarheid en respect de taal leren die hier gesproken wordt en de kansen grijpen die je aangeboden worden.”
Iemand voegde eraan toe:
“Het verbaast ons trouwens hoe losjes jullie daarin zijn. Jullie laten het allemaal een beetje op zijn beloop. Iedereen doet maar wat hij wil. Dat zouden wij Vietnamezen nooit toelaten.
Een samenleving kan zo niet functioneren.”
Dat gesprek dateert van 20 jaar geleden.
In die 20 jaar hebben wij hier met zijn allen eindeloos debatten gevoerd, opiniepagina’s volgeschreven – nu weer – en zijn filosofen en intellectuelen van allerlei pluimage op de barricaden gaan staan om deze of gene zijde van de taaldiscussie te kiezen.
Maar na 20 jaar staan we nog altijd geen stap verder en blijven we maar aanmodderen.
En nochtans is het allemaal heel simpel.
Respect voor de taal, dankbaar voor nieuwe kansen en die kansen grijpen.
Het zijn waarden die voor sommigen misschien niet meer van deze tijd zijn.
Maar als ouders geen gesprekken meer kunnen voeren aan de schoolpoort omdat ze elkaars taal niet spreken, als onze leerlingen steeds slechter scoren op internationale rankings omdat ze volgens experts de vragen niet snel en goed genoeg begrijpen, dan wordt het misschien toch tijd dat we met zijn allen die waarden weer gaan omarmen.
Joeri Casteleyn
Pers- en communicatieadviseur.
Lees ook
Klik op de hyperlink
en ontdek meer berichten in
Bron: De Standaard