Voor mensen als Joke van Leeuwen heeft men ooit ‘de enige echte’ uitgevonden. Een uniek kunstenaar, met volstrekt uniek werk voor drie- tot honderdjarigen. Maar kent ze ook de kunst van het leven? ‘Ik denk: wat kan ik doen om me hieruit te redden?’
Jelle Van Riet – De Standaard
‘Denk nooit: ik heb het allemaal gezien’
Joke Van Leeuwen
De videobeelden van het Camerettenfestival in 1978 liegen er niet om. Beginnend cabaretier Joke van Leeuwen, die eerder dat jaar ook haar eerste kinderboek had gepubliceerd, zou zich door niets of niemand laten stoppen.
We zien een onstuitbaar veulen, trappelend om te doen wat ze al van kleins af aan wou: schrijven, dichten, tekenen en performen.
In alles – andere talenten als op de handen staan, handvliesfluiten en Donald Duck imiteren nog buiten beschouwing gelaten – was ze ‘helemaal-beter-dan-alle-anderen’.
Onze mening, haar term, gestolen uit Dát bedoel ik, zei de zalm.
De afgelopen vijfenveertig jaar hebben ontelbaar veel kleintjes en groten, lezers en toeschouwers, jury’s en koningin Mathilde haar werk in hun hart gesloten.
Lof, hulde en duizend-en-een trofeeën waren haar deel. Maar ‘gearriveerd’ voelt Van Leeuwen zich op haar zeventigste allerminst.
‘Je zult een beginner zijn tot aan / het einde, passeert wie gearriveerd / lijken, gesetteld geboren, zwaait in / het voorbijgaan: dag zit het daar fijn?’ schrijft ze in het epische gedicht ‘Levenslust’.
Zo wil ze in het leven staan, even beweeglijk als de wind die vaak door haar boeken waait.
‘Het leven is een voortdurend worden. Ik ben nu een beginnende bejaarde, dat ben ik ook nooit eerder geweest’, zegt ze zeven hoog, thuis in Antwerpen.
En intussen gaat alles wel gewoon onverminderd door: ze maakt boeken, treedt op voor drie- tot honderdjarigen, gaat nieuwe avonturen aan.
Over die onbedwingbare scheppingsdrang schreef ze in 2018 in Ons Erfdeel:
‘Het is een opdringerige en tegelijkertijd gelukscheppende aanwezigheid, zozeer dat als een verhaal of dichtbundel voltooid is, er na de voldoening een hinderlijke leegte ontstaat en ik me tijdelijk, zij het nooit lang, een werkloze voel, klaar voor een nieuwe ingeving die genoeg potentie heeft om ermee te gaan worstelen.’
Wie is Joke van Leeuwen?
Schrijfster en kunstenares Joke van Leeuwen (70) wordt zowel door kinderen als volwassenen gelezen. Ze woonde als kind al een tijdlang in België en studeerde hier ook. Haar poëzie, romans en non-fictie zijn meermaals bekroond.
Scheppen als drugs, al speelt misschien ook een zekere geldingsdrang mee, voortgevloeid uit het feit dat ze is ‘geboren als een zij en gottegot wat een gedoe / dat wie geboren als een zij met lijf dat / alles kan door heelder maatschappijen / weggepraat achter wie man’.
De versregels komen uit ‘Aan tafels’, maar ook in haar kinderboeken laat Van Leeuwen meisjes opkomen voor zichzelf.
In Ik heet Reinier en ons huis is afgebrand klaagt Ietje, een schim uit de jaren 50, erover tegen Reinier dat haar zusjes en zij gepest worden.
‘Ze zeggen dat jongens overal goed in zijn en dat meisjes niks kunnen. Maar ik kan wel wat. Ik kan op mijn hoofd staan en drie zinnen zeggen in het Frans. Bonsjoer madaam. Papaa fuum uun piep. Sjee bjen dormie.’
Van Leeuwens personages laten zich niet wegzetten. Ze zijn geëmancipeerd, ondernemend, op zoek naar beter en mooier. En ze hebben de superkracht van de verbeelding.
‘Meisjes mogen niet kwaad worden’, zegt een meester in Ik heet Reinier en ons huis is afgebrand. Werd u daar juist heel erg kwaad om?
‘Als kind groei je op met een vanzelfsprekendheid, maar vanaf mijn tiende ging ik me vragen stellen en kwam ik innerlijk in opstand tegen rare regels als: meisjes moeten handwerkjes maken, de jongens mogen houtbewerken.
´Ik wou liever houtbewerken, zou daar ongetwijfeld beter in geweest zijn dan in handwerkjes, maar dat mocht niet.
´Ook door wat ik in voorlichtingsboekjes las, besefte ik dat er iets niet klopte met de man-vrouwverhoudingen.
“De vrouw staat tussen het kind en de man in”, las ik dan, alsof je als vrouw niet echt volwassen bent of zonder jongen niet weet wat seks is. Dat je voor een orgasme niemand anders nodig hebt, moest ik zelf ontdekken.
´Tot voor kort werd in biologieboeken de clitoris weggesneden of verzwegen vanuit de patriarchale opvatting van de vrouw als tweede sekse.
´In mijn jeugd leefde nog in hoge mate het idee: meisjes zijn passief, vriendelijk, altijd bereid om de afwas te doen.
´Ik wist al heel jong dat ik later wou tekenen en schrijven, zonder te weten of het zou lukken, want veel voorbeelden waren er niet. Pas bij de tweede feministische golf, ik was zestien toen die begon, kwam ik erachter dat wat ik in mijn eentje had zitten denken een algemenere manier van denken en protesteren was.
´Tot dan dacht ik dat ik anders was dan wat van me werd verwacht, als meisje.’
‘Ik zie mezelf zitten, negen jaar op aarde en verlangend, zonder te begrijpen waarnaar precies’, zegt Dinka in Mijn leven als mens.
‘O ja, en ook elf, dertien en vijftien jaar op aarde – je hunkert wat af als je jong bent. Op mijn dertiende was er natuurlijk die ingrijpende verhuizing met het gezin, van een Nederlands dorp naar Brussel.
´Dat was een verwarrende tijd, die ontzettend belangrijk is geweest voor mijn werk. Alles wat tot dusver vanzelfsprekend was geweest, was plots typisch Hollands.
´Daar kwam nog bij dat het bij mij allemaal niet zo snel wilde groeien, waardoor ik het gevoel had dat mijn hersenen ouder waren dan mijn lijf en ik kinderachtig benaderd werd.
´Op die leeftijd schreef ik een gedicht dat eindigde met “ik weet dat ik niet weet ik weet het”. Later kwam ik erachter dat dit iets van de Oude Grieken was, maar dat wist ik toen nog niet.
´In mijn hoofd was ik dus al met dat soort gedachten bezig, maar die borstjes wilden maar niet opschieten. Geest en lichaam kwamen niet samen, dat was erg lastig.’
Ondersteboven
In Ik ben Frederik, zei Frederik, wordt een man, werkzaam in het Knipkantoor, na het uitknippen van een bericht kleiner en jonger.
´Als volwassene in het lichaam van een kind wordt hij niet langer geloofd, maar hij herontdekt wel het huppelen, en dat je van een stok en een appel een baby kunt maken.
´Die dubbelheid is Van Leeuwens signatuur: het leven zit vol gevoeligheden en onzekerheden, ook als je kind bent, maar de verbeelding laat toe de dingen anders te zien. In spiegelbeeld. Ondersteboven. Vanuit het perspectief van een ‘meisje van elders’.
Door van Italo Calvino’s ‘nadenkende lichtheid’ haar credo te maken, eert ze haar beide ouders: de progressieve dominee ‘die het bestaan bleef bevragen zonder stellig te worden in zijn pogingen tot antwoord’ en haar montere moeder, die met de kinderen zong en toneelspeelde, ‘en soms zo moest lachen bij het voorlezen dat ze haast onverstaanbaar was’.
Joke van Leeuwen groeide op als de vierde van zes kinderen in een artistiek protestants nest.
‘In niks te vergelijken met de achtergrond van Marieke Lucas Rijneveld, Guus Kuijer of Jan Siebelink’, haast ze zich te zeggen.
‘Wij kregen geen erfenis van zonde en schuld op onze nekjes. Het was een vrolijk en vrijdenkend protestantisme: in het geloof werd het leven gevierd.’
Elke avond werd er – moeder aan de piano – samen gezongen en voorgelezen. Bijbelteksten, gezangen, kinderboeken, de huiscultuur liet veel toe.
Vooral in Van Leeuwens poëzie weerklinkt haar muzikale erfenis.
‘Levenslust’ en ‘Aan tafels’ zingen en swingen dat het een lieve lust is. Toon, binnenrijm en klankenrijkdom stuwen de lezer voort.
‘Ik heb dat met z’n allen rond de piano altijd als een mooi ritueel van verbondenheid ervaren. Zelfs als we niet snapten wat we zongen, zongen we samen, daar ging het om.
´Ik wou niet de moeder van een groot gezin zijn, maar vond het wel leuk om een kind in een groot gezin te zijn.’
In ‘Levenslust’ heeft u het over ‘almaar af te dragen kleren’ en een ‘verstelnaaister’. Heeft u zich als kind arm gevoeld?
‘Hoewel academisch gevormd zijn dominees niet goed betaald, maar we hebben er nooit last van gehad.
´We konden maar één keer per jaar op een terras wat drinken, maar mijn ouders maakten feestdagen mooi door ’s morgens een klassieke plaat op te zetten, loeihard, zodat de muziek door het hele huis klonk. Dan wisten we: het is een feestdag.
´In de kersttijd hadden we een boom met echte kaarsjes, en dan gingen we daar met z’n allen rond zitten en vertelde mijn vader een kerstverhaal. Gevaarlijk en doodeng, als je er nu aan denkt, met die vlammetjes in zo’n droge boom, maar je vergeet het niet.
´Net zomin als de momenten waarop de verstelnaaister langskwam. Alle kleren van de vier meisjes werden op tafel gelegd. Wat mijn oudste zusje niet meer paste, moest ik aantrekken om te zien wat eraan kon worden verbeterd. Dat ging zo van het ene kind naar het andere.
´Het was altijd een hele leuke middag, als we daar met mekaar in ons ondergoed kleren aan het passen waren.’
Uw pizzabodem is stevig gebakken. ‘Als die niet met liefde is gebakken en niet sterk genoeg is,’ zegt Reiniers vader, ‘blijven de stukjes groente en kaas en zo niet goed liggen.’
‘Wie in de kindertijd geen liefde en geborgenheid heeft gekend, heeft daar een leven lang last van. Dan zakt de pizza door. Dus zou je de beste mensen voor kinderen moeten neerzetten, met kunde en enthousiasme om de dingen van het leven en de cultuur mee te geven.
´In Nederland gaat men erg slordig om met cultuureducatie. Muziekacademies zijn er wegbezuinigd. Dat die in Vlaanderen in godsnaam blijven, ook de woordacademies!
´Laten we zorg, onderwijs en cultuur niet verwaarlozen!´
´In het neoliberalisme draait alles om presteren, concurreren en excelleren, en is men maatschappelijk wezenlijke dingen als een kostenpost gaan zien. Maar het zijn investeringen: in de pizzabodem. En niet iedereen moet beter zijn dan iemand anders.
´Het gaat erom dat je de kans krijgt om uit te vinden wie je bent, wat je kunt en wat je graag doet.’
De wereld is er niet naar om er fluitend in rond te stappen. Houdt u desondanks van het leven?
‘Er is altijd het besef van de moeizaamheid, dat zeker. Weten dat er van alles moet gebeuren voor het klimaat maar het toch niet gebeurt, omdat mensen met macht hun winstmaximalisatie blijven vooropzetten.
´Grote spelers strooien ons zand in de ogen door te doen alsof ze geven om het klimaat en de politiek kijkt niet genoeg naar wat er moet gebeuren, maar denkt in partijen.
´Om los daarvan het zoveelste mannetje in de wereld niet te noemen dat het met z’n machtsgedonderjaag voor miljoenen anderen naar de knoppen helpt.
´Rusland, Saoedi-Arabië, Afghanistan, Iran …
´Dan denk ik: jongens, je bent zeventig à negentig jaar op de wereld, maak het nou niet weer kapot voor miljoenen anderen. Daar word ik dieptreurig van. Het enige wat je ertegen kunt doen, is in al je beperktheid met je eigen leven toch een ander verhaal proberen te vertellen. En zeker je levenslust niet te laten afpakken.’
‘Ik ben, nee, ik héb zeventig’, schrijft u in ‘Aan Tafels’. De jaren als een geschenk. Voelt u ook een zekere hoogdringendheid?
‘Er is geen reden om te denken dat ik haast zou hebben. Alles werkt nog naar behoren. Het schrijven gaat zelfs vloeiender dan toen ik dertig was.
´Jammer aan mijn leeftijd is dat die gepaard gaat met rimpeltjes – ik smeer mijn gezicht in met een crème waarin hyaluronzuur zit, uit een piepklein potje dat vooral uit glas bestaat, maar het positieve is dat de vroegere onzekerheden zijn verdwenen. Ik ervaar nu een soort rust.
´Ik loop rond als een levend mens die nog een poosje heeft en denkt: dit vind ik leuk, dit doe ik. Het is ook prettig dat ik nog steeds meedoe. Als ik blijf zoals ik nu ben, kan ik rustig negentig worden. Ik weet natuurlijk niet of het zo blijft, maar daar ga ik niet over zitten denken.
´En ja, er zijn dingen waarvan ik het jammer vind dat ze zijn zoals ze zijn, maar ik denk dat ik beter dan vroeger kan leven met mijn omstandigheid.
´Ik heb er niet voor gekozen om alleenstaand te zijn – alleengaand heet dat tegenwoordig – maar de situatie is zoals ze is, ik ben zoals ik ben. Ik ben gezond, alles doet het, er is veel moois, nou, laten we leuk verder gaan met leven.’
Wie graag leest, beweert Erik De Cuyper, kent geen eenzaamheid.
‘Via het lezen krijg je gezelschap in een boek, dat klopt. En als ik aan een roman werk, weet ik me omringd door die personages. Maar er zijn momenten waarop ik denk: ik ben alleen en voel me alleen.
´De eerste keer dat ik het alleen-zijn echt als alleen-zijn heb ervaren was in de jaren 90, na mijn scheiding. Die eerste zomer en kersttijd waren lastig, maar intussen heb ik een evenwichtige soort van alleen-zijn.
´Ik verveel me nooit, hoef nooit te denken: wat ga ik vandaag doen. Ik sta vroeg op, in één keer, huppakee, en als ik nergens heen moet, ga ik aan mijn bureau zitten en ik begin.
´Ik heb nu ook goeie wandelschoenen en ga soms vier uur wandelen. Als ik iets in mijn hoofd heb, doe ik het. Ik doe die schoenen aan en loop weg, naar de Hobokense polder of de overkant van de Schelde.
´Na een uurtje of twee lunch ik ergens en dan kom ik terug. Dat is weer iets nieuws dat ik prettig vind.’
Mist u het ‘bevoelen betasten begeren’?
‘Ja, dat houdt niet op. Bevoelen betasten kan nog af en toe, maar ik ben niet meer zo begeerd. Wat een beetje stom is van die mannen, en van vrouwen die dan zeggen dat je niet lesbisch genoeg bent.
´Ook in dat opzicht komt het erop aan te leven met wat je hebt. Er zijn grote geluksdingen geweest, die er nu niet zijn, maar innerlijke vrede is voor mij heel veel. Als ik die kan houden, dan is het voor mij goed.
´Ik heb trouwens genoeg ervaringen gehad die niet blij maakten en zelfs invloed hebben gehad op mijn werk.
´Ergens eind jaren 90 vond ik mezelf niet meer zo springerig, een beetje treurig, de liefde was voorbij, kon ik nog wel voor kinderen schrijven? In 2014 heb ik, in een woelige overgangsfase, beslist om de roman waaraan ik bezig was, De onervarenen, even los te laten.
´Mijn personages waren net aan de andere kant van de oceaan aangekomen met de boot en daar heb ik ze toen een tijdje in de haven laten liggen, terwijl ik het kinderboek Mooi boek maakte. Toen ik weer gesetteld was, heb ik de roman opgepakt en wist ik opeens hoe de personages – samen met mij – aan land moesten komen.’
Moeten we, zoals uw personages, de koe bij de horens vatten en zélf achter het geluk aan gaan?
‘Ik heb me, mede door mijn plek in het gezin, altijd een buitenbeentje gevoeld. Ik ben het tweede meisje, zit tussen de groten en de kleintjes in, en was introverter dan mijn oudere zus.
´Ik had al jong het gevoel dat ik op eigen kracht moest vliegen, zelf oplossingen moest bedenken. Een beetje zoals Jona in Ik ben hier!, die hoewel ze als enige wordt achtergelaten in het stadje nadat het water is gekomen, niet bij de pakken blijft zitten. Ze gaat actief op zoek naar hoe ze zich eruit kan redden.
´Zo ben ik ook. Ik denk: wat ga ik doen om hier overheen te komen?
´Na mijn scheiding heb ik mezelf twee taken gesteld: Spaans leren en fotoshoppen. Van dat laatste heb ik inmiddels twintig jaar profijt, het Spaans gaat langzaam, maar ik ben er nog steeds mee bezig.
´Tegenwoordig krijg ik via het appje Nu beter Spaans elke dag een testje met vier vragen. Als ik 100 procent haal, is mijn ritueel: Ja-ah-ah, jè-èh-èh, 100 procent goed!’ (Armen in de lucht.)
‘Alles is misschien wel zoals het nu is, maar veel had natuurlijk net zo goed anders kunnen lopen’, schrijft u in de roman Hier. Is het leven een kwestie van keuzes?
‘Veel is niet vanzelfsprekend. Ik was in de twintig toen ik plotseling besefte dat keuzes een enorme consequentie hebben, meer dan je denkt.
´Na mijn scheiding ben ik in Maastricht gebleven tot mijn zoon uit huis ging, maar toen dat huis in 2002 werd verkocht en gesplitst, bedacht ik: ik kan nu minder leuk gaan wonen in Maastricht, maar ik kan ook naar Antwerpen teruggaan, waar ik vrienden heb. Ik vond dat behoorlijk spannend, wist niet of het zou lukken.
´Toen ik stadsdichter werd, was dat voor mij de bevestiging dat ik de juiste keuze had gemaakt: zie je, hoewel ik niet hier geboren en getogen ben, willen ze me toch als stadsdichter.
´Ik ben van twee landen, en soms val ik tussen wal en schip omdat ze niet weten wat ze met me aan moeten, maar Antwerpen heeft mij geadopteerd zoals ik Antwerpen heb geadopteerd. Dat was voor mij een belangrijk moment.’
Als we Dinka mogen geloven voelt het na de dood als na het nemen van xtc: ‘er is een overdaad aan liefde’. Wat denkt u?
‘Voor die roman heb ik een beetje gelezen welke beelden men in diverse godsdiensten van het hiernamaals heeft, waarna ik vanuit mijn verbeelding een eigen hiernamaals heb gecreëerd.
´Ik heb nooit xtc of andere drugs genomen, maar ik heb in Suriname eens een fantastische ervaring gehad. Na een zelfgemaakt ontbijt en kopje thee was ik later die ochtend helemaal in de wolken.
´Ik voelde een enorm groot geluksgevoel dat niks met mijn ikje te maken had. Het gevoel overheerste dat alles eigenlijk eenvoudig is. Er zat heus niks in de thee, misschien was het de Surinaamse lucht, ik weet het niet.
´Na mijn dood, zo stel ik het me voor, blijft alleen iets van energie over en zullen al die atomen en moleculen waar ik uit bestond ergens anders terechtkomen.
´Niet dat iemand dan later zegt: “Ha, daar hebben we Joke van Leeuwen. Meet the others.”
´Via de verbeelding kun je daar natuurlijk wel komen, net zoals ik als kind nog nooit buiten Nederland was geweest, maar in mijn gedachten op een walvis de wereld over ging.’
Voorlopig wilt u vast dat uw vege lijf nog blijft, geduld heeft als het wit van erkannogvanallespapier?
‘Denk nooit: ik heb het allemaal gezien. Het gaat erom dat je blijft kijken, je blijft verwonderen, blij blijft zijn als je weer bloesembomen ziet.
´Het is belangrijk om iets kinderlijks te behouden. Dat je sneeuwbessen tussen je vingers laat knappen, de helikoptertjes van de esdoorn op je neusbrug plakt, door groen glas kijkt, de geur van een vers geplukte appel opsnuift.
´Het woord kinderlijk wordt vaak verkeerd begrepen, maar het betekent dat je een zekere speelsheid behoudt en je niet ikikikbelangrijk acht. Dat belang van een mensje dat hier enige tientallen jaren op de aarde rondhobbelt is behoorlijk relatief.
´Op een begraafplaats in Berlijn zag ik eens op een grafsteen van een man schatkistbewaarder staan. Dan denk ik: man, je bent hartstikke dood. Je hebt geleefd en liefgehad, daar gaat het om. Praalgraf of niet, je bent een van de vele zandkorrels.’
Tot slot, uit Jona’s vragenlijst: Waar word ik blij van? Van a. knuffelen, b. niet gestoord worden, c. taart met stukjes chocola, d. een eigen hond, e. anders … Wat kiest u?
‘A en B! Die moeten allebei. Enerzijds genoeg knuffelen opdat de hormoontjes zouden opspringen en anderzijds ongestoord geconcentreerd kunnen werken. Daar wil ik wel drie taarten voor weggeven. Alleen al omdat ik ze niet maken kan.’
Lees meer interviews
Het leven – Een gebruiksaanwijzing
Bron: De Standaard