Het leven – Een gebruiksaanwijzing – Kreek Daey Ouwens

© Daniel Niessen

Omdat het nooit te laat is. Godzijdank ontving de 81-jarige Kreek Daey Ouwens vorig jaar de Prijs van de KANTL voor poëzie voor haar bundel Guillaume. Zo ontdekten we haar stille, fascinerende oeuvre. “Ik vermoed dat men niet goed raad weet met mijn werk.”

Jelle Van Riet – De Standaard


‘Mijn man zei altijd dat ik vier ben gebleven, maar daarmee deed hij me tekort. Acht lijkt me juister.’

Kreek Daey Ouwens


Waar heb ik toch die 81 vandaan, denk ik, wanneer ze in het Eindhovense wooncomplex voor me uit zweeft, richting haar appartement. Op haar stem zit niet de minste ruis.

Terwijl ze koffiezet – haar korte rimpelrok danst met haar mee door de keuken – check ik stiekem de binnenflap van Mijnwerk.

Dan toch. Naast haar naam, Kreek Daey Ouwens, staat zwart op wit “Lindenheuvel, 1942”. Natuurlijk. Ook in dit verzamelde werk hipt een zacht zingend meisje over de pagina’s.

Daey Ouwens heeft het in al haar bundels, tien stuks in dertig jaar tijd, levendig gehouden.

“Ik noem het kleine meisje Bee om over haar te kunnen schrijven”, noteerde ze in haar debuutbundel Tegen de kippen en de haan.

“Alleen op die manier kan ik afstand nemen van mijn eigen ik. Toch wordt alles onder het optekenen anders dan hoe ik mij de dingen herinner, en is er een andere eenzaamheid.”

Daey Ouwens, derde in een sliert van elf kinderen, kent de eenzaamheid in extenso.

In de drukte eigen aan een kroostrijk gezin verdween de kleine Kreek in zichzelf:

“Jezelf verstoppen. Jezelf verstoppen / als een geheim. In het gras. In de dode / takken buiten op de grond. In de hoge koffiepot op de tafel, omdat de moeder / daar haar hand op legt. In het geluid / van de stemmen. Jezelf verstoppen in / een woord.”

Haar verzen zijn echo’s: tijdloze herinneringen, die van alle kanten en door alle tijdlagen heen onze oren bereiken.

Hun oorsprong is vaag. Je weet niet waar de wereld van het kind ophoudt en die van de volwassene begint, waar helderheid in waanzin omslaat.

Ook verlangens waaieren alle kanten op: ze wil een raam in het huis, maar doet het vervolgens dicht. Ze wil de liefde, maar dan “een liefde die buiten ons leven zou liggen, die ik zou kunnen verdragen terwijl ik zelf op een veilige afstand bleef”.

Mijnwerk van Kreek Daey Ouwens is een boek dat zich niet laat vangen, zelfs niet in een genre.

Zelf noemt ze haar flarden proza en poëzie “scherven”, omdat het verleden enkel in stukken kan worden opgeraapt, nooit als geheel.

Maar wie gedurende drie decennia, in verschillende fases van het leven, herinneringen uit het geheugen lepelt, kan een film afspelen.

De kroniek van een gezin, waarin elk jaar een kind werd geboren, ouders warme handen tekort kwamen, een gebroken grootvader en grootmoeder mee door het huis en over het erf schuifelden.

Er is ook een glansrol voor een bijzondere broer, Guillaume. Voor de naar hem genoemde bundel ontving Daey Ouwens vorig jaar de Prijs van de KANTL voor poëzie.

Hoewel ze eerder ook al was genomineerd voor de VSBPoëzieprijs en de Herman de Coninckprijs, kent Google haar amper.

Naar eerdere stukken over haar is het zoeken als naar een speld in een hooiberg.

Heeft men niet naar u gezocht of wilde u niet gevonden worden?

“Beide, denk ik. Je zult me niet gauw treffen op literatuurfestivals of poëzieavonden, net zomin als hier in het wooncomplex op dans- of speeddate-avonden.

“‘Waarom kom je niet? Hoef je geen man meer?’, vragen ze me vriendelijk.

“Ik pas daar niet in. Het heeft met verlegenheid te maken, wat vaak wordt gezien als iets charmants, maar dat is het absoluut niet.

“Je wil wel deelnemen aan het leven en met anderen in contact treden, maar je kunt niet.

“Zo dodelijk verlegen en geblokkeerd als in mijn tienertijd ben ik gelukkig niet meer. Ik ben gewoon graag thuis.

“Ik ben eenzaam in de letterlijke betekenis van het woord: een-samen, samen met mezelf.

“Omgekeerd heeft men ook niet naar mij gezocht. Dat komt, vermoed ik, omdat men niet goed raad weet met mijn werk.

“Is het proza? Is het poëzie? Zelf vind ik dat etiketje onbelangrijk. Het is gewoon mijn werk.”

Het is stil in Mijnwerk. Er kraakt wat sneeuw, vogels vliegen op, er wordt een wiegeliedje gezongen. Is de stilte uw gezel?

“Hoewel mijn werk over de stilte gaat, zijn de geluiden heel bepalend.

“Als het stil is hoor je alles.

“In een groot gezin – we woonden met vijftien onder een dak – zijn er altijd stemmen om je heen. Ik zat vaak in de badkamer om even alleen te zijn.

“Wellicht zocht ik toen al de stilte in mijn hoofd. Want alleen als het daar stil is, kun je de woorden vinden.

“Mijn grootvader noemde mij Kreek, in de echte betekenis van het woord: ‘stil water’.

“Als kind zat ik graag bij hem op schoot: een baken van rust in dat uitbundige gezin. Tot er een volgend kindje werd geboren, en ik plaats moest ruimen voor de baby.”

Moeten we in de stilte tussen de regels de betekenis van uw verzen zoeken?

“Het vele wit irriteert sommige lezers, maar ik heb de stilte nodig.

“Eigenlijk kan ik er niet goed tegen, tegen het schrijven. Het boort zulke diepe emoties aan, dat ik het niet langer dan een blokje volhoud.

“Daarna moet ik weg van de pijn, zelfs letterlijk: even opstaan en een rondje door de kamer maken.

“Ik zou de tekstblokjes aan elkaar kunnen naaien, maar als ik die beklemming voel, dan voelt de lezer die toch ook?

“Volgens mij heeft iedereen behoefte aan stilte, tenzij je er bang van bent, dan moet je ze wegkwebbelen.

“Ik hou zelf nochtans van langzaam en zorgvuldig proza, maar het zit niet in mij.

“Ik eindig nog eens met een punt – dat moeten mensen ook maar verstaan dan.”

Een punt geconcentreerde spanning dan toch, want uw stilte schrijnt. Zeker die tussen uw grootouders.

“Weet je dat ik me geen enkel gesprek met mijn grootvader herinner? En van mijn grootmoeder weet ik alleen nog de uitdrukking ‘hang trane’, wat ‘aan de kant’ betekent.

“Hun stilte had, denk ik, te maken met een familiegeheim: hun oudste kind was op haar negentiende overleden aan een verkeerd uitgevoerde abortus.

“Van die dode tante hing bij ons thuis aan de muur een portret, waar verder nooit iets over werd gezegd.

“Telkens als de kerkklokken luidden – we woonden pal tegenover de kerk – keek mijn grootvader naar dat portret en dan veegde hij met zijn zakdoek zijn ogen droog.

“Als kind begrijp je niet wat er gaande is, maar je ervaart wel de pijn en wanhoop van de volwassenen.”

Uw werk gloeit van verlangen naar handen, naar fluisteren, naar liefkozingen. Kwam u tekort?

“Wat wil je? Mijn moeder leidde een fabriek.

“Ik was ontsteld en jaloers elke keer dat ik haar een nieuwe baby op het molton dekentje zag wassen en haar er liefelijk tegen hoorde praten.

“Er waren ook twee broertjes met een beperking, die extra aandacht nodig hadden.

“Bij mijn vader kwam je al helemaal niet in de buurt. Hij was een zachtaardige man, maar echt het type dat op zondag het vlees snijdt. Emoties brachten hem in verlegenheid.

“Wie was hij? Wie was mijn moeder?

“De enige die doorzichtig is geweest is mijn grootmoeder. Ze was ook de enige die een beetje tegemoetkwam aan mijn hunkering, al heb ik dat verlangen misschien zelf opgevuld in mijn schrijven, dat kan ook.”

U noemt uw grootmoeder die haar handen warmt aan de thee uw “liefste herinnering”.

“Ja, en het hoeft maar even, hé.

“Mijn grootmoeder runde de sigarenwinkel voor in het huis. Tijdens haar pauze hing ze het bordje ‘gesloten’ aan de deur en dan kwam ze bij ons in de huiskamer zitten. Te dicht, wat ik ook weer eng vond. Maar goed, wellicht is ze daarom zo aanwezig in mijn werk.

“Zelfs als ik me voorneem om het niet over haar te hebben, dringt ze zich aan me op. Terwijl ze bij leven al verdween.

“Als ik aan haar denk, zie ik haar ogen, die altijd een beetje wegkeken. Kijk niet naar mij, ik ben er niet. Aangezien ik niet wil dat ze verdwijnt, zit er niks anders op dan haar terug te zoeken en overeenkomsten te vinden.

“Misschien doe ik haar onrecht, want met wat voor recht eigen je je iemand toe?

“De grootmoeder is natuurlijk ook een metafoor voor isolement en eenzaamheid.”

Telkens als u over de eenzaamheid schrijft, verwacht u iets, wil een vers. Verwacht u geluk?

“Eerder troost. Geluk is te groot. Ik heb ernaar verlangd, zeker, maar ik heb ook altijd geweten dat het ongrijpbaar is.

“Ik heb geluksmomenten gekend, wat volstaat voor een rijk leven. Geluk hoeft niet langer te duren dan een moment. Stel je voor dat het geluk blijft duren. Dat is toch niet te doen?”

In uw werk keert u telkens terug naar uw geboortedorp Lindenheuvel. Bent u er nooit vertrokken?

“Ik herinner me dat toen we gingen verhuizen, ik was acht, ik achter de verhuisauto ging staan en met de grootspraak van een kind zei: ‘Ik zweer dat ik terugkom!’

“Die belofte heb ik pas vorig jaar ingelost. Toen ben ik met een vriend naar Lindenheuvel (een in de mijntijd opgetrokken Limburgs dorp, red.) teruggegaan om er verbijsterd vast te stellen dat het in mijn beleving grote huis helemaal niet groot was.

“Dat er nu in de plaats van de sigarenwinkel een café zit, en dat waar mijn grootmoeder achter de toonbank stond nu een grote meid met tatoeages achter een bar staat.

“Toch voelde alles op een vreemde manier heel vertrouwd. Ik herkende meteen de donkere sfeer, wist nog precies welke deur naar welke kamer leidde en kon zo de geur van mijn grootmoeder en de sigaren oproepen.”

U heeft als kind dan ook uitzonderlijk goed gekeken en geluisterd. Heeft u wel genoeg gespeeld?

“Ik was een wild kind. Altijd buiten, altijd rennen en springen, en achter in de tuin kunstjes doen aan de rekstok. Misschien was ik fysiek zo in de weer om het denken te verjagen.

“We sprongen ook vaak van de trappen aan de pastorie. Telkens een tree hoger, tot we van de allerhoogste tree durfden. Je kon zo een been breken!

“Eigenlijk moet je nooit teruggaan, want toen ik er vorig jaar terugkwam, zag ik dat het een klein trappetje was. In het dorp zelf was al het lieflijke verdwenen. Alleen de kerk is nog hetzelfde.

“Het was bijna schokkend hoezeer ik thuiskwam in de geur van boenwas en zweet. Toen mijn vriend en ik er even op de stenen gingen zitten, dacht ik: ik ben niks opgeschoten.”

Vindt u, net als uw grootmoeder, heimwee het moeilijkst?

“Ik heb geen heimwee naar mijn geboortedorp, wel naar de mensen daar en toen. Het leven gaat zo voorbij.

“Er zijn veel soorten heimwee, zelfs Heimweh nach vorn: naar wat nog moet komen, naar wat misschien nooit komt.

“Je kunt zelfs heimwee hebben naar verlangen. Want het hunkeren blijft, hoor.

“Soms weet je niet eens naar wat je hunkert. (lacht)

“Ik vertrouw nooit mensen die terugkijken op hun idyllische kindertijd. Alsof die bestaat.

“Aangezien je als kind alles het zuiverst voelt, ervaar je ook de wreedheid in de wereld op z’n puurst.

“Het is nogal wat om een kind te zijn. Een kind van 81. Want wat is dat toch voor een vreemde aanname, dat je wijzer wordt naarmate je ouder wordt?

“Ik vind mezelf nu niet wijzer dan toen ik een kind was. Als dat te veel voelen eens zou ophouden, maar ja, wie ben ik dan?

“Mijn man zei altijd dat ik vier ben gebleven, maar daarmee deed hij me tekort. Acht lijkt me juister.”

Misschien was u op uw achtste al wel 81?

“Je kunt het omdraaien, ja. In de omkering ligt vaak het antwoord.

“Ik was laatst zeer onder de indruk van William Boeva, die te gast was in Het huis op VRT.

“Eerst was de cabaretier aan het grappen en grollen, maar in de loop van de dag en de nacht kwam hij uit bij de ontstellende, existentiële eenzaamheid van een kind dat werd geboren met korte armen en benen en 23 operaties onderging.

“En dan, ineens, kwam de relativering via de omdraaiing. Als ik 2 meter lang was geweest, zei hij, maar geboren in een wereld vol kleine mensen, dan had men mijn armen en benen moeten afhakken.

“Zo ook voelt het bijna als een bevrijding om acht en 81 om te keren. Weten en niet weten.

“In mijn schrijven ga ik als een kind op zoek naar schatten, goed wetende dat ik te veel weet om er nog bij te kunnen.

“Het is dat voortdurende zoeken naar onwetendheid wat me voortstuwt.”

“Klik. We draaien rond de wereld. We vallen. We staan op. We zijn samen. We zijn onwetend en gelukkig.”

“Die regels zijn mijn mantra. Ik kon niet ophouden ze telkens weer neer te schrijven. Onwetend en gelukkig, vooral dat.

“Omdat je onwetend bent, kun je gelukkig zijn.

“Hoewel ik het leven als steeds lichter ervaar, zit er wel een onverklaarbare, existentiële angst in mij. Als kind al was ik heel behoedzaam en angstig.

“Als mijn grootmoeder me naar de zolder stuurde om appels, stond ik doodsangsten uit op de trap.

“Nu ben ik bang voor de wereld. Ook ’s nachts ben ik nog bang. Ik zal nooit met mijn rug naar de deur gaan liggen. Hoe streng ik mezelf ook toespreek – ‘Stel je niet aan!’ – het helpt niet.

“Sommige mensen geloven dat ik in een vorig leven op een gruwelijke manier ben aangevallen of zo, ik weet het niet.

“Sommige mensen zijn ook existentieel blij. Of lijken het toch te zijn.”

Bent u al vroeg begonnen met schrijven?

“Helemaal niet. Ik ben jong getrouwd, heb snel twee kinderen gekregen en het was pas toen zij groot waren, dat ik avondgymnasium ben gaan volgen. Ik moest weer opstellen schrijven en toen merkte een leraar op dat ik er iets mee moest gaan doen.

“Maar voor je dat durft, laat staan de weg vindt naar de literaire wereld …

“Voor die tijd lag ik ’s nachts al wel in mijn hoofd gedichten te bedenken, maar ik vond het al te gek en aanstellerig om daarvoor op te staan.”

U heeft nog steeds een verlegen verhouding tot woorden, niet?

“Ik gebruik weinig woorden, maar ik heb er gewoon niet meer. Veel valt enkel te voelen. Woorden zijn geheimen. Je moet er voorzichtig mee omspringen, want ze uitspreken verandert iets aan de mensen.

“Soms ook zijn woorden wondermooi, maar dan heb je ze weer niet nodig.

“‘Wie heeft de woorden bedacht en waarom?’ heb ik weleens geschreven. Ooit zijn ze er niet geweest. De dieren hebben ze nog steeds niet nodig.

“Soms vraag ik me af of het erg zou zijn als de mensheid zou ophouden te bestaan. Want wat doen we toch met dit leven?

“Vechten, vernietigen en vluchten.

“Let wel, ik houd van het leven en van de mensen. Het is niet omdat ik geen contact met ze maak, dat ik niet van ze hou. Misschien hou ik wel te veel van ze om ze dichtbij te laten komen.

“Dat is het lastige van liefde: ze kan te veel zijn. Dan loop je er maar gauw weer van weg.”

Van liefde gesproken: “Een klein katje wordt geboren. / Het katje beeft. / Het katje denkt aan niets. / Bemint razend.” Is dat uw broer Guillaume in een paar lijnen?

“O, ja, totaal!

Guillaume kwam als een heel mooi jongetje ter wereld, maar bleek later een beperking te hebben. Wat hij precies had, is nooit duidelijk geworden. Misschien was het iets genetisch.

“Ik heb nog een tien jaar jonger broertje, ook met een beperking, maar dat is anders.

“Hoe het ook zij, Guillaume had het vermogen om zich te binden en daardoor kon hij ook mensen met elkaar verbinden. Van alle doden in en buiten ons gezin, missen we hem het meest.

“Toen we op de avond van de uitreiking van de Prijs van de KANTL voor poëzie Gent binnenreden, reed er voor ons een vrachtbusje waarop ‘Guillaume’ stond. Oh, mijn hart! Ik werd er helemaal kalm van. Hij ging gewoon met me mee.

“Ik had, moet je weten, nachten wakker gelegen, omdat ik niet wist wat ik in mijn dankwoord moest zeggen. Tot ik bedacht dat ik daar namens Guillaume moest spreken.

“Ik stond er die avond heel sterk, terwijl ik meestal sta te trillen.”

“Guillaumes bucketlist: Papa zegt: Jij bent een slimme jongen.” Ook hij hunkerde, net als u.

“Toen Guillaume als eerste jongetje na drie meisjes werd geboren, was mijn vader gelukkig als nooit tevoren. Daarna kwam de teleurstelling.

“Mijn vader had buitenmatig veel verantwoordelijkheidszin, hamerde er steeds op dat we op tijd moesten komen. En dan kreeg hij een kind dat niet kon voldoen aan die wetten.

“In die bundel, die een wij-beleving is, wilde ik ook zeker mijn vaders onmacht en pijn benoemen. En zijn liefde, want na zijn dood vonden we een brief: ‘Beste kinderen, zorg goed voor Guillaume en voor jullie moeder.’ Dat zegt alles.”

Bestaat een leven onvermijdelijk uit jaren van rouw?

“Zelfs als er in je leven nog geen doden zijn, rouw je al om dingen die voorbij zijn. Om de vergankelijkheid, om voorbije mooie momenten, om het verloren geluk.

“Mensen vinden het moeilijk dat iets voorbij is. Ze willen altijd alles vasthouden, maar je kunt alleen maar jezelf vasthouden. En weet je wel dat je het zelf bent?

“Soms is rouw alles wat je hebt. In die zin is rouw ook troost, want je kunt er in je fantasie mee doen wat je wilt.

“Rouw is een andere werkelijkheid. Net als poëzie.

“Aangezien we in ons gezin niet geleerd hebben om te praten en te huilen, kan ik het niet. Het is meer een huilen dat diep in mij blijft druppelen.

“Vijftien jaar geleden is mijn man gestorven, maar het voelt als gisteren. Het verdriet overvalt me op de meest onverwachte momenten. Maar als dat ophoudt, houdt ook de herinnering op en dat kan niet.”

Moeten we razend beminnen?

“Zeker! Maar je moet ook oppassen met liefde, want ze bloedt. Altijd.

“Ik hou van jou, ik blijf je trouw – daar geloof ik allemaal niet in. Liefde doet pijn, ongeacht of ze eindig is of niet.

“Vroeger was ik bang voor de liefde. Het is ook zo’n onbegrijpelijk groot gevoel, hé. Je moet beseffen dat je van de ander alleen maar het stuk liefhebt dat bij jou past.

“Dat kan lang duren, dat kan mooi en bijzonder zijn, maar wees niet verbaasd als je op een dag ontdekt dat de ander iemand anders is dan je dacht.

“‘Wanneer je het geluk hebt van iemand te houden kun je door hem heen kijken’, schrijf ik, maar je ziet nooit het hele plaatje. Juist niet.

“Mensen praten het liefst over hun mooie huwelijk of hun goede relatie. Maar juist in zijn totaliteit is het een huwelijk of een relatie, inclusief de eenzaamheid en de voortdurende verstikking.”

“Dat liefde klauwen heeft als een kat, en langzamerhand verdwijnt zoals de vogel die hij opvreet.”

“Het tekort is des mensen, en dat is niet erg. Dat moet een keer op mijn grafsteen komen te staan: ‘Het is niet erg.’

“Mijn kleinzoon van dertien vroeg me een keer of ik wel wist hoe irritant het is dat ik niks erg vind.

“Daar moest ik even over nadenken. Naarmate je ouder wordt, is het natuurlijk ook allemaal niet zo erg. Erg is niet zo erg.”

Mijnwerk
Mijnwerk
Guillaume

Kreek Daey Ouwens
Kreek Daey Ouwens Beeld © Daniel Niessen

Lees meer interviews

Het leven – Een gebruiksaanwijzing


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven