De ouderenzorg is een ramp, merkte de Franse socioloog Didier Eribon toen zijn moeder (87) in een verpleegtehuis belandde. Hij schreef er een persoonlijke bespiegeling over. ‘De tranen stonden in mijn ogen.’
Sander Becker – De Morgen
Zijn nieuwe boek Een vrouw uit het volk is een felle aanklacht tegen de ouderenzorg. De manier waarop ouderen hun dagen slijten, in troosteloze tehuizen waar aan alles gebrek is, vindt Didier Eribon (71) een schande.
De Franse socioloog en filosoof spreekt van ‘systematische mishandeling’ en ‘intense immoraliteit’. De lange wachtlijsten door het tekort aan bedden noemt hij ‘moorddadig’.
De stevige taal uit zijn boek contrasteert nogal met de verlegen persoon die Eribon in het echt blijkt te zijn.
De internationaal vermaarde academicus is even in Rotterdam voor de presentatie van zijn boek. Bij binnenkomst in de hotellobby oogt hij als de bescheidenheid zelve. Hij praat zacht en wendt zijn blik voortdurend af naar de vloer.
Hier is Eribon vooral bekend van Terug naar Reims (2009). In dat autobiografische non-fictieboek keert hij na de dood van zijn vader voor het eerst in lange tijd terug naar zijn familie in Reims.
Dertig jaar eerder had hij zijn ouders en broers verlaten omdat hij zich als ontluikende homoseksueel niet thuis voelde in hun racistische arbeiderswereld.
Vervolgens maakte hij een soort U-bocht: als socioloog ging hij het volksmilieu bestuderen waar hij zich via zijn universitaire studies juist aan had ontworsteld.
Net als Terug naar Reims is zijn nieuwe boek een zowel persoonlijk als theoretisch essay, doorspekt met verwijzingen naar grote schrijvers en denkers.
Concreet gaat het over de laatste levensfase van zijn moeder, die na een langdurige zoektocht eindelijk een plekje krijgt toegewezen in een verpleeghuis.
Als ze daar eenmaal zit − met grote tegenzin − is het binnen zeven weken voorbij.
“Bewuste zelfmoord”, vermoedt Eribon: zijn moeder wilde niet meer leven en gleed snel af. Ze werd 87.
De eerste dagen in het tehuis probeerde Eribon haar nog gerust te stellen: “Je zult zien, straks vind je het hier geweldig.”
Maar nee. “Ze sprak vreselijke berichten in op mijn antwoordapparaat, vooral ’s nachts”, vertelt de schrijver.
“Ze klaagde over allerlei misstanden. Ze mocht bijvoorbeeld maar één keer per week onder de douche. En als ze het koud had en op de alarmknop drukte om te vragen of het raam dicht kon, dan kwam er niemand.”
Eribon vroeg de verpleegkundigen om uitleg. Zij erkenden de problemen, maar verzekerden hem dat ze er niets aan konden doen.
Om iemand onder de douche te tillen, heb je twee verzorgers nodig. Die waren simpelweg niet beschikbaar doordat achtereenvolgende regeringen − van links tot rechts − jarenlang te weinig geld in de ouderenzorg hadden gestoken.
De socioloog besloot zijn positie als intellectueel zwaargewicht in de strijd te gooien.
“Mijn verzwakte moeder kon haar stem niet meer in het openbaar verheffen om te protesteren”, verklaart hij.
“Ze kon alleen haar beklag doen op mijn antwoordapparaat. Daarom werp ik mij met dit boek op als haar woordvoerder, en daarmee als de woordvoerder van álle afhankelijke 80- en 90-jarigen.”
’s Ochtends hoorde u op uw antwoordapparaat de wanhopige klachten die uw moeder ’s nachts over het verpleeghuis had ingesproken. Wat voelde u daarbij?
“Woede vooral, want de oorzaak van de ellende ligt bij de neoliberale bezuinigingen op de ouderenzorg.
“In feite zegt de politiek tegen mijn moeder: u bent maar een oude vrouw die hooguit nog een paar jaar te leven heeft, voor u gaan we geen geld meer uitgeven.
“Zo zet je oude, afhankelijke mensen weg als paria’s. Dat is onacceptabel.
“Behalve woede voelde ik natuurlijk ook verdriet. Het was mijn moeder! De tranen stonden in mijn ogen.
“Verder voelde ik onmacht en schuld. Ik dacht: hadden we haar misschien beter in een duurder tehuis kunnen plaatsen, niet in zo’n sociale instelling maar in een particuliere?
“Maar ook dáár is het niet in orde, las ik in Les fossoyeurs (‘De grafdelvers’, red.) van Victor Castanet.
“In dat boek beschrijft Castanet een peperduur verpleegtehuis in de rijkste buitenwijk van Parijs.
“Je betaalt er tien- à twaalfduizend euro per maand en dan wordt de jus d’orange bij het ontbijt wegbezuinigd en ook het koekje bij de koffie. Alles om de winst te maximaliseren.
“De aandeelhouders beschouwen ouderen als een markt die ze cynisch omschrijven als ‘het grijze goud’. Het is obsceen.
“Dus zelfs als onze familie zoveel geld had kunnen opbrengen, wat niet zo was, dan had mijn moeder geen betere zorg gekregen.”
Is uw boek, behalve een aanklacht tegen het systeem, ook een hommage aan uw moeder?
“Het is een eerbetoon, absoluut. Ik wilde de anonieme, onzichtbare persoon die zij was, zichtbaar maken voor iedereen. Dat heb ik gedaan door haar levensloop te beschrijven.
“Mijn moeder is haar hele leven ongelukkig geweest. Als kind werd ze door haar eigen moeder verstoten. Ze belandde in een weeshuis en ging op haar veertiende werken in de huishouding. Daarna werd ze arbeidster in een fabriek.
“Ze was 55 jaar lang getrouwd met een man aan wie ze een hekel had. Bij hem weggaan kon niet, want ze had geen geld.
“Ik beschrijf mijn moeder als een individu, maar tegelijk laat ik zien dat haar levensloop typerend was voor vrouwen uit het arbeidersmilieu.
“Ik veralgemeen haar tot een sociologisch type, tot een politieke categorie, zodat ik haar beter begrijp en helderder inzie hoe sterk haar leven bepaald is geweest door sociale structuren.
“Geslacht, klasse en afkomst zijn bekende sociale structuren. Maar leeftijd is er ook één, dat wordt vaak vergeten.
“Op haar veertigste, volop actief in de vakbond, was mijn moeder een heel andere vrouw dan toen ze hulpeloos op haar bed lag in het verpleeghuis. Dat wil ik in dit boek laten zien.”
‘Ik wilde geen heilige van mijn moeder maken, maar haar schetsen zoals ze was. En inderdaad, ze was obsessioneel racistisch’
U gaat vrij ver in dat ‘categoriseren’ van uw moeder: in het boek noemt u haar niet één keer bij naam, ze blijft ‘een vrouw uit het volk’.
“Is dat zo? In een eerdere versie noemde ik haar naam geloof ik wel, maar die is dan waarschijnlijk bij het inkorten gesneuveld.
“Mijn moeder heette Josiane. Franse lezers hebben bij die naam meteen een beeld: een oudere vrouw uit de arbeidersklasse.
“Een op de twee vrouwen uit dat milieu heette vroeger zo, dus die naam voegt weinig toe.
“Ik zie dit boek trouwens niet als literatuur, maar als een sociologisch essay. Dan kun je zo’n detail als een naam misschien beter weglaten, anders wordt het te specifiek.”
In het boek spaart u uw moeder niet. U beschrijft uitgebreid hoe racistisch ze was.
“Ik wilde geen heilige van haar maken, maar haar schetsen zoals ze was. En inderdaad, ze was obsessioneel racistisch.
“Ze háátte immigranten en schold op hen als ze hen op de tv zag.
“Ik vind dat iets onvoorstelbaars, temeer omdat ze er trots op was dat haar eigen vader een immigrant uit Andalusië zou zijn geweest, een zigeuner.
“Ik weet niet of dat een wilde fantasie van haar was of de waarheid. Het doet er ook niet toe, maar het maakte wel dat ik het altijd moeilijk heb gevonden om haar ingebakken racisme te begrijpen.”
Haar racisme vloeide deels voort uit haar marginale positie als arbeidster, schrijft u.
“Ik wijt het inderdaad aan het feit dat ze haar hele leven een sociaal ondergeschikte is geweest, iemand uit het kamp van de vernederden en de onderdrukten.
“Omdat ze werd veracht, eigende ze zich het recht toe om op haar beurt anderen te verachten.
“Ze gaf af op immigranten met een donkere huidskleur. Zo kon ze zich superieur voelen vanwege haar lichtere huid en haar Franse afkomst, ook al was ze misschien half-Spaans.
“Hier zie je de ‘wet van behoud van sociaal geweld’ van socioloog Pierre Bourdieu: slachtoffers van geweld zullen geweld uitoefenen op anderen, ze worden zelf dader.
“Wat hier trouwens ook weer meespeelt, is de jarenlange, thatcheriaanse afbraak van de sociale voorzieningen, zowel in Frankrijk als in andere westerse landen.
“Niet alleen de ouderenzorg is kapotgemaakt, ook de ziekenhuizen, de spoedeisende hulp, de kraamzorg, het onderwijs, de kinderopvang, het openbaar vervoer, het postkantoor, enzovoort.
“Dat leidt tot onvrede en verzet.
“Het is een van de verklaringen, zo blijkt telkens uit onderzoek, waarom zoveel mensen hun stem op extreemrechts uitbrengen.
“Je kunt die stem natuurlijk veroordelen, maar misschien helpt het beter om de sociale voorzieningen te herstellen.”
In uw boek verwijst u vaak naar Simone de Beauvoir, die ook heeft geschreven over de kwetsbare alleroudsten. Wat inspireert u aan haar?
“Ik vind haar werk geweldig, creatief en vernieuwend. Iedereen kent De tweede sekse uit 1949, waarin ze vrouwen oproept om samen voor hun rechten te strijden, zoals ook arbeiders dat destijds deden, en zwarte burgers in de Verenigde Staten.
“Haar boek was enorm invloedrijk: vrouwen verenigden zich en wisten hun positie te verbeteren.
“Maar De Beauvoir heeft nog een ander boek geschreven dat bijna niemand kent: De ouderdom, uit 1970.
“In dat boek verklaart zij dat ze de stem wil zijn van ouderen die hun autonomie hebben verloren en die als groep niet meer voor zichzelf kunnen opkomen. Daar borduur ik op voort.
“Ik citeer ook socioloog Norbert Elias en literaire auteurs als Annie Ernaux en Bertold Brecht, die prachtig over personen van hoge ouderdom hebben geschreven.
“Tegelijk roep ik andere schrijvers op om zich op dit onderwerp te storten.
“Als je echt iets wilt veranderen, krijg je dat niet in twee weken voor elkaar. We moeten het publiek bewust maken van wat er aan de hand is.
“Ouderdom lijkt misschien iets wat alleen de ander treft, maar uiteindelijk komen wij ook zelf aan de beurt. Alleen al uit egoïsme moet je je dus om deze zaak bekommeren.”
Bent u dankzij uw boek meer van uw moeder gaan houden?
“Houden van is niet het goede woord. Ik voel niet echt tederheid, daarvoor heb ik haar racisme altijd te afschuwelijk gevonden.
“Gaandeweg heb ik wel medelijden met haar gekregen.
“Ik voel ook grote dankbaarheid.
“Mijn moeder heeft decennialang zwaar werk in de fabriek gedaan, deels voor mij.
“Zíj stond om vijf uur op, zodat ík Plato en Spinoza kon lezen, eerst op de middelbare school en later op de universiteit. Dankzij haar kon ik worden wie ik ben.
“Liefde, nee. Maar medelijden en dankbaarheid zijn ook mooie en krachtige gevoelens.”
Overzicht
Lees meer berichten in deze categorie
Bron: De Morgen