Herman Van Goethem – Het besef dat het leven broos is, heeft mijn engagement versterkt


De wereld die we kenden, is op zijn retour, waarschuwt Herman Van Goethem, rector van de Universiteit Antwerpen. ‘De politiek zoals wij die voeren, lijkt niet opgewassen tegen wat er op ons afkomt.’

Bron: De Standaard


‘We gaan het exuberante, het dionysische tegemoet.’ Herman Van Goethem (62), ­rector van de Antwerpse Universiteit, maakt zich op voor de gekste taferelen aan de start van het academiejaar. ‘Zowel de eerstejaars als de tweedejaars beginnen ­eigenlijk aan hun eerste jaar. Ik hoop dat studentenorganisaties niet struikelen over de massale toestroom.’

De rector is bezorgd, zegt hij in zijn ­kantoor in het Koloniëngebouw aan het Antwerpse Middelheimpark. De gangen zijn nog leeg. ‘Laat mensen blij zijn. Laat ze ­vieren. Laat ze samen zijn. Maar fuiven in een afgesloten ruimte, gaan we dat durven? Sinds augustus zijn er luchtnormen waardoor we voor eigen zalen naar alternatieven moeten zoeken. Ik heb in elk geval ­hetzelfde gevoel als wanneer iemands zoon of dochter vertrekt naar een fuif, en zou vooral willen zeggen: wees voorzichtig.’

Toch starten de universiteiten in code groen. Zal er van die voorzichtigheid iets te merken zijn op de campus?

‘We gaan het normale benaderen en verwachten dat het personeel en de studenten zich laten inenten. Ik voel trouwens veel voor een algemene verplichte inenting in België. Maar in geen enkel land is dat al het geval en ik respecteer ook de onderbouwde mening van onze experts.’

Wat u betreft, hebben studenten een ­coronapasje op zak?

‘De facto gaat het pasjesbeleid richting verplichting, al is het niet mogelijk om als universiteit een coronapas in te voeren. Onderwijs is een grondwettelijk recht, je kunt de toegang niet op die manier ­beperken.’

Hoe ziet het postcorona-onderwijs eruit?

‘Eigenlijk komt er geen postcorona. De ­wereld die we kenden, is op zijn retour. We betreden een andere tijd met een renouveau van besmettelijke ziektes. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog waren we verlost van grote crisissen rond infecties en vaccinaties. Ik las net de nieuwe biografie van Erasmus. Fantastisch boek. Je merkt voortdurend dat de pest in de ­steden zit. Dat ze mensen bezig houdt. ­Deze zomer zat ik in de parochierekeningen van Sint-Gillis-Waas tussen 1583 en 1595 te neuzen. Ook daar zie je de “hete ziekte” ­opduiken. Mensen doen een infectie op en ineens zijn ze dood. Een bevolking die constant rekening houdt met besmettingen: die focus waren wij niet meer gewoon.’

Hoe ziet u die hernieuwde focus?

‘De pandemie heeft een diepe impact op onderzoeksagenda’s en op ons onderwijs. Ook wij stellen ons luidop de vraag: wat nu? Het toeval wil dat de UAntwerpen zich al sterk toelegde op de studie van ­vaccinaties, infecties en global health. We zullen daar nog meer op inzetten, met het vaccintestcentrum Vaccinopolis, en de ­focus verscherpen en verruimen.’

Het wetenschappelijke onderzoek mag toch niet verengen tot die domeinen?

‘Absoluut niet. Zo zet de pandemie bijvoorbeeld ook de Noord-Zuidverhoudingen op scherp. Wat zich meer dan ooit opdringt, is interdisciplinariteit. Als je de pandemie combineert met de watersnood in Wallonië, dan heb je een combinatie van twee dramatische toekomstbeelden.

‘We moeten sleutelen aan de politieke besluitvorming’, zegt Van Goethem. Fred Debrock

We beseffen nu pas écht dat wat op ons afkomt, ­verstrengelde problemen zijn. De antwoorden gaan we alleen vinden door samen te werken. Dat is cruciaal. Een bioloog die aan stikstofreductie werkt, moet heel goed chemie kennen. Bij vaccinatie hoort communicatie. En als je het hebt over communicatie, dan gaat het over samenleven. ­Alles is verbonden.’

Interdisciplinariteit klink erg academisch. Sijpelt dat besef ook politiek al door?

‘Dat is een pijnpunt. De politiek zoals wij die voeren, lijkt niet opgewassen ­tegen wat er op ons afkomt, met name ­verstrengelde problemen. Die zijn buiten­gewoon complex. Politici stellen vaak ­monocausale vragen en hopen op duidelijk beheersbare antwoorden. Alleen: de nieuwe problematieken zoals klimaat, biodiversiteit of circulaire economie kun je niet vertalen naar een one-issue-oplossing.’

De politici schieten tekort?

‘Nee, we belanden in een tijdvak waarin het beleid nog beter moet worden onderbouwd. Wetenschap en politiek hebben in de jaren 70 ingezet op schone rivieren en een aantal jaren was het water inderdaad veel zuiverder. Maar zo kan iedereen groen beleid voeren. Alleen: de milieuproblematiek is oneindig meer complex.’

Staat ook het politieke systeem onder druk, volgens u?

‘Een cruciale vraag is deze: zijn politieke partijen nog een geëigende organisatievorm? Ik ben geneigd om ja te zeggen. Maar nu we voor die complexe vraagstukken staan, zie ik geen enkele partij gepaste complexe antwoorden formuleren.’

‘Als voorzitter van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen keek ik stomverbaasd toe hoe alle ziekenhuizen in België vanaf dag één wisten: dit moeten we doen. In een week tijd rolden ze een nieuwe organisatie uit. Formidabel. Maar waarom heeft geen enkele andere organisatie zich op een pandemie voorbereid? We zijn kortzichtig ­geweest, zowel politiek als collectief.’

Hoe moet het verder?

‘We moeten sleutelen aan de politieke ­besluitvorming. In België kom je dan al snel uit bij een staatshervorming. Acht of negen ministers van Volksgezondheid, daar komen we niet meer mee weg. Al kan er ook zonder grote hervorming al heel wat gebeuren. Door goede communicatie en sterke overlegstructuren komen we al een heel eind.’

Wat is de rol van wetenschappers daarin?

‘Dat is een groot issue. De verhouding tussen politiek en wetenschap is een belangrijke uitdaging. Gelukkig hebben politici ook veel bijgeleerd. Ze beseffen dat het ­anders zal moeten.’

We hebben allemaal het spanningsveld ­tussen politiek en wetenschap gezien. Evident is dat niet.

‘Dat spanningsveld hebben we prima overleefd. De Erika Vlieghes van deze wereld hebben iedereen ook veel bijgeleerd. Er werd met hun advies rekening gehouden, maar soms word je een speelbal. En dat is moeilijk. Maar cruciaal is dat wetenschappers de ingewikkeldheid van de thematiek duidelijk neerzetten en zo oplossingen mee mogelijk maken.’

Een andere bedreiging voor het hoger ­onderwijs is volgens sommigen het dalende niveau van de achttienjarigen.

‘Dat de kwaliteit van het onderwijs ­afneemt, zien we. Maar dat vangen we wel op. Een van de prijzen die we daarvoor ­betalen, is studieduurverlenging. Het grootste probleem lijkt mij van een andere aard. Het onderwijs in Vlaanderen doet de sociaaleconomische ongelijkheid toenemen, terwijl scholing net het omgekeerde effect moet hebben. Zo is ook de democratisering van het hoger onderwijs stilgevallen. Het is voor hoger onderwijs een heel belangrijke uitdaging om potentieel kwaliteitsvolle studenten uit kansengroepen aan te trekken. Jongeren van 18 die geen of alleen maar een secundair diploma hebben, lopen significant meer kans om ­onderuit te gaan. Een diploma hoger ­onderwijs is echt heel belangrijk.’

Pleegzorg

Van Goethem gaat dit academiejaar ­opnieuw zelf vooraan de aula staan. Hij geeft het eerstejaars vak ‘Politieke geschiedenis van België’ in de richtingen rechten en geschiedenis. ‘Het is puzzelen, maar ik wil het niet opgeven. Ik heb al meer dan 20.000 studenten gehad’, zegt hij fier. ‘Elk jaar denk ik: ze zijn zo jong. Ze zitten daar met grote ogen en open mond te luisteren. Maar als je ze vijf jaar later als volwassen mensen – met ervaring en kennis – ziet ­vertrekken, besef je hoe wonderlijk het is om met jonge mensen te werken.’

‘Eigenlijk komt er geen postcorona. We betreden een andere tijd met een renouveau van besmettelijke ziektes’

Herman Van Goethem

Maar jonge mensen zijn fragiel, onwetend, zoekend. Een crisis beklemtoont dat. De rector sleept enkele tragische gevallen met zich mee van studenten die eronderdoor zijn gegaan. ‘Dat zijn zaken die rechttoe, rechtaan op een mens inhakken’, zegt Van Goethem. ‘In de rechten is een student uit het leven gestapt. Dat heeft in die faculteit enorm veel teweeggebracht. Maar studenten hebben de herdenking in handen genomen en iets onvoorstelbaar sterk neergezet.’ Dat is de silver lining. ‘Globaal vind ik dat we menselijk gezien versterkt uit dit geheel komen. We hebben leren ­relativeren, hebben diepe veerkracht ­getoond. We kunnen veel aan – plus est en vous. Maar soms ging het ook heel erg fout. Een kind moeten begraven is het ergste wat je kunt meemaken.’

U hebt het zelf op de harde manier ontdekt.

‘Onze zwangerschappen waren heel moeilijk. Onze oudste zoon is eigenlijk het vierde kind. Mijn vrouw en ik zijn eerst een tweeling verloren. Ze stierven enkele uren voor de geboorte. En dan hebben we een prematuurtje verloren dat op 26 weken ­geboren werd. Toen dachten we dat er nooit meer kinderen zouden komen. In diezelfde periode is ook mijn broer samen met zijn vriendin om het leven gekomen bij een ongeval. Dat heeft ons – en mij – ­gevormd. Ik heb een empathische natuur en heb veel fijne antennes ontwikkeld, zo denk ik toch.’

Hoe verwerk je zoiets?

‘Het is moeilijk te zeggen. We hebben er ons samen doorheen geslagen, dat is de kern. Bij ons kwamen er ook andere kinderen, het werd dus weer goed. Het verlies van een boreling is, denk ik, ook van een andere orde dan het verlies van een kind van zes maanden, twee of twintig jaar. Als hen iets overkomt, gaat samen met hen een leven stuk dat je soms niet meer kunt lijmen, en bestaat het risico dat je elkaar als koppel en als gezin verliest.’

Verklaart dat die bezorgdheid?

‘Ik ben niet bezorgder dan de gemiddelde ouder, vermoed ik. Ik heb wel geleerd dat het leven broos is. Dat heeft mijn engagement versterkt. Ik weet ook dat emoties niet verjaren. Dat zie ik ook in de Dossinkazerne (Van Goethem lag aan de basis van het Mechelse museum over de deportatie van Joden in de Tweede Wereldoorlog, red.). Op sommige plaatsen in dat museum overvalt dezelfde emotie me. Altijd opnieuw. Altijd op dezelfde plekken. Ons verhaal van ­vroeger is volledig verwerkt, maar het blijft emotioneel aanwezig.’

U en uw vrouw zijn ook pleegouders. Is dat zo’n engagement?

‘Toen we dachten dat er geen kinderen meer zouden komen, engageerden we ons in tijdelijke crisisopvang bij een vzw. Soms was dat maar voor 24 uur. Dan werd er om 3 uur ’s nachts aangebeld. Stonden er drie kinderen voor de deur, op straat gezet na een echtscheiding. Die boden we “bed, bad en brood” aan. Andere kinderen die op transit waren, bleven enkele dagen.’

‘Rector zijn tijdens corona was niet leuk en eerder saai. Eigenlijk heb ik anderhalf jaar verloren. Het is goed dat ik nog drie jaar heb. Ik heb een gevoel van urgentie’

Herman Van Goethem

‘Uiteindelijk is onze jongste zoon ook zo bij ons aanbeland, een pleegzoon dus. Zijn mama had een heel moeilijk leven achter de rug en voelde zich niet in staat om haar kind op te voeden. Dat zijzelf voor pleegzorg koos, was ontzettend moedig. We hebben overigens een prima contact met haar.’

Raadt u pleegzorg aan?

‘Ja! De nood in de jeugdzorg is ontzettend hoog en pleegzorg is een mooi instituut. Wij hebben een uitzonderlijk succesverhaal doorgemaakt, maar ook als het moeilijk gaat, is dit echt wel heel zinvol.’

Ondertussen bent u aan uw tweede en laatste termijn als rector bezig.

‘Rector zijn tijdens corona was niet leuk en eerder saai. Maar iedereen maakte zoiets mee. Eigenlijk heb ik anderhalf jaar verloren. Het is goed dat ik nog drie jaar heb. Ik heb een gevoel van urgentie. Ik denk dat je als rector hoe dan ook twee termijnen ­nodig hebt om impact te hebben.’

Toen u als rector begon, zei u dat dit ‘uw laatste grote project was’. Wat denkt u nu?

‘Ik ben ondertussen zo verstandig om te weten dat het geen verstandige uitspraak was. Het leven zit vol verrassingen en stopt niet op 65. Ik hou wel van grote projecten. Geen artikels, maar boeken. Geen tentoonstelling, maar een museum. En als prof toch liever rector. Maar ik heb wel veel zin om me in alle stilte in een archief terug te trekken en opnieuw te schrijven, liefst ­dikke boeken.’


Lees ook


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven