Anaïs Van Ertvelde schreef een boek voor mij, mogelijk voor u, eigenlijk voor alle mensen met of zonder handicap. Want ze droomt luidop van een ‘crip utopia’.
Katrien Schaubroeck – De Standaard
‘Waarom vinden we eugenetica problematisch maar abortus vanwege een ontbrekende arm evident?’
Anaïs Van Ertvelde
Wie zichtbaar anders is, moet het vaak uitleggen, keer op keer. Wanneer je geboren bent met een korte arm, bijvoorbeeld, zoals historica en onderzoekster Anaïs Van Ertvelde.
Hoe dat zo gekomen is, legt ze dan uit, en dat betutteling of medelijden niet nodig zijn.
Van Ertvelde merkte hoe ze moest blijven zeggen dat reacties zoals medelijden, afgrijzen, inspectie en segregatie de gehandicapte medemens isoleren, marginaliseren, onderdrukken, kwetsen en eenzaam maken.
Dus schreef ze een boek dat voor zich spreekt en een evolutie in haar eigen denken blootlegt, een denken dat zich ontwikkelt in dialoog met voornamelijk Engelstalige crip theorists en handicapsactivisten.
Het woord ‘crip’ is afgeleid van het Engelse cripple, dat ‘kreupel’ betekent, maar door mensen met een handicap is toegeëigend als een geuzennaam.
Net als queer verwijst crip naar een recente accentverschuiving in de ontvoogdingsstrijd van deze minderheidsgroep: crip duidt een identiteit aan, een cultuur, en is in het verdedigen ervan omvattender dan de traditionele strijd voor meer rechten.
Crip-literatuur heeft intussen een gemeenschap gecreëerd van mensen die elkaars ervaringen herkennen en er bewust nieuwe, niet-pejoratieve namen aan geven.
Crip time, bijvoorbeeld: de extra tijd die mensen met een handicap nodig hebben voor dagelijkse dingen zoals koffiezetten of kleren aandoen.
Je kan dat zien als een probleem, maar ook als een kans om je af te vragen hoe lang dingen mogen duren.
Crip time heb ik, denk ik, zelf ervaren tijdens mijn zwangerschap: traag mogen fietsen, nee kunnen zeggen tegen de terreur van de klok omdat mijn lichaam me dat voorschreef …
Voor iemand met mijn lichaam lijkt zwangerschap het dichtst in de buurt te komen bij de belichaamde beleving van mensen met een fysieke handicap.
Maar als we het geluk hebben om oud te worden, zal íéder van ons weten wat het is om ‘een minderheidslichaam’ te hebben, een lichaam dat niet de norm is.
Dus dit boek gaat ook over mij en u en ons allemaal.
Normaal
Zwangerschap is om nog een andere reden een uitgelezen moment om over handicap na te denken, vanwege de prenatale testen en de kleur die je dan moet bekennen.
Van Ertvelde beschrijft levendig een hard maar eerlijk gesprek met een hoogzwangere vriendin, die alle mogelijke prenatale testen deed terwijl ze heus niet neerkijkt op leven met een handicap.
Diep vanbinnen doet die vriendin dat misschien toch, schrijft Van Ertvelde, en doen we dat ook als samenleving.
Ietwat ‘provocerend’ werpt Van Ertvelde de vriendin voor de voeten dat ze zelf verlangt naar een kind met een handicap.
Het is een verlangen dat in de bio-ethiek vaak geïllustreerd wordt aan de hand van de Dove ouders die een Doof kind willen zodat het opgenomen kan worden in dezelfde cultuur en taal.
Aan de mensen die daarop verontwaardigd zouden reageren, legt Van Ertvelde een vraag voor:
“Waarom vinden we eugenetica problematisch maar abortus vanwege een ontbrekende arm of vinger evident?
“Je hebt geen recht op een ideaal kind, maar wel op een normaal kind. En wat normaal is, dat mogen mensen zonder beperking bepalen.”
Verderop in het boek kon ik minder in verband brengen met mijn eigen ervaringen, maar er was des te meer om in ondergedompeld te worden.
Van Ertvelde komt gaandeweg los van het idee dat zij het ongemak van anderen moet wegnemen of haar bestaan verantwoorden voor de lezer zonder handicap.
“Wat als handicaps niet het toekomstbeeld zijn dat we koste wat kost moeten vermijden, maar juist de toekomst waarnaar we kunnen reiken?”
Met het ‘crip utopia’ dat ze beschrijft, lijkt Van Ertvelde waarlijk bevrijd.
En ik dacht toen ik het boek uit had: schrijf voortaan voor jezelf, Anaïs Van Ertvelde, het is een groot genoegen dat we mogen meelezen.
Lees ook
Bron: De Standaard