Acht maanden na het overlijden van Reinhilde Decleir brengt haar gezelschap Tutti Fratelli met De störm een nieuwe voorstelling. De eerste onder het artistiek leiderschap van Nico Sturm, en een waarvoor Tom Lanoye na ‘emotionele chantage’ de tekst schreef. ‘De Fratelli’s zijn een wonderlijk eiland van verbeelding in een wereld die niet meer in verbeelding gelooft.’
‘De tekst klinkt nu als haar testament, ook al was het niet zo bedoeld’
Tom Lanoye
“Het ademt hier verhalen”, zegt Nico Sturm (47) wanneer hij ons ontvangt in de Lange Gasthuisstraat in Antwerpen.
Dit is het met liefdevolle herinneringen volgepropte huis van Tutti Fratelli, het theatergezelschap waarmee Reinhilde Decleir een doel gaf aan mensen die het moeilijk hadden.
“Verhalen van de Fratelli’s, maar ook van Reinhilde.
De muren zijn hier behangen met haar boeken, je vindt ze overal. De boekenkast die bij haar thuis stond, staat nu hier. Op elke tafel liggen er boeken.
De schuiven steken vol nota’s, kattenbelletjes, citaten, brieven: een wunderkammer waarin de Fratelli’s zich kunnen wentelen om vervolgens aan nieuwe verhalen te beginnen. Dat is een ongelooflijk cadeau.
Het van boeken en notities vergeven kantoor dat ooit dat van Decleir was, is nu dat van Sturm. Op haar aandringen nam hij de fakkel van haar over nadat ze in april op 73-jarige leeftijd overleed.
Uit een van de kasten neemt hij een boek en leest de opdracht voor: “Met veel liefde opgedragen aan Reinhilde en alle Fratelli’s.”
Het boek heet Gelukkige slaven, de handtekening onder de opdracht is die van Tom Lanoye (64).
In het Tutti Fratelli-kantoor verschijnt hij op een computerscherm vanuit Kaapstad, om te vertellen over De störm, het nieuwste verhaal in de Fratelli-canon: een op Shakespeares De storm gebaseerde voorstelling waarvoor hij de tekst schreef.
Het is het begin van een anderhalf uur durende dialoog tussen de auteur en de nieuwe artistiek leider, waarin de anekdotes elkaar in snel tempo opvolgen.
Van Sturms eerste auditie als de haan in De Bremer stadsmuzikanten (“Kukelukuut ne keer!”) tot Lanoyes herinneringen aan het beenhouwersgeschrift van zijn vader (“Nog erger dan dat van een dokter”).
Tussen de verhalen en herinneringen door lijkt er een derde, stille gesprekspartner aanwezig: Reinhilde Decleir, “ons Reina”, zoals ze door dierbaren als Lanoye en Sturm wordt genoemd.
“Het is een troost dat hier zo veel notities van haar liggen, ook kattenbelletjes en handgeschreven brieven”, vertelt Sturm nog.
“Zij hield van schoonheid tout court: de tafel moest gedekt zijn, met servetten en kaarsen en verse bloemen, de mensen moesten zich opkleden, er moest mooie muziek gespeeld worden.
“En zo was zij ook met woorden: zij schreef met de hand, bijna in kalligrafie, lyrische brieven aan de Fratelli’s, aan kabinetten van politici, noem maar op.”
“Die brieven moeten eigenlijk naar het Letterenhuis”, pikt Lanoye in.
“Het is belangrijk dat die bewaard blijven. We hadden haar eigenlijk heel lang moeten interviewen toen ze nog leefde, als een soort archief van het Vlaams toneel.”
Hij merkt op dat het het lot van de actrice Reinhilde Decleir is dat haar glorie op de scène zal vervagen.
“Mensen gaan niet meer kunnen zien hoe geweldig zij was als actrice. We gaan dat moeten blijven uitleggen.”
KAPOTTE KNIEËN
En zo begint deze ode aan Reinhilde Decleir. Of misschien begint het verhaal van De störm eigenlijk al in de zomer van 2019, toen Tutti Fratelli Bloemen van een autist speelde op Theater Aan Zee.
Nico Sturm werkte toen zelf aan een Fratelli-productie, De onzichtbaren.
“Een voorstelling die ik bij Tutti Fratelli regisseerde op uitnodiging van Reinhilde en die eigenlijk over de essentie van de Fratelli’s ging: over mensen die niet zichtbaar zijn, of naar wie niet voldoende gekeken wordt. Ik dacht: ik ga nu ook naar Bloemen kijken.”
Tom Lanoye was er toen ook, en kwam na de voorstelling, zoals wel vaker, zijn bewondering uitdrukken bij Decleir.
“Ons Reina beschikte over een mooi, fijnsnijdend aardappelschilmesje van emotionele chantage, dat zij heel goed inzette.
“Elke keer ik kwam kijken en ik haar zei hoe geweldig ik het vond, zei ze: ‘Ja ja, maar wanneer schrijf je iets voor ons?’
“Ik vond dat een intimiderende opdracht, om iets te verzinnen dat past bij de Fratelli’s.”
Hij kwam uit bij De storm van William Shakespeare, dat zich afspeelt op een magisch eiland waar de tovenaar Prospero en een rist aan fabelachtige wezens wonen.
“Want de Fratelli’s zijn een wonderlijk eiland van verbeelding in een wereld die niet meer in verbeelding gelooft”, legt Lanoye uit.
“Daarom vond ik ook dat Reinhilde dat moest spelen, maar ik durfde dat niet te zeggen, omdat ze niet wílde spelen in Tutti Fratelli-voorstellingen.
“Toen ze even naar de wc ging, vroeg ik aan Jan (Sobrie, regisseur, EWC): hoe moet ik dat aanbrengen? En hij zei: ‘Je moet zeggen dat ze dat niet kan.’
“Ze kwam terug, en ik zei: ‘Ik heb wel een idee om iets voor jou te schrijven, maar… dat gaat niet lukken, we gaan dat niet doen.’
“Dan werd ze ambetant en dan kon ze niet anders zeggen dan: ‘Natuurlijk doe ik dat.’
“Zij zou een dubbelrol spelen: Prospero, de magiër, maar ook de geest van de moeder van het monster Caliban.
“Dat zijn twee persoonlijkheden. Prospero is iemand die anderen dirigeert, die hard kan zijn, maar ik miste een tegenpool: iemand die in de verbeelding blijft geloven. Op die manier moest het stuk voor mij eindigen.”
Het heeft niet mogen zijn: Decleir zal de rol die haar door Lanoye op het lijf geschreven was nooit spelen.
Maar De störm komt er wel, in een regie van Jan Sobrie, met Fratelli-van-het-eerste-uur Frans Verschueren in de rol van Prospero.
Lanoye: “Frans is echt een fantastische kerel, dus ik ben heel nieuwsgierig. Ik heb nog niets gezien. We mogen ons ook niet afvragen hoe het was als zij het gespeeld zou hebben.
“Waar het nu om gaat is: wat doen de Fratelli’s in hun spel als eerbetoon aan haar, hoe nemen ze afscheid van haar? Dat is nu mee de inzet.”
Sturm: “De rol van Prospero is een ongelooflijk cadeau, maar je moet hem ook uitgepakt krijgen. Frans is er van bij het eerste uur bij, en hij heeft niet de behoefte om altijd in de schijnwerpers te staan. Hij doet dit echt voor haar. Dat is heel bijzonder om te zien, hoe hij zich daar met hart en ziel in smijt.”
Met minder was Reinhilde Decleir vast niet tevreden geweest. Tutti Fratelli bood dan wel een onderkomen aan “mensen naar wie niet voldoende gekeken wordt”, zoals Sturm het net samenvatte, maar Decleir wilde met hen wel meesterlijk theater maken.
“Ooit is Josse De Pauw naar een voorstelling van Tutti Fratelli komen kijken in de Bourla”, vertelt Sturm.
“Nadien zei hij tegen Reinhilde: ‘Jullie hebben het label van een ‘sociaal-artistiek gezelschap’, maar eigenlijk moet het andersom zijn.’
“Het gaat niet over bewondering, maar over verwondering.”
Lanoye: “Dat is een heel terechte opmerking. Het is artistiek-sociaal. Dit was geen poging om mensen een bezigheid te bezorgen. Het resultaat moest alles hebben wat je van een toneelstuk verwacht: ontroering, betovering, entertainment. Zonder betutteling.
‘Kijk eens, hoe schattig’, dat zou Reinhilde nooit gewild hebben. Artistiek moest de lat heel hoog liggen. Het is geen knip-en-plakwerk, geen creatief-met-kurk-cursus.
“Reinhilde vertrok altijd van een hoge ambitie. De störm is Shakespeare in het Antwerps, maar nog altijd in vijfvoetige jamben. Dat is zelfs voor professionele acteurs niet evident. Maar als dat lukt, is het resultaat ongelooflijk schoon.”
Sturm: “Dat is ingebakken bij de Fratelli’s: die discipline, die toewijding, het engagement om elke dag met die tekst bezig te zijn.
“Om kilometers te maken, te struikelen en weer verder te gaan, kapotte knieën of niet. Je blijft verder werken, en daardoor blijf je ook groeien en evolueren.
“Dat is een professionalisme dat élk gezelschap kan inspireren. En het levert een schoonheid op die veel verder gaat dan betutteling, zoals Tom zegt.”
Lanoye: “In deze economische tijden, waarin alles van waarde alleen maar in geld en investeringen wordt uitgedrukt, dacht zij automatisch omgekeerd: zij geloofde dat iets wat niet direct economisch nuttig lijkt, toch van enorm grote waarde kan zijn.
“Zij heeft dat gedaan voor zeer veel mensen, voor acteurs die een opleiding volgden en voor de mensen van Tutti Fratelli. Toen ze wegviel, zongen veel politici de lof van Reinhilde.
“Ik hoop dat ze dat ook blijven doen voor haar zielenkind, Tutti Fratelli. Dat men dat blijft verzorgen en appreciëren. Het is die erfenis die haar zo bijzonder maakt.”
PEDAGOGISCH TALENT
Als het verhaal van De störm drie jaar geleden begon op een zomeravond tijdens Theater Aan Zee, dan begint het verhaal van Nico Sturm, Tom Lanoye en Reinhilde Decleir nog veel vroeger.
Laten we zeggen: toen de jaren 90 net over de helft waren. Sturm zat toen in zijn eerste jaar aan Studio Herman Teirlinck, Lanoye schreef aan Ten oorlog, de monumentale en inmiddels iconische Shakespeare-bewerking die regisseur Luk Perceval met zijn Blauwe Maandag Compagnie bracht.
Sturm zat in de foyer van de Studio zijn bokes te eten, toen coördinator Gommer van Rousselt kwam binnengestormd.
“’Nico, je moet nú naar beneden komen!’ Ik zeg: ‘Ja, maar ik ben mijn bokes aan ’t eten.’ En hij: ‘Nee, je moet nu komen, er is telefoon voor jou!’”, herinnert Sturm zich.
“Ik dacht dat er misschien iets met mijn moeder of mijn vader aan de hand was. En hij roept: ‘Luk Perceval aan de telefoon!’
“Ik dacht dat dat een mop was. Ik was zo opgelucht dat er niks met mijn ouders was, dat ik dacht dat mijn beste vriend, die nogal vaak telefoonmopjes uithaalde, aan de telefoon hing, ‘als Luk Perceval’.
“Dus ik neem op en zeg: ‘Ja, Luk? Ça va?’ Maar gaandeweg begon die man zo gedetailleerd over Ten oorlog te vertellen dat ik besefte: het is écht Luk Perceval.”
Zo kwam Sturm terecht in de cast van Ten oorlog, naast grote kleppers als Els Dottermans, Wim Opbrouck, Ariane van Vliet, Vic De Wachter en Jan Decleir.
“Je mocht in je eerste rol meteen sterven op het podium”, weet Tom Lanoye nog.
“In de armen van Ariane van Vliet, dan nog wel!”
Behoorde ook tot de cast: Reinhilde Decleir.
“Reinhilde heeft destijds nog een last minute reddingsoperatie uitgevoerd voor Ten oorlog”, vertelt Lanoye.
“Ze stond niet alleen in die voorstelling als acteur, maar ook als een fond van kennis en ervaring, als een docente.” Ze werkte toen nog aan Studio Herman Teirlinck.
“Ze had een pedagogisch talent. Zij kon in mensen iets zien dat kon openbloeien, een belofte die nog niet was uitgekomen. Dat was echt haar kracht. Jij zult dat ook hebben, als regisseur en als artistiek leider.”
Sturm: “Stilaan durf ik dat te zeggen, dat ik dat wel heb. Die nieuwsgierigheid en dat geloof. Dat heeft Reinhilde bij mij ook gezien.
“De eerste keer dat ik bij Tutti Fratelli repeteerde, had ik een speech geschreven over hoe ik dacht dat de wereld schoner kon zijn. Ik ben op een stoel gaan staan en heb die speech afgevuurd, recht vanuit het hart.
Reinhilde heeft toen meteen een eerlijkheid, een openheid gedetecteerd. Dat heeft haar geraakt, denk ik. Want ze zei toen al: ‘We moeten is klappen.’”
Tijdens een wandeling vroeg ze Sturm later om haar op te volgen als artistiek leider van Tutti Fratelli, al ‘vroeg’ ze dat ook op haar eigen manier.
“Bij mij heeft ze dat aardappelmesje van emotionele chantage ook bovengehaald,” vat Sturm samen, “maar dan wel om er los mee in mijn hart te steken (lacht).
“Ik dacht: oké, het is goed, het moet zo zijn. Dat is een romantische keuze. Haar levenswerk moet voortgezet worden.”
Zo wordt De störm een scharnierstuk waaraan veel betekenis hangt. Een jubileumvoorstelling, om het vijftienjarige bestaan van Tutti Fratelli te vieren.
Een nieuw begin, nu Nico Sturm de fakkel heeft overgenomen.
Maar ook een afscheid, van Reinhilde Decleir. “De storm is het laatste stuk van Shakespeare, en er wordt altijd gezegd dat het zijn testament was”, weet Lanoye.
“Prospero die zijn toverstaf breekt en stopt met de magie, dat is dan Shakespeare die zijn ganzenveer breekt en stopt met schrijven.
“Maar in dit geval zegt het ook iets over het levenswerk van Reina, vind ik. De tekst klinkt nu als een testament van haar, ook al was het niet zo bedoeld. Ook dat is een tragisch toeval.
“Ik zat af en toe werkelijk te janken, enerzijds van kwaadheid dat ze weg is, en anderzijds omdat de tekst nu iets helemaal anders betekent. Het is echt haar legacy, haar nalatenschap.
“Helemaal op het einde zegt de geest van de moeder van Caliban: ‘Alleen de verbeelding is echt in staat om bergen te verzetten.’
“Nu is dat een lang, mooi grafschrift geworden, dat bij haar past.”
Sturm: “Als ik die woorden nu lees of hoor, dan klinkt Reinhilde daar zo hard in door.
“Als de moeder op het laatst ook zegt: ‘Ik ben bij u, ik blijf bij u, ik sta naast u’… Dat is elke keer opnieuw een zegen voor de Fratelli’s.
“Het is ontroerend om elke keer te zien en te voelen hoe dat bij de Fratelli’s binnendringt, hoe hen dat troost en voortstuwt.
“Dat is zo bijzonder aan de Fratelli’s: hoe ze nu met zo veel plezier en zo veel moed werken om een ode te brengen aan hun Reina. Dat is van een ongelooflijke schoonheid.”
De störm, van 13 tot 15 januari in De Roma, Antwerpen. Daarna op tournee.
Klik hier of op de foto voor een In memoriam
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Reinhilde Decleir in en vind veel meer berichten.
Bijhorende Website
Bron: De Morgen