Los van het stembusresultaat van zondag zindert nu al de dieper liggende tendens na. Vele mensen voelen zich niet gehoord of vertegenwoordigd door ‘de politiek’. Zou het kunnen dat dat de zware prijs is die wij betalen voor de alom toegejuichte ontzuiling?
Bart Eeckhout – De Morgen
Dit wordt een nogal persoonlijke zoektocht. Vrijwillig zet ik de bijl in een van de principes die mijn gedachten over maatschappij en politiek richting geven. Ik zal hier betogen dat de samenleving weer behoefte heeft aan wat meer verzuiling.
Dat is nogal wat voor iemand die figuurlijk en zelfs bijna letterlijk een kind van de ontzuiling is. Opgegroeid in een diepgeel Volksunie-gezin kreeg ik de strijd tegen wat toen nog de ‘CVP-staat’ heette met de paplepel naar binnen gegoten. Als journalist werk ik al mijn hele professionele leven fier voor de krant die het historische symbool is van een vooruitstrevend en ontzuild Vlaanderen. Die ontzuiling, weg van de ideologische spruitjeslucht, is vandaag een vanzelfsprekende realiteit. En nu twijfel ik.
Die twijfel vertrekt bij de vaststelling dat zovele burgers politiek verweesd zijn. In recent onderzoek van politicoloog Karen Celis (VUB) bevestigt een op de drie Belgen dat ze zich helemaal niet vertegenwoordigd voelen door de politiek. Ze kijken met wantrouwen, woede of desinteresse naar het beleid. Dat negatieve gevoel leeft sterker bij wat oudere medeburgers en bij mensen met een lager inkomen. Zij hebben het idee dat het nooit een keer over hun leven en hun bezorgdheden gaat. Een zeer groot deel van de voorbije kiescampagne zal hen alleen maar in die overtuiging gesterkt hebben.
Het lijdt weinig twijfel dat de verkiezingsresultaten van zondag de verweesdheid zullen bevestigen. Dat gaat – en dit is belangrijk – niet alleen over de verwachte zege van uiterst rechts. Wie met wantrouwen naar de politiek kijkt, kan ook thuis blijven, een blanco stem geven of een stem voor uiterst links, of zelfs voor een sterke leidersfiguur in een klassieke partij. VB-kiezers zijn niet per se ‘verliezers van de globalisering’, tenzij die plots ook massaal naar rijke gemeentes als Schoten of Schilde verhuisd zijn. Velen van hen kiezen actief voor de prioriteit van hun partij: minder migranten. De vraag is waarom kiezers juist dat punt het allerbelangrijkst vinden. Ontzuiling speelt daar een rol in.
Herverzuiling is onmogelijk
Zoals je tandpasta niet opnieuw in de tube krijgt, zo is het ook onmogelijk om van ontzuiling naar ‘herverzuiling’ te gaan. Het is ook niet wenselijk. Verzuiling – de opdeling van de samenleving in levensbeschouwelijke ‘clans’- zou Vlaanderen terugflitsen naar de vorige eeuw, toen een dominante katholieke zuil met zijn eigen organisaties en verenigingen stond tegenover een socialistische en in mindere mate ook een liberaal-vrijzinnige zuil. Die zuilen verzorgden hun eigen mensen ‘van de wieg tot het graf’. Dat gebeurde met vakbonden en ziekenfondsen, maar ook met kranten, banken, winkels en cafés. Het was voor een overtuigd katholiek lang ondenkbaar om een pint te drinken in een ‘Volkshuis’ net zoals een socialist geen voet binnenzette in een ‘Gildenhuis’.
Ontkerkelijking deed de almacht van de katholiek-christelijke zuil tanen, stijgende welvaart maakte de nood aan een socialistisch familieverband losser. Als portrettist van het ontzuilende Vlaanderen lijstte Luc Huyse in De verzuiling voorbij (1987) de stevige gebreken van de verzuiling al op: ze stimuleert hokjesgeest, remt verandering af en drijft de kosten van de welvaartsstaat op om de eigen zuilorganisaties te bedienen.
Vooral dat laatste zal velen scherp voor de geest staan. Het is die verzuiling die vandaag nog bestaat. Zuilorganisaties vervelden tot ‘politieke concerns’, zo stelde Huyse vast: organisaties die de macht blijven bezetten. De greep waarin de Boerenbond het Vlaamse landbouwbeleid omknelt – als belangenorganisatie, maar ook als onderneming – is een treffend voorbeeld van die machtshonger. Hetzelfde geldt voor het christelijke marktaandeel in de zorg (Zorgnet) of het vrije net van het katholiek onderwijs. Het Vlaamse rapport voor landbouw en ruimtelijke orde, welzijn en onderwijs zijn niet van die aard om hartstochtelijk te streven naar méér verzuiling.
En toch. Wat hier overleeft, is het lelijke, institutionele gezicht van de verzuiling: het gescharrel naar macht en machtsbehoud. Er is ook een ander gezicht. De verzuiling hield het politieke systeem menselijk en bevattelijk. Die bemiddeling liep in de twee richtingen. Van onderen uit werkten de zuilorganisaties als radars die verzuchtingen snel capteerden, filterden en, indien nodig, naar de politieke bovenbouw doorsluisden. Omgekeerd fungeerden de zuilen ook als een medium waarlangs lastige beslissingen en compromissen verteerbaar gemaakt werden.
Die twee eigenschappen mist ons politieke systeem heel erg. Het is treffend hoe opiniemakers collectief verlangen naar een leider als Jean-Luc Dehaene (cd&v). Een man van stavast, die durfde te doen ‘wat moet’ en die politiek zag als de kunst om het noodzakelijke mogelijk te maken. Als netwerker wist Dehaene dat hij daarvoor kon rekenen op de stootkussens van de verzuiling. Begin er vandaag maar eens aan, aan dat door sommigen zo vurig gewenste ‘moedig’ beleid.
Burgerparticipatie
Het andere, bottom-up aspect van verzuiling mist de samenleving nog zoveel meer. Terwijl de pijl van de tijd de verzuiling naar het verleden verwees, kwam individualisering in de plaats. Individuele ontplooiing is als grote maatschappelijke winst begroet. Eindelijk zou de verknechte burger zich van zijn ketenen ontdoen en het lot in eigen handen nemen! Die emancipatie is een zegen geweest voor ‘wakkere’, vaak langer opgeleide burgers. Dankzij de democratisering van het hoger onderwijs groeit die mondige groep, wat hun stem nog luider doet klinken. Maar er zijn er ook vele anderen, met minder luide stem, die beduusd achterblijven. Wat emancipatie is voor de ene, is aan het lot overgelaten worden voor de ander.
Burgerparticipatie heeft de plaats ingenomen van de verzuilde bemiddeling. Telkens weer blijkt dat die participatie het speelterrein blijft van wie geïnformeerd en betrokken is. Noem het een maatschappelijk mattheüseffect: wie al betrokken is, krijgt meer inspraak. De weerbots is groot. In Brussel mispakten de groene partijen zich zo aan de nochtans zinvolle Good Move-mobiliteitsplannen. Met goede moed trokken de bestuurders de wijken in om hun plannen uit te leggen. Ze meenden dat daarmee de klus geklaard was, maar bereikten vooral wie hen wilde beluisteren. Volkswoede is het resultaat.
Dit gaat niet enkel over actieve deelname aan politieke besluitvorming. Het verzuilde dorpsleven van mijn kindertijd werd getekend door dorps- en parochiefeesten, waar elke vereniging zijn eigen kraampje had. Mensen erkenden en herkenden er de eigen groep en ontleenden daar hun identiteit aan. Een groot deel van dit kostbare weefsel, om die conservatieve term maar eens te claimen, is verdwenen of vervangen door een verenigingsleven waar de politiek-maatschappelijke kentekens uit verwijderd zijn. In het debat over het ‘culturele verlies’ in landelijk gebied gaat het enkel over materiële kwesties als de geldautomaat, gesloten cafés of verdwenen bakkers. Zou het kunnen dat dat verpieterende gemeenschapsleven zwaarder doorweegt in die perceptie van teloorgang?
Met de ontzuiling werd de connectie tussen politiek en brede samenleving doorgeknipt. En de politiek ging zich daarnaar gedragen. Van een mandaat werd volksvertegenwoordiging een vak, dat bijna zonder uitzondering uitgeoefend wordt door hoger opgeleiden. In de partijhoofdwartieren zetten inwisselbare universitaire profielen de bakens uit. De ledenaantallen van die partijen verschrompelen. De inbreng van die leden wordt beperkt in afgeslankte structuren, gericht op eenheid van commando. “Als leden degraderen tot consumenten krimpt de communicatie met het midden- en topkader, gaan de signalen uit de bevolking ongefilterd naar boven en stokt de interne zoektocht naar een vergelijk”, waarschuwde ook ‘ontzuiler’ Luc Huyse in 2013 al in het progressieve blad SamPol voor dat neveneffect van de ontzuiling.
Ook de relatie met de kiezer verandert. Nu de zuil niet langer de zekerheid van een karton stemmen kan aanbieden, proberen partijen kiezers te lokken zoals winkeliers klanten. Met permanente campagnes proberen politici en partijen hun ‘merk’ te versterken. Zo organiseren ze zelf de politieke afkeer: er wordt te veel beloofd en achteraf te weinig gerealiseerd. En er is geen midden meer om dat proces bij te sturen en uit te leggen. Vorige week merkte Mark Elchardus in zijn column nog scherp op: “Stemtesten en doorrekeningen versnellen afscheid van die tijd van de verzuiling, toen de hechtheid en duurzaamheid van de politieke binding een gevoel van geborgenheid gaf.”
Als socioloog (en product van de socialistische zuil) is Elchardus al langer overtuigd van de nood aan gemeenschapsvorming. Hij zit daarmee op de lijn van zijn Amerikaanse vakgenoot Robert Putnam, die in Bowling Alone (2000) het uiteenrafelen van de maatschappelijke samenhang in de VS documenteerde. In Reset (2021) stelt Elchardus dat, na het wegvallen van kerk en klasse, enkel nationalisme nog overblijft als bindend, identitair element voor een gemeenschap. Een betwistbaar idee. Omdat nationalisme altijd een uitsluitende component bevat, maar ook omdat zeer vele mensen binnen die nationale gemeenschap zich nog altijd verweesd en uitgesloten kunnen voelen.
Koffiekoek met contact
Waar klassieke partijen terugtraden uit de samenleving, ontstond ruimte voor nieuwe uitdagers, met in Vlaanderen uiterst rechts op kop. Onderzoek laat zien dat negatieve ideeën over migranten niet evenredig meegroeien met dat electorale succes. Dat wil zeggen: die negatieve sentimenten waren bij velen altijd al sterk aanwezig, maar bepaalden vroeger minder de stemvoorkeur. Nu wel, omdat een partij erin geslaagd is ze te koppelen aan haar idee van een identitair ‘wij’, terwijl de andere partijen die gemeenschapsvorming verwaarlozen.
Weinigen hebben dat idee zo scherp gevat als de Franse socioloog Didier Eribon in het briljante Terug naar Reims (2009). Eribon beschrijft er hoe hij leert empathie te krijgen voor de lagere klasse waarvan hij zich hooghartig afgekeerd had. Zijn hele familie stemde een leven lang voor de communisten en nu voor Le Pen. Niet omdat de vreemdelingenkwestie plots veel prangender geworden was of omdat ze xenofober geworden waren. Dat waren ze altijd wel al geweest, maar ze stemden voor ‘De Partij’ omdat dat nu eenmaal zo hoorde als arbeider en omdat ze zich bij de partij thuisvoelden: “‘Links’ zijn hield wat in.” Nu is die verbondenheid weg, stelt Eribon vast. “Bij wie kunnen uitgebuite arbeiders en minderbedeelden terecht om zich gehoord en gesteund te voelen? (…) Of simpelweg: wie houdt rekening met wie ze zijn, hoe ze leven, wat ze denken en wat ze willen?”
In Niet alles maar veel begint bij luisteren (2023) komt Dominique Willaert tot hetzelfde besluit. “De ontzuiling is een belangrijke verklaring voor de huidige vervreemding”, vertelde hij in deze krant over zijn rondgang in het door VB gedomineerde Ninove. “Je ontmoette mensen van verschillende generaties in de cafés en volkshuizen waar je kon praten over je groentetuin, je kinderen en je problemen. Die belangrijke ontmoetingsplekken zijn verdwenen.” Het VB dook in het gat. Boegbeeld Guy D’haeseleer organiseert zijn eigen café, met politieke zitdagen. Willaert: “Al die mensen die het gevoel hebben dat ze vernederd en uitgespuwd worden, kunnen daar terecht.”
Het VB paste dit concept – koffiekoek met politiek contact, zeg maar – eerder al toe in Antwerpen. Die netwerking levert Filip Dewinter eeuwigdurende populariteit op in ’t Stad, ondanks alles. Ook eigen, ‘verzuilde’ media behoren bij het VB weer tot het repertoire, wat de partij in staat stelt in hoog ritme te communiceren over migratie en onveiligheid. Aan de ideologische overzijde zet ook de PVDA fel in op lokale verankering, onder meer via de Geneeskunde voor het Volk. Het is een typisch recept uit de verzuiling, toen politici van alle kleuren nog wekelijks zitting hielden in een lokaal café.
Politiek en goegemeente halen de neus op voor zulk ‘dienstbetoon’, dat geurt naar een tijd toen voorspraak nodig was om tijdig een telefoonaansluiting te krijgen of een baan in het onderwijs of bij de ambtenarij. De PS, die als enige klassieke partij het dienstbetoon wat volhield en langst standhoudt op redelijk niveau, wordt daarom cliëntelisme verweten.
Kritiek op de PS-aanpak mag, maar het is wel een eenzijdige kritiek. Bezondigt bijvoorbeeld de Open Vld zich dan niet aan cliëntelisme als ze subsidies rondstrooit voor eigenaars van elektrische wagens? Is het alleen cliëntelisme als de ‘kleine man’ iets krijgt? Is dienstbetoon alleen verwerpelijk als diezelfde kleine man aan een job bij de overheid geholpen wordt? Is het dan geen probleem dat benoemingen aan de top van de ambtenarij als cadeau voor kabinetsmedewerkers wel nog altijd doorgaan? Er is nood aan eerherstel voor het politiek dienstbetoon, niet om te smoezelen over baantjes, wel om mensen te gidsen door het labyrintische bestuur.
Als straks het stof is gaan liggen, zal weer getuurd worden naar ‘het signaal van de kiezer’. De consequentie voor het beleid ligt voor de hand: strenger migratiebeleid. Begrijpelijk, maar het is een illusie om te denken dat je daarmee de politieke vervreemding uitwist. Herstel van het contact tussen mens en politiek en heropbouw van gemeenschappen met een eigen, vertrouwd kenmerk, ook buiten campagnetijd, zal veel crucialer zijn. De verzuiling mag verguisd zijn, ze biedt wel degelijk een paar oplossingen.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind meer berichten van
Bron: De Morgen