Filosoof Hans Schnitzler – Onze samenleving heeft meer dan ooit behoefte aan de kroeg

© Frank Ruiter/Lumen

In zijn boek Filosofie van de kroeg verdedigt de Nederlandse filosoof Hans Schnitzler het dranklokaal als een te weinig naar waarde geschat medicijn tegen kwalen als individualisering, ontmenselijking en hufterigheid.

Jeroen de Preter – Knack


Een goede kroeg, zo betoogt Schnitzler, beweegt op het ritme van de menselijke maat.

Ze biedt ‘kabbelende troost’ en vriendelijkheid is er een bestaansvoorwaarde.

Het klimaat in de kroeg staat zo haaks op het klimaat in de digitale wereld, een ruimte waarin ‘de toetsenbordmeute’ bij elke misstap kan transformeren tot een ‘jacht- en hetzemeute’.

Schnitzler illustreert dat verschil met een treffende anekdote.

In een van zijn favoriete Amsterdamse kroegen viel hij ooit op nogal spectaculaire wijze van zijn barkruk.

‘Een kolderieke buiteling’, maar tot zijn niet geringe verbazing werd hij níét uitgelachen door de omstanders in het café.

‘Het deed me denken aan wat auteur Elias Canetti ooit over de onvrijwillig vallende mens heeft geschreven’, vertelt Schnitzler.

‘Volgens Canetti is onze moeilijk te onderdrukken neiging om de vallende mens uit te lachen een soort gecultiveerde variant van de triomfantelijke gevoelens die het jagende dier voelt tegenover zijn gevallen prooi.

‘Precies de omgekeerde gevoelens maken zich meester van “de prooi”: iedereen die weleens een val maakte in de openbare ruimte weet hoe vernederend dat voelt.

‘Het feit dat de getuigen van mijn val in het café me spaarden, zag ik als een gebaar van empathie en medemenselijkheid. Het was een vorm van genade waar je in de digitale wereld niet op hoeft te rekenen.

De kroeg die u beschrijft is een oase van menselijkheid in een woestijn van verkilling. Gaat u er niet net iets te makkelijk aan voorbij dat het ook plekken van uitsluiting kunnen zijn? In België hingen er nog niet zo lang geleden bordjes met ‘vreemdelingen zich onthouden’ voor het raam.

Hans Schnitzler: Die mentaliteit is zeker niet verdwenen. Zoals ik ook niet zal ontkennen dat er nog altijd cafés bestaan waarin vrouwen zich niet welkom voelen.

Dus ja, ik heb de kroeg een beetje geïdealiseerd. Dat heb ik natuurlijk gedaan om mijn punt zo goed mogelijk te kunnen maken.

In het ideale geval – en ik heb weet van minstens één zo’n geval – is het café een ruimte die zich bijzonder goed leent tot oefeningen in de kunst van het samenleven.

‘Het café is een sociale ontmoetingsplek waar we ons in een sfeer van ongedwongenheid kunnen bekwamen in de kunst van het samenleven.’

Zowel in Nederland als in Vlaanderen zijn de cafés in snel tempo aan het verdwijnen. Hoe verklaart u dat?

Schnitzler: Ik denk dat verschillende tendensen tegelijk in het nadeel spelen van de klassieke bruine kroeg.

Een van de vele factoren lijkt me het toegenomen belang dat we aan gezondheid hechten. Een café is in veel gevallen een wat morsige plek, waarbinnen het consumeren van alcohol bovendien een niet onbelangrijke rol speelt.

Het helpt ook niet dat we in individualistische tijden leven. Spontane sociale interactie is minder vanzelfsprekend geworden.

Dat zie ik ook bij de generatie van mijn studenten, die zelfs een eenvoudig telefoongesprek als iets lastigs, ja zelfs invasiefs ervaren.

Tegelijk zie je dat veel mensen aan de buurtkroeg gehecht zijn. Als ze dreigt te verdwijnen worden er in de regel pogingen ondernomen om die te laten voortbestaan.

Dat komt volgens mij omdat het café iets te bieden heeft dat essentieel is voor ons mens-zijn.

Het is een sociale ontmoetingsplek, waar, als het goed is, iedereen zonder onderscheid des persoons welkom is en we ons in een sfeer van ongedwongenheid kunnen bekwamen in de kunst van het samenleven.

Wil dat zeggen dat de klassieke bruine kroeg altijd zal blijven bestaan?

Schnitzler: Dat weet ik niet. Wat de hele zaak nog bemoeilijkt, is de concurrentie met de ‘frictieloosheid’ van de technologie.

Tegenover het gevoel dat er “iets” verloren gaat, staat het gemak, de drijvende kracht achter elke succesvolle technologie.

Een chat kost minder moeite dan een echt gesprek.

Nu, aan de andere kant zie ik dat ook jonge mensen nog wel op zoek zijn naar plekken waar ze hun sociale competenties kunnen oefenen.

Misschien zijn dat wat minder de bruine kroegen waar ik het over heb, en hebben die hippe koffietentjes die functie overgenomen. Daar heb ik geen probleem mee, al komt het me voor dat de klanten daar toch wat vaak achter hun laptop zitten.

Die koffiebars lijken me net iets minder primair gericht op menselijke interactie.

Het digitale gesprek vindt u duidelijk minder waardevol dan het praatje op café.

Schnitzler: Met chatten of een Zoom-gesprek is natuurlijk helemaal niks mis, maar het is wel een andere ervaring dan een fysiek gesprek, waarbij de ander onoverkomelijk aanwezig is.

Dat verschil heeft volgens mij veel te maken met ons lichaam. Wij hebben er niet alleen één, wij zijn ook een lichaam. We communiceren ermee. Zenden er signalen mee uit.

Wanneer je dat lichamelijke aspect uit de communicatie haalt, verlies je denk ik iets wezenlijk menselijks.

Om het wat filosofischer te benaderen: sinds Descartes zijn we lichaam en geest als een dualiteit gaan zien.

Die dualiteit, en de daarmee samenhangende idee dat het woord enkel tot het terrein van de geest behoort, zorgt er nog altijd voor dat we denken dat het lichaam in de communicatie geen rol speelt. Maar dat doet het natuurlijk wel.

Om de ander goed te kunnen lezen, moeten we ook kijken naar de houding van het lichaam en de uitdrukking van het gezicht.

‘Een goede kastelein kan gelden als een leermeester voor ons allemaal.’
© Frank Ruiter/Lumen
Twitter / X wordt weleens vergeleken met een café. Terwijl er me dunkt toch een wezenlijk verschil is. In de cafés die ik ken, is het althans niet gebruikelijk dat een wildvreemde je de kanker toewenst vanwege een politiek meningsverschil.

Schnitzler: Die hufterigheid heeft volgens mij toch ook echt te maken met dat lichamelijke, en de onoverkomelijke aanwezigheid van de ander.

Als je de ander niet voor je ziet, word je niet geconfronteerd met de impact van je woorden op die ander. Het zorgt voor een soort onverschilligheid.

Je zult zien dat die onverschilligheid in de regel verdwijnt wanneer er op zo’n digitale scheldpartij een fysieke confrontatie volgt.

Het brengt ons bij de paradox die u in onze huidige samenleving ontwaart: ze is oververhit en onverschillig tegelijk. Te heet én te koud, als het ware.

Schnitzler: Sociale media zorgen ervoor dat we elkaar dicht – naar mijn idee té dicht – op de huid zitten.

Je leest en ziet voortdurend wat de andere doet en denkt en je kunt daar altijd en overal op reageren.

Daarbovenop komt nog de algoritmische machinerie die voortdurend voor ophef en verontwaardiging zorgt. Het resultaat is een soort permanente overprikkeling, samen met een oververhitting die verstikt.

Die evoluties vallen samen met wat ik een ontzieling van de openbare ruimte noem, met steeds minder menselijke interactie, afnemende betrokkenheid en groeiende individualisering.

Precies vanwege die paradox denk ik dat we de kroeg vandaag meer dan ooit nodig hebben.

De kroeg is een omgeving waarin je je hebt te verhouden tot een ander, maar liefst niet op zo’n manier dat het verstikkend wordt.

Dat vermogen om een goede inschatting te maken tussen die afstand en nabijheid is denk ik essentieel om een samenleving leefbaar te houden.

En waar kan je dat vermogen beter oefenen dan in de kroeg, een neutrale ruimte, ergens tussen publiek en privé in?

Sommige klanten zullen verlegen zitten om een praatje, andere willen net met rust gelaten worden.

Een goede kastelein is iemand die dat als geen ander aanvoelt, en kan wat dat betreft als een leermeester gelden voor ons allemaal.

In de ‘oefenruimtes voor samenlevingskunst’ durven de gemoederen soms ook wel eens hoog op te lopen.

Schnitzler: Zeker. In zeldzame gevallen kan er zelfs een handgemeen ontstaan. Maar in tegenstelling tot Twitter is het conflict niet het businessmodel van een café. Wel integendeel.

In het café draait het om mildheid, vergevingsgezindheid, en – essentieel – vriendelijkheid.

Een vriendelijk mens is voor mij iemand die geen bezit van je wil nemen, maar wel in je geïnteresseerd is. Iemand met tact. Zet zo een aantal mensen bij elkaar op café, en het is er gezellig.

U beschrijft hoe u nog niet zo lang geleden een bekende radicaal-rechtse politicus uit ‘uw’ kroeg verjoeg.

Schnitzler: Dat was niet verstandig. Maar het was wel interessant om in mijn boek te gebruiken.

Het voorval zegt iets over de bijzondere positie die de stamkroeg inneemt. In zekere zin is het een soort verlengstuk van je woonst. Om die reden voelde het bezoek van die politicus aan als een soort huisvredebreuk.

Maar dat gevoel gaat natuurlijk voorbij aan wat de kroeg evengoed is: een openbare plek, waar je je moet verhouden tot het ongewisse en soms ook het ongewenste. Ook dat is natuurlijk een oefening in samenlevingskunst.

‘In tegenstelling tot Twitter is het conflict niet het businessmodel van een café. In het café draait het om vriendelijkheid en mildheid.’

Sociale media en technologie krijgen wel vaker de schuld voor de verkilling en de verruwing van de samenleving. Alsof de samenleving voor de digitale revolutie een gezellig kabbelend cafeetje was.

Schnitzler: Sociale media en technologie spelen daarin natuurlijk enkel een rol als katalysator voor tendensen die al gaande waren. De individualisering is daar misschien wel de belangrijkste van.

Door die tendens gingen we de publieke ruimte steeds meer als een soort verlengstuk van onze privéruimte beschouwen.

Het idee dat iedereen hier vooral lekker zichzelf mag zijn en mag doen waar hij zelf zin in heeft, staat haaks op het misschien wat ouderwetse, maar volgens mij wel waardevolle idee dat je in de publieke ruimte een masker draagt, en niet voortdurend eist dat je persoonlijke verlangens en wensen onmiddellijk ingewilligd worden.

Het idee van authentieke, autonome individuen die zelf wel kunnen bepalen wat goed voor ze is, heeft ons ver gebracht.

Maar wat als dat doorschiet, en we geen enkele vorm van autoriteit meer verdragen?

Dan krijg je een publieke ruimte waarin mensen heel snel verongelijkt reageren als ze terecht worden gewezen door mensen die tot taak hebben die ruimte voor ons wat op orde te houden, zoals conducteurs, politieagenten of brandweerlieden.

Elke terechtwijzing is dan een inbreuk op je privacy of je integriteit.

In die zin zou je het internet als een sluitstuk van een soort bevrijdingsbeweging kunnen zien.

Eerst zijn we bevrijd van bijgeloof en hekserij en de autoriteit van de kerk. Vervolgens waren de leraren en de artsen aan de beurt.

Met de komst van het internet zijn we helemaal bevrijd en autonoom. Iedereen kan zijn mening geven, iedereen kan raten of zijn eigen feiten kiezen.

Uw boek, en bij uitbreiding het bruine café zelf, kan ook begrepen worden als een vorm van verzet tegen planologische idealen waarin alle rafelranden moeten wijken voor een gladde, ‘slimme’ omgeving.

Schnitzler: Zonder dat we het goed beseffen is er een strijd om de publieke ruimte aan de gang.

Van wie is die ruimte, en waar staat ze voor?

In mijn boek heb ik het over het idee van de slimme of gladde stad, een stad waarin alles in het teken staat van de veiligheid, de efficiëntie en de commercie.

Wat dat concreet betekent, zie je nergens duidelijker dan in luchthavens of stations: dat zijn steeds meer functionele, efficiënte maar onderling inwisselbare, ontzielde ruimtes.

Het zijn ruimtes die de idealen van de grote technologiebedrijven belichamen. Kapitaal en communicatie moeten vrij, zonder frictie kunnen stromen.

Vanuit diezelfde idealen worden caissières vervangen door zelfscankassa’s. Kletspraatjes aan de kassa zorgen namelijk alleen maar voor nutteloos oponthoud.

Dezelfde evolutie zie je ook bij banken, het openbaar vervoer en zelfs in cafés. In de openbare ruimte worden mensen haast systematisch vervangen door automaten of QR-codes.

Schnitzler: Het resultaat van die evolutie is die ontzielde openbare ruimte, waarin we elkaar nog nauwelijks ontmoeten.

Ik heb die kwestie, op een andere manier, al eens behandeld in een vorig boek – Wij nihilisten.

Wij laten onze samenleving vandaag inrichten door wat ik de nerds noem: mensen met de geest van de programmeur. Ze behandelen de samenleving als een computerprogramma dat moet werken.

Er mogen geen fouten in sluipen, elke frictie moet worden weggewerkt. En sociale interactie zou je zo’n frictie kunnen noemen. Menselijke gesprekken kunnen een beetje wringen, of ambigu zijn.

Het meest frappante voorbeeld van zo’n nerd is natuurlijk Mark Zuckerberg.

Het is een publiek geheim dat die man – zacht uitgedrukt – sociaal niet de meest onderlegde is.

Dat we net zo’n man het grootste sociale netwerk in de menselijke geschiedenis hebben laten bouwen, is natuurlijk te gek voor woorden.

Filosofie van de kroeg

 © Frank Ruiter/Lumen
© Frank Ruiter/Lumen

Bron: Knack

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven