De kloof tussen arm en rijk blijft diep, ook in Vlaanderen. Eén op de zeven kinderen wordt geboren in een kansarm gezin. Wat als je met een achterstand aan het leven begint? We zoeken de antwoorden bij working class hero’s, mensen die zijn gevormd door hun achtergrond, maar die dankzij talent en geluk de sociale ladder hebben kunnen beklimmen. Vandaag: VRT-anker Fatma Taspinar. ‘Mijn ouders dachten dat Geert zou neerkijken op hun geloof en cultuur. Het tegendeel bleek waar. Na zijn eerste bezoek zei mama: ‘Hij is gewoon zoals wij.’’
Joost Vandensande – De Morgen
Fatma Taspinar (41) en haar man, de intensivist Geert Meyfroidt (53), gaan verhuizen: ze laten hun mooie huis met grote tuin in een Leuvense residentiële wijk achter zich en schuiven een eindje op in de richting van Lier, waar Taspinars ouders wonen en waar ze samen met drie broers en twee zussen is opgegroeid.
Na haar studies – criminologie aan de KU Leuven, gevolgd door een jaar journalistiek in Brussel – ging ze aan de slag bij de VRT: eerst bij de radio en als redacteur van het praatprogramma Reyers laat, daarna als gerechtsjournaliste en sinds 2018 als nieuwslezer van Het journaal.
Dankzij haar talent en wilskracht wist Fatma Taspinar zich in een paar jaar tijd vanuit een arbeidersmilieu op te werken tot de VRT-nieuwsstudio, waar ze het eerste anker met een migratieachtergrond werd.
Haar verhaal begint zo’n 4.000 kilometer hiervandaan, in een bergdorpje in het noordoosten van Turkije.
Fatma Taspinar: “Het dorpje waar mijn ouders zijn opgegroeid, ligt net aan de grens met Georgië. Ik ben er onlangs voor het eerst geweest, voor een tv-programma, samen met mijn mama. Dat was héél bijzonder.
“Ik kende de verhalen over hoe mijn ouders in de jaren 70 naar België waren gekomen, maar nu ik hun thuisdorp met mijn eigen ogen heb kunnen zien, besef ik pas écht wat voor een waanzinnige onderneming dat was: ze hadden helemaal niks!
“De huizen waarin ze toen woonden, zijn intussen ruïnes geworden – bijna iedereen is er weggetrokken, op zoek naar een beter leven. Het is een onherbergzame streek, overweldigend mooi ook, alsof je in een schilderij van Bob Ross rondloopt.
“De mensen die zijn gebleven, leven in harmonie met de natuur: iets wat wij, in onze geprivilegieerde situatie, ook beweren te willen. Maar in alle rust op een berg wonen, dat deden mijn ouders vroeger al. Ze waren boeren, die samen met hun beesten het ritme van de seizoenen volgden.
“‘Waarom ben je hier in godsnaam weggegaan?’ heb ik aan mijn moeder gevraagd.”
Wat was haar antwoord?
Taspinar: “Omdat ze daar in armoede leefden. Mijn ouders zijn allebei heel vroeg van school afgegaan: mijn vader omdat hij vroeg wees was geworden – zijn vader en broertje waren gestorven aan blindedarmontsteking omdat het ziekenhuis te ver weg was – en mijn moeder omdat ze haar oudste broer was verloren, en dus geen andere keuze had dan mee te werken op het land.
“Terwijl ze heel goed was op school, ze is een echte streber, enorm leergierig. En mijn vader is een filosoof, die de politiek op de voet volgt en een grote liefde koestert voor literatuur. Dat ze niet hebben kunnen studeren, was een groot gemis.
“In Turkije heb ik meer dan ooit beseft wat de echte reden was waarom ze die wonderlijke plek hebben achtergelaten: ze wilden dat hun kinderen wél genoeg kansen zouden krijgen in het leven.
“Maar mijn moeder vreesde toen al dat onze Turkse roots een probleem zouden kunnen worden, en dat we daardoor net mínder kansen zouden krijgen. Ze was opgegroeid op een plek waar ze nooit met racisme was geconfronteerd, dus ik vind het heel bijzonder dat ze dat aanvoelde.
“Sinds die reis zijn de tongen losgekomen. Nu vertelt papa er plots verhalen over, bijvoorbeeld over toen hij vier dagen lang in Luxemburg vastzat zonder eten. Hij is eerst naar België gekomen, daarna is mama gevolgd met hun drie kinderen. In België zijn er nog drie geboren, van wie ik de jongste ben.
“Vóór papa uit Turkije is vertrokken, heeft mijn grootmoeder – naar wie ik ben genoemd – hem doen beloven dat hij hier niet in de mijnen zou werken. Dat vond ze levensgevaarlijk, en hij heeft het ook nooit gedaan.”
Je grootmoeder en je moeder werden geraadpleegd door mensen uit het dorp die problemen hadden, omdat ze over ‘speciale gaven’ zouden hebben beschikt. Hun leed werd verholpen met kruiden, stenen en een luisterend oor.
Taspinar: “Mijn zus weet daar meer over. Wat ik wel weet, is dat mijn ouders een zekere status hebben in de Turkse gemeenschap van Lier, vooral omdat ze erin geslaagd zijn om al hun kinderen te laten studeren. Als mensen met problemen zitten, gaan ze vaak bij hen te rade.
“Mijn papa heeft eerst in een Gents kippenbedrijf gewerkt, daarna is hij in Lier aan de slag gegaan bij een firma die chemische vaten maakte. Daar heeft hij altijd gewerkt, tot hij zijn rug brak. Hij is lang invalide geweest.”
De enige kostwinner die uitvalt: dat is best pittig, in een gezin met zes kinderen.
Taspinar: “Absoluut, hoewel ik als jongste kind nooit financiële armoede heb gekend. Er was zeker geen overschot, maar mijn ouders leefden heel zuinig, en ze hebben ervoor gezorgd dat we nooit een gevoel van schaarste hebben gehad.
“Als we bij vriendjes gingen spelen, gaf mijn vader extra zakgeld mee, zodat we nooit om geld zouden moeten vragen, en Driekoningen zingen mochten we niet: in de ogen van mijn vader – die die traditie niet kende – was het een vorm van bedelen.
“Hij is een erg trotse man die zich heeft opgewerkt uit de armoede. Hij wilde ons een betere uitgangspositie schenken.”
In het appartement waar jullie aanvankelijk woonden, sliepen jullie met zes kinderen in één kamer.
Taspinar: “Dat moet vooral voor mijn puberende broers en zussen niet vanzelfsprekend zijn geweest.
“Later zijn we naar een sociale woonwijk verhuisd, naar een huis met meer ruimte en privacy. Dat was een cruciale stap: die sociale woning heeft ons geholpen om uit te groeien tot wie we zijn.”
VERJAARDAGSFEESTJE
Over je lagereschooltijd heb je ooit verteld: ‘Ik werd niet op verjaardagsfeestjes uitgenodigd, net zomin als alle andere kinderen van buitenlandse origine. Maar dan stapte ik zelf op de jarige af, en zorgde ik ervoor dat ik tóch werd uitgenodigd.’
Taspinar: “Ik ben een regelaar: als iets me niet lukt via de gewone weg, kies ik wel een andere, minder voor de hand liggende manier.
“Dat komt van mijn mama, die me altijd heeft gezegd: ‘Je mag niet bang in het leven staan, ga ervoor.’ Ik heb altijd alle deuren voor mezelf geopend.”
Zoals toen je op de hoofdredactie van de VRT-nieuwsredactie bent afgestapt, om te zeggen dat je journaalanker wilde worden.
Taspinar: “Dat komt ook door mijn drang om erbij te horen. Ik heb eigenlijk nooit een ‘normaal’ parcours gevolgd, eerder een kronkelig pad.
“Ik heb een techniek ontwikkeld: als ik met een moeilijkheid word geconfronteerd, negeer ik die, alsof dat probleem niet bestaat. Dit is níét aan het gebeuren, denk ik dan. Dat kan net zo goed over banale dingen gaan, zoals mijn portefeuille of telefoon verliezen.”
Heb je ook zo geredeneerd bij dat verjaardagsfeestje?
Taspinar: “Dat zou goed kunnen. Ik was 12 jaar, en het was best confronterend dat ik niet was uitgenodigd, maar op de een of andere manier wilde ik dat niet aanvaarden.
“Ik dacht: nee, ik word niet uitgesloten, ik gá naar dat feestje. Ik denk dat de ouders niet wisten hoe ze met kindjes van Turkse en Marokkaanse origine moesten omgaan.”
Werden jullie in Lier als ‘rariteiten’ beschouwd?
Taspinar: “In het middelbaar ben ik naar het Sint-Ursula-instituut en het Sint-Gummarus college in Lier gegaan, twee aso-scholen waar vooral kinderen van de hogere middenklasse zaten. Leerlingen van buitenlandse origine waren er uitzonderlijk.
“Ik weet nog hoe we in het begin van het schooljaar telkens moesten opschrijven waar we op vakantie waren geweest, hoeveel broers en zussen we hadden en welk beroep onze ouders uitoefenden.
“Dat we thuis met zes waren, vond ik marginaal klinken, dus verzon ik maar wat. Ik schreef dat we met z’n vieren waren – één broer werd gedetacheerd als oom, één zus als tante. Dat steken ze me nog altijd af en toe door, dat is mijn straf. (lacht)
“Ik schreef ook dat we onze vakantie in Spanje hadden doorgebracht, terwijl dat niet waar was. Als we toch eens op reis gingen, was het naar Turkije – heel typisch voor een allochtoon gezin, en dat wilde ik zéker niet vertellen.
“Ik probeerde me gewoon anders voor te doen dan ik was. Er was ook een jongen in mijn klas die twee jaar lang niet naast mij wilde zitten, omdat ik Turks was.”
Hoe voelde je je daarbij?
Taspinar: “Ik vond dat heel raar, omdat ik dacht: allee, jij ként mij helemaal niet! Thuis vloekte hij zelfs op me, heeft zijn zusje me ooit verteld.
“Dat ik dat heb onthouden, betekent dat het me heeft aangegrepen. Maar als die jongen ziek was, deed ik wel extra mijn best om notities voor hem te maken – zó hard probeerde ik te pleasen.”
Je schaamde je ook omdat je moeder een hoofddoek droeg.
Taspinar: “Omdat dat weer iets ‘aparts’ was, terwijl ik wilde zijn zoals iedereen.
“Ik strijd eigenlijk al mijn hele leven om geen uitzondering te zijn. Mijn mama weet dat ondertussen, maar ze voelde het toen ook al aan.”
De generatie van je ouders weet meer dan wie ook wat racisme betekent, maar ze kruipen zelden in een slachtofferrol.
Taspinar: “Bij mijn ouders, en zeker bij mijn vader, klinkt het altijd: ‘Ik ben dit land zo dankbaar, ze hebben hier zoveel voor ons gedaan.’ Hij wil altijd maar teruggeven.
“Als iemand van ons te maken heeft gekregen met racisme, zegt hij doorgaans: ‘Het zal wel aan jou hebben gelegen.’
“Tijdens de coronapandemie werd mijn vader opgenomen in het ziekenhuis waar een van mijn beste vriendinnen werkt, en zij had ervoor gezorgd dat hij zeker niks tekort kwam.
“Hij was enorm aangedaan door die ‘bijzondere’ behandeling, omdat mensen zoals hij meestal mínder krijgen dan wat hun toekomt.
“Toen ik een kamer voor hem alleen wilde vragen, weigerde hij: ‘Neenee, we hebben al genoeg gekregen van dit land!’
“Ook bij mijn mama zit dat erin. Onlangs had ze zich verbrand en Geert had gezegd: ‘Breng haar naar Gasthuisberg’ – daar werkt hij.
“Ze werd er ontvangen als een koningin, Geert had haar aan zijn collega’s voorgesteld als zijn schoonmoeder. Mama was geshockeerd: ‘Hij schaamde zich niet voor mij!’
“Geert vertelde dat ze heel stil was, en erg onder de indruk van de manier waarop ze werd behandeld.
“Toen ik haar zei dat ze zich ongemakkelijk voelde omdat er zo goed voor haar werd gezorgd, kwamen er plots een heleboel verhalen van vroeger naar boven.
“Over een loketbediende die nooit goeiedag zei als mijn moeder het kindergeld ging ophalen, bijvoorbeeld, en die haar de indruk gaf dat ze geen recht had op dat geld – maar goed, dat kan ook gewoon een onvriendelijke vrouw zijn geweest.”
Nu doe je hetzelfde als je vader.
Taspinar: “Ja, omdat ik anders mensen op mijn dak krijg die vinden dat ik niet dankbaar genoeg ben. Terwijl ik die dankbaarheid van mijn vader óók voel.”
Je vader heeft toch gewoon recht op verzorging? Hij heeft zijn hele leven lang keihard gewerkt.
Taspinar: “Klopt, maar hij zal niet veranderen. Mijn vader is een man van de wereld: hij beseft dat het voor velen niet makkelijk is om om te gaan met de veranderende samenstelling van de maatschappij, om de eenvoudige reden dat mijn ouders die nu zélf ervaren.
“In hun sociale woonwijk zijn er de voorbije jaren heel wat nationaliteiten bij gekomen, er wordt nu een pak verschillende talen gesproken.
“Hoe moet je daarmee omgaan? Ik weet het zelf ook niet, hoor. Ik zit hier in mijn chique buurt, chapeau voor de mensen die daar wonen.”
Je zus Birsen, die als klinisch psychologe werkt, heeft ooit gezegd: ‘Je denkt dat je geen slachtoffer bent geweest van racisme, maar als je al die kleine ervaringen – de blikken op de bus, in de winkel, in het zwembad… – bij elkaar optelt, ervaar je hun zware of zelfs traumatische impact.’
Taspinar: “Mijn mama draagt een hoofddoek, ze trotseert die blikken nog altijd elke dag.
“Het is bijzonder om te zien hoe mensen reageren als we samen ergens binnenkomen: een bekende Vlaming samen met iemand met een hoofddoek, dat kunnen ze niet rijmen. Heel pijnlijk, eigenlijk.
“Eerst weten ze zich geen houding aan te nemen, maar als ze mij zien staan, willen ze plots meer doen dan nodig is.
“Mijn mama vond het niet makkelijk dat wij tussen twee culturen zijn opgegroeid. Maar we mochten ons niet laten doen, zeker de dochters niet. Ze is een feministe, op haar manier.”
MINDER STEIL
Welke barrières vond je de moeilijkste om te overwinnen?
Taspinar: “Als kind van een gezin uit de arbeidersklasse vond ik het moeilijk om naar een school te gaan waar iedereen altijd de laatste nieuwe Kipling-rugzak had. Dat konden wij ons niet permitteren.
“Ik had eens het aapje gewonnen dat bij zo’n rugzak hoorde: het was niet meer dan een sleutelhanger, en zelfs daar was ik al dolblij mee.
“Ik kon ook geen Dr. Martens- schoenen kopen, enkel de namaakversie, en daar werd ik dan mee uitgelachen. Dat lijkt allemaal banaal en onbelangrijk, maar voor een kind is het dat níét, zeker wanneer het voor je klasgenoten zo vanzelfsprekend is om zulke dingen te hebben.
“Ik herinner me ook een les over ‘de afwas machine’: ik had geen flauw idee hoe zo’n ding eruitzag. En de skiklassen in het zesde leerjaar: met zes schoolgaande kinderen was daar bij ons thuis écht geen geld voor.
“Ik hoop dat scholen dat soort reizen niet meer organiseren, want ze beklemtonen het klassenverschil.”
Je ging dan wel naar het aso, maar in het tweede middelbaar zeiden je leerkrachten over jou: ‘Ze heeft ‘het’ niet.’
Taspinar: “Ja, dat heeft mijn klastitularis letterlijk tegen mijn vader gezegd, omdat ik slecht was in wiskunde en er ook niet genoeg mijn best voor deed. Terwijl mijn taalvakken altijd goed waren.”
Waarop was dat oordeel dan gebaseerd?
Taspinar: “Ik zal waarschijnlijk ook slechte punten hebben gehad voor scheikunde of fysica. Maar toch: ik vóélde me niet dom, en ik denk ook niet dat ik dat was.
“Ze wilden me naar het bso of het tso sturen, waar al mijn ‘soortgenoten’ zaten. Zelf was ik daar ook klaar voor, maar mijn oudere broers en zussen hebben hun veto gesteld: ‘Jij doet je jaar over.’”
Was het oordeel van de school gebaseerd op je afkomst?
Taspinar: “Dat weet ik niet. Maar zo ging dat toen: kinderen van allochtone origine zaten bijna uitsluitend in het tso of het bso.
“Ik interpreteer dat niet als racisme, maar veeleer als een vooroordeel: in hun hoofd was het logisch dat ik naar een andere school zou gaan.
“Aan het eind van het middelbaar werd ons gevraagd welke hogere studies we wilden volgen. Voor mij was dat criminologie, ook al wist ik dat veel leraars daar negatief op zouden reageren.
“Dus zweeg ik over mijn plannen, behalve tegen twee leerkrachten met wie ik een goeie band had: meneer Van Hooydonck en meneer Van Wassenhoven.
‘Jij kunt alles aan’, zeiden ze. Uiteindelijk ben ik met onderscheiding afgestudeerd aan de universiteit.
“Ik heb veel te danken aan mijn wilskracht, en ook aan het nest waaruit ik kom. De mensen die je pad kruisen, zijn enorm bepalend.
“Bij mij was dat in de eerste plaats mijn familie. Mijn oudste broer was de eerste die naar de universiteit is gegaan: hij heeft ervoor gezorgd dat zijn pad ook het onze werd, dat de sociale ladder minder steil werd.
“Hij was 7 jaar toen hij in België aankwam, hij sprak al snel Nederlands en moest met mijn ouders overal mee naartoe om te vertalen.
“Ook toen ze een huis wilden kopen en de deur voor hun neus werd dichtgegooid: ‘Wij verkopen niet aan makakken.’”
HET SYSTEEM
Het moet voor je ouders ontzettend veel betekenen dat je bent opgeklommen tot VRT-nieuwsanker.
Taspinar: “Ik denk dat ze het niet goed konden inschatten, tot ze berichten kregen uit hun directe omgeving, en zelfs vanuit Turkije: ‘Wauw, jullie dochter presenteert het nieuws!’
“Ik ben er zeker van dat mijn vader een traantje heeft weggepinkt.”
En wat betekent het voor jou?
Taspinar (denkt na) “Ik heb nooit gedacht: ik ga de mensen die me vroeger hebben afgeschreven eens een poepje laten ruiken. Ik redeneer niet op die manier.”
Je bent altijd all-in gegaan voor je carrière bij de nieuwsdienst.
Taspinar: “Ik werk superhard, en ook te veel. Al mijn hele leven lang wil ik me bewijzen. Dat heb ik van mijn vader.
“Als je met een achterstand aan het leven begint, heb je de onbewuste neiging om te véél te willen geven.
“Ik heb het gevoel dat ik nóg harder mijn best moet doen dan anderen, omdat ik denk dat ik er anders niet zal raken, dat ik het vereiste niveau niet zal halen.”
Uit vrees dat je je job zou kunnen verliezen?
Taspinar (knikt): “Op mijn angstigste momenten ben ik bang dat ik mijn job kan kwijtraken wegens mijn afkomst.
“Omdat ik denk: ik word daar harder op afgerekend dan anderen. Ik heb dat ook al gezíén bij anderen.
“Het ‘systeem’ heeft al zoveel mensen teleurgesteld, ik vertrouw het niet helemaal. Intussen zit ik veilig, dat besef ik wel.
“En mijn kind nog veel meer, met twee ouders die zich tot de middenklasse hebben opgewerkt. Ik heb eigenlijk nog maar sinds een paar jaar rust in mijn hoofd.”
In onze eerste ‘Working Class Heroes’ reeks zei Vooruit-politicus Mohamed Ridouani dat hij pas écht het gevoel had erbij te horen toen hij werd verkozen tot burgemeester van Leuven.
Taspinar: “Dat herken ik. Toen is hij een deel geworden van een systeem waartoe hij voorheen niet écht behoorde.
“Bij mij was het anders: mijn ‘kantelmoment’ viel niet samen met de dag waarop ik nieuwsanker ben geworden.”
Wanneer dan wel?
Taspinar: “Toen ik enkele jaren geleden in een moeilijke periode zat. Ik had mezelf in de vernieling gewerkt, als gevolg van die eeuwige bewijsdrang.
“De voltallige VRT-hoofdredactie heeft me toen gezegd: ‘Doe het even rustig aan, Fatma. We houden je plaats vrij.’ Daar was ik hun erg dankbaar voor.
“Over de VRT worden slechte dingen verteld, maar ze hebben me op een heel menselijke manier behandeld: ze hebben me letterlijk gezegd dat ik erbij hoorde.
“Ik kreeg het gevoel dat ik geraakt was waar ik altijd al had willen zijn, en dat ik me genoeg had bewezen.”
Je was in 2018 de eerste persoon met een migratieachtergrond die Het journaal mocht presenteren. Het werd weleens tijd.
Taspinar: “Qua doorstroming naar het hoger onderwijs én naar de werkplek kampen mensen met een migratieachtergrond met een achterstand.
“Nu is het de normaalste zaak van de wereld, maar toen ik op de VRT-nieuwsredactie begon, werkten er heel weinig mensen met een andere origine.”
Ik zie hoofdzakelijk ‘witte’ redacties.
Taspinar: “Klopt. Ik heb op de VRT al veel werknemers met een migratieachtergrond zien vertrekken, ook achter de schermen. Terwijl je die mensen echt nódig hebt, omdat ze een ander referentiekader hebben.
“Soms voel ik me een alien bij de VRT.
“Enkele jaren geleden was er een zaak die me erg heeft geraakt, een misdrijf begaan door iemand met migratieroots. Ik was volledig van mijn melk toen ik merkte hoe sommige collega-journalisten daarop reageerden.
“Na een vergadering ben ik keihard beginnen te wenen, omdat ik dacht: ik ga er nooit bij horen, want het zal nóóit genoeg zijn voor jullie.
“Je zou denken dat iedereen die op een nieuwsredactie werkt, ruimdenkend is. Dat is dus niet het geval.”
Ik merk vaak berusting: ‘Hoeveel moeite we ook doen, we horen er toch nooit helemaal bij.’
Taspinar: “Ik geef toe dat ook ik de strijd heb opgegeven.
“Collega’s met een migratieachtergrond vragen me soms: ‘Hoe hou je het vol?’
“Zij worden dagelijks geconfronteerd met zaken die ze als kwetsend ervaren. Vaak gaat het over vooroordelen en ‘ongelukkig’ taalgebruik.
“Ik spreek daar meer met hen over dan vroeger. We vormen een soort van geheime club – een onbedoelde club dan wel, eentje waarvan je automatisch lid wordt.
“Zelfs Geert kan het niet altijd vatten als ik probeer uit te leggen waar ik last van heb.
“Maar in mijn dagelijkse leven en als bekende Vlaming ondervind ik nauwelijks problemen.”
Jij wordt ontzien omdat je een bepaalde status hebt?
Taspinar: “Ja, en als er toch eens een opmerking wordt gemaakt in mijn bijzijn, gaat het zogezegd nooit over mij.
“‘Want jij spreekt goed Nederlands, en je bent goed geïntegreerd!’
“Dan probeer ik uit te leggen dat het wél over mij gaat, over mijn kern, mijn familie, over mijn moeder die een hoofddoek draagt.
“Dat mag ik dan ‘niet persoonlijk nemen’, maar dat doe ik wél: anders zou ik mijn achtergrond verraden. (Fel)
“Dát is iets wat je er bij veel mensen nooit uit krijgt.”
De Vlaamse regering wil sancties opleggen aan ouders die geen Nederlands praten met hun kinderen.
Taspinar: “Daar kan ik niks over zeggen, dat zou een politieke uitspraak zijn.
“Geert en ik spreken allebei goed Nederlands, dus ons kind heeft geluk. (Koeltjes) Hoera.
“Weet je, soms zou ik eens écht mijn mening willen zeggen. Maar dat ligt moeilijk, wegens mijn job en mijn achtergrond.
“Sinds ik nieuwsanker ben, is de impact van wat ik zeg veel groter geworden. En als allochtone vrouw krijg je drie keer zoveel haatreacties. Dat is aangetoond – ook politica’s krijgen daarmee af te rekenen.”
In welke taal zal jullie kind worden opgevoed?
Taspinar: “Geert zal Nederlands praten en ik Turks, omdat ik via die taal moederliefde heb ervaren.
“De achternaam van ons kind zal Meyfroidt-Taspinar zijn: ik had mijn naam liever als eerste gezien, maar Geert vindt dat hij al zo weinig heeft als papa, dus hij mag eerst. Ik gun het hem.” (lacht)
Je hebt een bijzondere band met je moeder. ‘Mijn heldin’ noem je haar.
Taspinar: “Ik heb die band ook met mijn papa. Mijn ouders hebben hun leven opgeofferd voor hun kinderen. Mijn zussen, mijn broers en ik: we zijn enkel kunnen worden wie we vandaag zijn dankzij de bovenmenselijke inspanningen die zij zich hebben getroost.
“Die idolatrie voor onze ouders lijkt misschien vreemd, maar Geert begrijpt ons volledig. Ik zou niet samen kunnen zijn met een partner die geen respect heeft voor mijn ouders: er wordt geen slecht woord over hen gezegd.
“Nu, dat betekent niet dat mijn moeder me niet op de zenuwen kan werken – maar dat is in alle families zo.”
Is ze overbezorgd?
Taspinar: “Enorm. En nu ik zwanger ben, mag ik van haar niet meer met de wagen rijden. Ze vindt dat Geert me moet voeren. Een excellent idee.” (lacht)
Je moeder vreesde aanvankelijk dat Geert op haar zou neerkijken.
Taspinar: “Vooral mijn vader, eigenlijk. Mijn ouders vonden het niet erg dat hij gescheiden was en kinderen had, maar wél dat hij professor en dokter was.
“Ze dachten dat hij zou neerkijken op hun geloof en hun cultuur. Het tegendeel bleek waar.
“Na zijn eerste bezoek zei mama: ‘Hij is gewoon zoals wij.’ Het mooiste compliment dat je kunt krijgen, denk ik. Mama vond hem wel oud, maar dat was vóór ze hem had gezien.” (lacht)
In Het Nieuwsblad zei Geert: ‘Fatma vindt het erg dat 99 van de 100 allochtonen niet zijn geraakt waar zij is geraakt.’
Taspinar: “Omdat ze dezelfde hindernissen waarmee ik te maken heb gekregen, niet hebben kunnen overwinnen.
“Mijn credo blijft dat iedereen zich moet kunnen ontwikkelen, ongeacht hun afkomst. Maar niet iedereen heeft dezelfde wilskracht, of groeit op in een kansrijke omgeving.
“Onderwijs blijft voor mij het allerbelangrijkste. Daar begint alles. Maar ook voor de leerkrachten is het allesbehalve evident.”
Zolang ze maar niet zeggen: ‘Hij of zij heeft ‘het’ niet.’
Taspinar: “Leerkrachten moeten beseffen dat ze soms de enigen zijn die het verschil kunnen maken. Ze kunnen een reddingsboei zijn voor mensen in kwetsbare omstandigheden.”
Je hebt je studies criminologie zelf betaald door verschillende jobs te combineren.
Taspinar: “Dat was mijn eigen beslissing: ik wilde mijn ouders financieel niet tot last zijn, maar ik wilde ook geen verantwoording hoeven af te leggen als ik zou buizen.
“Ik werkte in de zomervakanties, en diende elk weekend op in een restaurant in Lier. Een chic restaurant, waar veel mensen uit de betere klasse kwamen.
“Daar gingen nieuwe werelden voor mij open. Ik heb er veel uit geleerd, en vooral mijn social skills ontwikkeld.”
Hoe is je relatie met geld?
Taspinar: “Op financieel vlak ben ik echt achterlijk, ik ga niet op een slimme manier met geld om. Ik heb daar veel discussies over met Geert.
“Ik wil zoveel mogelijk sparen, terwijl ik eigenlijk zou moeten beleggen. Maar ik heb dat niet in me, omdat ik afkomstig ben uit een omgeving waar weinig geld was.
“Ik denk: amai, ik heb een spaarrekening, en daar staat geld op! Dat alleen al is voor mij een fascinerend gegeven.
“Ik vraag mijn ouders geregeld: ‘Hebben jullie iets nodig? Want het is ook júllie geld.’”
MINACHTING
Heeft ‘erbij willen horen’ veel energie van je gevergd?
Taspinar: “Het was een dagelijkse strijd. Misschien niet altijd even intens, maar toch. Ik ben lang single geweest, en dan is het nog moeilijker. Nu heb ik een gezin, een eigen haven.”
Heb je lang een minderwaardigheidscomplex gehad?
Taspinar: “Ja, maar ik heb er nooit aan toegegeven, ik ben altijd in mezelf blijven geloven. Dankzij mijn techniek – ‘Dit is níét aan het gebeuren’ – heb ik dat minderwaardigheidsgevoel van me af weten te schudden.”
Je bent nu een rolmodel.
Taspinar: “Een collega die lesgeeft aan de VUB heeft me verteld dat studenten met andere roots naar mij opkijken.
“Ik voel me geen rolmodel, maar als één iemand dankzij mij hoop krijgt – ‘Hé, ik zou ook nieuwsanker kunnen worden!’ – maakt dat me heel blij.”
Hoe heeft jouw kronkelige pad je gevormd?
Taspinar: “Ik denk dat het me een pak vaardigheden heeft bijgebracht, en dat het me assertiever heeft gemaakt dan de gemiddelde mens.
“Als niemand iets durft te zeggen of te vragen, wordt er naar mij gekeken. In mijn omgeving en op het werk zeggen ze: ‘Fatma zal het wel regelen’ – omdat ik niet bang ben om afgewezen te worden.”
Zijn er in het verleden dingen gebeurd die je moeilijk kunt uitwissen?
Taspinar: “Nee, maar ik vind het oprecht jammer dat mijn ouders nooit ten volle zullen beseffen wat ze hebben gerealiseerd.
“Ik zou vooral hun pijn willen wegnemen, de pijn die ze hebben moeten doorstaan om ervoor te zorgen dat we staan waar we vandaag staan.”
Is die pijn nog altijd zo sterk aanwezig?
Taspinar: “Nee, maar de wonden blijven. En mama krijgt nog vaak minachtende blikken. Dan denk ik: dat is wel een fenomenale vrouw, hè! Een vrouw die haar potentieel nooit helemáál heeft kunnen benutten.”
Het is bewonderenswaardig dat je je nooit hebt laten ontmoedigen.
Taspinar: “Van mijn vader heb ik een groot eergevoel meegekregen. Medelijden of hulp heb ik nooit gewild, en ik huiverde bij de gedachte dat ik als minderwaardig zou worden gezien – die vernedering probeerde ik steevast te vermijden.
“Ik heb altijd gedacht: laat mij maar doen, ik raak er wel. Nu mijn jeugdige overmoed stilaan begint weg te ebben, twijfel ik almaar meer.
“Maar als ik zie wat mijn ouders hebben gerealiseerd, kan ik alleen maar proberen om in hun voetsporen te treden. Om níét bang te zijn.”
Lees ook
Overzicht
Lees meer berichten in deze categorie
Bron: De Morgen