Ilja Leonard Pfeijffer (54) noemt het ‘een grote eer’ dat hij gevraagd werd het Boekenweekgeschenk te schrijven. Alvast één iemand is heel blij met Monterosso mon amour. ‘Mijn moeder verzamelt ze allemaal en nu is haar collectie compleet. Dat legde wel wat extra druk.’
Mark Coenen – De Morgen
Naast een lintje van de koning is het schrijven van het Boekenweekgeschenk een ambitie dan wel een droom van iedereen die in de Nederlandse literatuur werkzaam is.
De lijst van auteurs die zo’n novelle mochten maken, leest als een indrukwekkende ‘wie is wie’ van de literatuurgeschiedenis, maar wel die van boven de Moerdijk, want aan Vlaamse kant viel de eer slechts zes schrijvers te beurt. Hubert Lampo, Marnix Gijsen, Hugo Claus, Tom Lanoye, Dimitri Verhulst en in 2018 Griet Op de Beeck.
Pas sinds 2014 wordt de novelle ook in Vlaanderen verdeeld, maar de eerste uitgave dateert al van in de jaren 30 van de vorige eeuw. Alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er, met reden, gepauzeerd.
Slechts één keer mocht een beroemde buitenlander meedoen: Salman Rushdie schreef het geschenk van 2001. Zijn eenmalige passage werd door de lokale literaire wereld als bijzonder ongepast ervaren.
En voor de volledigheid: slechts één auteur haalde de eindstreep niet. De vierde man, de novelle van Gerard Reve, bedoeld om uit te komen in 1981, werd afgewezen vanwege ‘controversiële passages’. Een groot aantal boekhandelaren vond de onafscheidelijk met Reve verbonden herenliefde, waarover de schrijver op zijn bekende wijze lyrisch uitweidt in het boek, totaal onacceptabel.
Dit jaar is de maker van de novelle, die niet meer dan 29.000 woorden mag bevatten en geen letter meer, Ilja Leonard Pfeijffer.
Pfeijffer lijkt, qua uiterlijk, maar niet qua stijl, een beetje op onze Jeroen Olyslaegers, maar heeft een betere kapper en draagt ook duurdere pakken, waarin hij vriendelijk maar vorstelijk rondschrijdt in de Noord-Italiaanse stad Genua, waar hij sinds 2008 woont.
Pfeijffer begon als dichter en won met zijn debuut Van de vierkante man in 1998 al meteen de C. Buddingh’-prijs. In 2008 reed hij met zijn toenmalige vriendin op een tweedehandsfiets totaal onvoorbereid naar Rome. Daarbij passeerde hij Genua, waar hij zijn hart verloor en ook ging wonen.
Vele bekroonde bestsellers, gedichten, theaterstukken en krantencolumns later zette hij zich aan het Boekenweekgeschenk van 2022 dat volgende week verschijnt.
Het leverde Monterosso mon amour op, onvermijdelijk gesitueerd in Italië.
Monterosso is een van die vijf prachtige, maar jaarlijks door toeristen onder de voet gelopen dorpen van Cinque Terre, aan de Ligurische kust. Het boek is een virtuoos geschreven kleinood, vol zinnen die zo op een tegeltje kunnen: over de liefde, het toeval en hoe belangrijk het is om een belofte te houden.
Pfeijffer zou Pfeijffer niet zijn als hij niet op dezelfde virtuoze wijze voor zichzelf een rol in het boek had voorzien. Het verhaal begint en eindigt bij hem. Net zoals dit gesprek.
“Als mensen mij vragen of ik het schrijven van het Boekenweekgeschenk een eer vind, dan moet ik dat toegeven, want ik vind het ook echt een grote eer. Het is ook waar dat het al een tijdje stiekem op mijn verlanglijstje stond, ik wilde het heel graag doen.
“Het is ook een buitengewoon eerbiedwaardige traditie, sinds de jaren 1930 zo goed als onafgebroken, en alle grote schrijvers van de afgelopen eeuw hebben daar een bijdrage aan geleverd. Daarbij komt nog dat mijn moeder alle Boekenweekgeschenken verzamelt en nu is haar collectie compleet. Dat legde natuurlijk ook nog wat extra druk.”
En het bewijst alweer mijn stelling dat iedereen in zijn leven alles doet voor zijn moeder. Wist u dat het enige boek dat ooit geweigerd is in deze serie er een is van een van uw grote helden?
De vierde man van Gerard Reve is nooit het Boekenweekgeschenk geweest, al was dat initieel wel de bedoeling.
“Mij staat vaag iets bij van het verhaal. En dat maakt de traditie misschien nog eerbiedwaardiger, als er dat soort anekdotes aan verbonden zijn.”
Men vertelde mij dat tijdens de quarantaine door corona een writer’s block uw deel was.
“Dat zou ik zelf niet zo uitdrukken. Wat er wel aan de hand was tijdens de eerste golf van corona, de eerste lockdown, was dat we hier in Noord-Italië heel erg getroffen waren en dat eigenlijk niemand goed wist wat er aan de hand was.
“Ik herinner het mij als een tijd van angst. We zaten ook echt opgesloten in ons huis, een hele strenge afzondering die 68 dagen duurde, en ik vond het in die tijd erg moeilijk om aan iets anders te denken dan aan covid en de omstandigheden die zo overweldigend aanwezig waren. Dus ik kon ook niet over iets anders schrijven.
“Wat ik ook gedaan heb: ik maakte een dagboek voor een Nederlandse en een Vlaamse krant, waarvan daarna ook een Privédomeinboek is uitgekomen. Dus ik heb best wel geschreven in die periode. Maar alleen over corona.”
Doet u dat graag, werken in opdracht, met een thema en een duidelijke instructie over bijvoorbeeld de lengte van uw proza?
“Het is de eerste keer dat ik zoiets deed, ik schreef nog nooit fictie met een woordlimiet. Dat is ook iets raars, want als je een verhaal gaat vertellen neem je daar normaal de ruimte voor die je nodig vindt. Die beperkte vorm had zijn eigen eisen.
“Het is ook niet zo dat ik, toen ik deze opdracht kreeg, zoals sommige schrijvers een kant-en-klaar verhaal in mijn lade had liggen. Ik had zelfs geen kant-en-klaar idee. Bij het nadenken over het verhaal moest ik rekening houden met de beperkte vorm, waardoor andere ideeën die meer ruimte zouden vragen niet geschikt waren. Daardoor is het ook een rechttoe, rechtaan verhaal geworden, er was geen ruimte voor een nevenplot of een stoet aan personages. Daar houd je bij de opzet van zo’n novelle rekening mee.”
Het thema van het boek, ‘De eerste liefde’, werd u ook aangereikt.
“Dat was het thema van de Boekenweek en al ben je als auteur in geen enkele mate gebonden aan dat onderwerp, vond ik het thema deze keer dermate inspirerend dat ik er voor één keer rekening mee gehouden heb.” (lacht)
Het thema van het boek is ook niet alleen die eerste liefde, het is een heel rijke vertelling met een veelheid aan thema’s. Het gaat ook over de Boekenweek, u speelt zelf een niet geringe rol in het verhaal en daarnaast gaat het ook over de epidemie, over misverstanden en beloftes houden. Wat vond u zelf het belangrijkste thema?
“Het is eigenlijk een verhaal geworden over het belang van verhalen. Dat is het gemis dat de hoofdpersoon Carmen voelt, dat ze geen verhaal over haar eigen leven kan schrijven, wat haar op het einde van het boek uiteindelijk weer wel lukt. Het leek mij ook wel gepast voor een Boekenweek om een novelle te schrijven over verhalen.”
Als ze leest, heeft Carmen soms de sensatie dat ze ‘onder de tijd kruipt’, schrijft u. Dat is een hele mooie omschrijving van wat literatuur met een mens kan doen.
“Het is lastig om zoiets heel precies onder woorden te brengen, en Carmen verontschuldigt zich ook meteen voor die gedachte.
“Een van de belangrijke functies van literatuur is dat het de mogelijkheid schept om structuur aan te brengen in het leven. Mensen denken narratief en hebben de neiging om hun eigen leven te beschouwen als een verhaal. Als je een verhaal kunt navertellen, met een interne logica en oorzaak en gevolg, geeft dat houvast en tevredenheid.
“Het alternatief is dat het leven een toevallige opeenvolging van gebeurtenissen en momenten is en de chaos die dat geeft is misschien voor velen lastig om te verdragen. Literatuur is een manier om vat te krijgen op de werkelijkheid.”
Het hoofdpersonage maakt van boeken gebruik om meer dan één leven te beleven tussen geboorte en graf, wat ook een mooie bonus is van literatuur.
“Mensen die niet lezen zijn gedoemd om slechts één leven te leiden, denk ik. Lezen is een vorm van escapisme, waar trouwens niets mis mee is, maar het is op een ander niveau een cruciale functie van literatuur om empathie te kweken voor andere mensen.
“Voor de duur van de lectuur van een boek leer je je verplaatsen in het leven van je medemens. Ook in film of theater heb je dat effect, maar het voordeel van literatuur is dat je, meer dan film en theater, de kans hebt om in het hoofd te kruipen van de mensen. Je kunt het verhaal beleven vanuit het perspectief van een ander mens, die in andere omstandigheden en andere tijden heeft geleefd.
“Als ik een dialoog van Plato lees, zit ik in het hoofd van Plato, een paar duizend jaar geleden. Als je het gaat filmen wordt het toch geëxternaliseerd en op een andere manier een verhaal. Literatuur is meer van binnenuit.”
U komt zelf voor in het boek, maar u relativeert uzelf daar op meesterlijke manier. Dat is een groot talent.
“Ik heb er natuurlijk een duivels genoegen aan beleefd door mijzelf te beschrijven en te bekritiseren door de ogen van Carmen. Maar het is op een bepaalde manier ook de trigger van het verhaal: anders raakte het verhaal niet gestart. Wat mij ook wel voor ogen stond was dat als de Boekenweek echt losbarst dat ik daar dan ook ben, op al die avondjes in bibliotheken, en dat geeft een heel aardig soort van eindeloos droste effect.”
U ironiseert uzelf, terwijl u een tijd geleden een ernstig traktaat – Ondraaglijke lichtheid – schreef tegen het gebruik van ironie. Spreekt u uzelf niet tegen hier?
“Ik maak daar een groot onderscheid tussen ironie als stijlmiddel en ironie als levensstijl. Ik richt mij heel erg tegen dat laatste, terwijl ironie als stijlmiddel heel effectief kan zijn en blijven. Dat wil niet zeggen dat Monterosso mon amour een ironisch boek is, nee het is zelfs een heel serieus boek. De boodschap is niet ironisch. En humor is altijd meegenomen. Waar ik een probleem mee heb, is het nihilisme dat het gevolg is van een ironische levenshouding. Terwijl dit boek het tegenovergestelde van nihilisme is: het gaat over zingeving en het vinden van een verhaal.”
U gebruikt ook graag literaire verwijzingen in uw werk. Is de titel Monterosso mon amour bijvoorbeeld een verwijzing naar Hiroshima mon amour, ook al zo’n beklijvend liefdesverhaal?
“Dat is geen doelbewuste intertekstualiteit, maar de verwijzing is die naar Dood in Venetië van Thomas Mann en is wel belangrijk en zo bedoeld. Dat is ook een tragisch liefdesverhaal, en ook daar speelt een pandemie een rol: toen de pest, nu corona.”
De hoofdpersoon Carmen wordt in Italië op zichzelf teruggeworpen: ze verliest haar gsm en voelt zich geïsoleerd in een dorpje, mede natuurlijk door de quarantaine.
“Ze zit in een totaal andere situatie dan in haar gewone leven, en is door die omstandigheden gedwongen ook helemaal afstand te nemen van dat dagelijkse leven. Maar omdat ze haar gsm verliest, zoekt ze ook meer en sneller toenadering tot de andere hoofdpersonages in het boek. Dat zijn misschien ook zinvollere contacten dan die die via haar telefoon tot stand worden gebracht.”
De hoofdpersoon wordt wel misleid door haar vriendin Titziana.
“Zij doet dat met buitengewoon nobele bedoelingen, hoewel de uitwerking beter kan. Ook zij wil dat Carmen haar verhaal kan afmaken en wil graag helpen aan een happy end.
“En dat is eigenlijk een mooi en ontroerend cadeau: dat je wilt dat het verhaal goed eindigt.”
Het einde van het boek is ook niet tragisch, gelukkig. Het verhaal is af, Carmen heeft haar belofte gehouden.
“Het was nodig om het verhaal rond te maken, anders blijf je zitten met een open einde, terwijl het juist de bedoeling van Carmen was om de cirkel rond te maken. Het was haar belangrijkste motivatie om terug naar Italië te gaan.
“Maar ze speelt ook op een andere manier een belangrijke rol. Ze vangt de jongen Oronzo op als zijn oma met corona in de kliniek ligt. Dat zegt de oma ook letterlijk: Carmen is op het juiste moment teruggekomen. Het moment dat ze daar nodig was.”
Het is een veel positiever boek dan Grand Hotel Europa, waarin u toch een sombere toekomst schetst voor ons continent, terwijl hier blijkt dat door samenhorigheid soms dingen ook gewoon goed kunnen komen.
“Ik vind het lastig om beide boeken te vergelijken, ze hebben een heel ander soort ambitie. Monterosso mon amour is geen analyse van een tijdsgewricht en een continent, het gaat over één leven. Maar ook in Grand Hotel Europa gaat het hier en daar over het belang van verhalen.”
Wordt het geen tijd om een addendum te schrijven aan Grand Hotel Europa? Als u schrijft dat Europa verworden is tot één groot recreatiedomein: dat zien we de laatste tijd toch niet meer, na corona en alle onheil uit Oekraïne?
“Dat zou je hopen, dat we na deze twee jaar van pandemie dit momentum zouden gebruiken als een periode van reflectie en dat we daarbij zouden nadenken of we wel alle aspecten van het leven van voor de pandemie terugwillen. Waaronder bijvoorbeeld het massatoerisme.
“Maar ik zie hier in Italië heel weinig sporen van die reflectie, zeker niet bij beleidsmakers en politici, die vol willen inzetten op het herstel van het massatoerisme. Premier Draghi heeft het ook met zoveel woorden gezegd: het toerisme zal sterker dan ooit terugkeren. Dus ik ben bang dat Grand Hotel Europa zijn relevantie nog niet verloren heeft.”
Bij de vorige vluchtelingencrisis zeiden sommige Italianen al: Italia è finita, het is gedaan met Italië. Abbiamo venduto, we hebben ons land verkocht. En dan moest de oorlog met Oekraïne nog beginnen.
“De verschillen zijn wel evident. Het is een beetje wrang om te zien dat de solidariteit met Oekraïense vluchtelingen veel soepeler en makkelijker is dan de solidariteit met Afrikaanse vluchtelingen. Of Syrische en Afghaanse vluchtelingen. Het helpt dat ze blond zijn en blauwe ogen hebben. Dat is wrang.
“Ik las een uitspraak van Salvini (Matteo, uiterst rechts Italiaans politicus, red.) dat we heel erg moesten uitkijken met de zwarte vluchtelingen die uit Oekraïne komen, want dat zouden wel eens Afrikanen kunnen zijn die slim via Oekraïne naar het Westen willen komen.”
U maakte in een recente column in HP/DeTijd de vergelijking tussen herbivore en carnivore samenlevingen, met daarbij de verzuchting dat Europa herbivoor hoort te blijven en dat onze wetenschap, cultuur en beschaving onze machtigste wapens zijn.
“Dat is een analyse van de Italiaanse journalist Federico Rampini. Hij noemde de Europese Unie een herbivore supermacht, omringd door carnivoren. Dat is natuurlijk niet altijd zo geweest, Europa is eeuwenlang een agressor geweest, maar sinds de Tweede Wereldoorlog is het geopolitieke overwicht van het Westen niet meer vanzelfsprekend. We zijn op een punt aanbeland dat we ons opnieuw moeten uitvinden en dat zijn we ook daadwerkelijk aan het doen.
“Een herbivore supermacht baseert haar macht niet op militair overwicht en agressie, maar op soft power: respect voor mensenrechten en de democratie, onder meer. Dat denken staat nu zeer onder druk: veel mensen denken dat de oorlog het ongelijk aantoont van dat model. Ik denk dat dat een verkeerde analyse is en dat die soft powers onze grootste kracht blijven.”
Vreest u niet dat mensen die dat ook denken dankzij de sfeer van deze tijd snel in het verdomhoekje zullen worden gezet? Men wil kracht en spierballen, bommen en granaten en Duitsland gaat 100 miljard investeren in het leger. Dat is een gigantische omslag in een beleid dat meer dan vijftig jaar herbivoor was.
“Ik denk ook niet dat je het totaal zonder defensie kunt doen, je moet je kunnen verdedigen, maar ook dan moet je altijd je principes en je uitgangspunten handhaven.
“Het doet me denken aan een uitspraak van Churchill tijdens WO II. Tijdens de bombardementen gingen stemmen op om de theaters in Londen te sluiten. Churchill was daar heel erg tegen.
‘Als we dat doen, waar vechten we dan nog voor?’ zei hij. Die cultuur is en blijft de drijfveer.”
Gaat het eigenlijk nog over cultuur? Het gaat toch vooral over economische macht?
“Dat gaat natuurlijk hand in hand, maar juist bij het conflict met Oekraïne zie je scherp dat het niet uitsluitend over economische belangen gaat, ook niet van de kant van Poetin.
“De inval heeft tot nu alleen maar economische schade meegebracht, die hij volgens mij wel ingecalculeerd had, omdat er andere drijfveren waren om het land binnen te vallen.
“Het is een ideologische strijd die voortkomt uit een bepaalde interpretatie van de geschiedenis. Ook de Europese reactie daarop is dat. Zowat het enige positieve wat je aan deze crisis overhoudt is de plotse eenheid die Europa tentoonspreidt. En ook hier gaat het over broedervolk en normen en waarden, niet over economie. En dat we het bij de opvang van de vluchtelingen uit Syrië en Afghanistan niet goed hebben gedaan, is geen reden om het onheus te vinden dat we het met de Oekraïners wél goed doen. Het blijft een wereldschokkende gebeurtenis die, als er iets te voorspellen is, een fundamentele invloed op ons denken gaat hebben. De eerste tekenen wijzen daarop.”
U klinkt optimistisch. Bent u dat altijd?
“Ik zou durven te zeggen van wel. De wereld maakt het mij niet gemakkelijk om dat altijd te zijn, maar ik blijf het proberen.”
Wat mij eigenlijk verwondert, is dat u zelf in Nederland nog nooit Dichter des Vaderlands bent geweest, terwijl u, als ik de passage in uw Brieven uit Genua mag geloven, samen met Gerrit Komrij de functie hebt uitgevonden.
“Dat is natuurlijk – daar hebt u gelijk in – een kosmische schande. Ik zie het zo: als ik word gepasseerd voor die functie, wil dat zeggen dat die functie niet meer aantrekkelijk is, dus dan wil ik die ook niet meer.
“Het is ooit begonnen als een soort van grap en Gerrit Komrij was de ideale eerste Dichter des Vaderlands, omdat hij de capaciteit had om die grap ook serieus te nemen. Wat hij ook gedaan heeft. Hij heeft er echt een instituut van gemaakt. Ik zou het een eer gevonden hebben om hem op te volgen, maar dat gebeurde niet. Daardoor heeft het voor mij wat van zijn glans verloren.
“Ik geloof ook niet dat die functie mij nu veel zou brengen, eerlijk gezegd. Ik schrijf een tweewekelijks sonnet in de krant, ik sta vaker in NRC Handelsblad dan de Dichter des Vaderlands .” (lacht)
U verzeilde in Genua nadat u per fiets naar Rome was gereden en in Rome besefte dat u eigenlijk te ver gereden was en uw hart al had verloren in Genua. ‘Die stad,’ schrijft u, ‘gaf mij het vermogen terug om mij te verbazen.’ Hoe mooi is dat.
“Ja en het is ook helemaal waar. En nog steeds zo. Een van de grote aantrekkelijke kanten van Italië is dat een groot deel van het leven zich op straat afspeelt. Het is een soort continu openluchttheater: ik hoef nauwelijks naar de opera, ik loop gewoon op straat. Dat blijft een bron van verbazing en verwondering.
“Het was totaal onvoorbereid en ongepland om naar Genua te verhuizen, er was ook niets dat mij wegjoeg uit Nederland, ik had een heel rustig en comfortabel leven in Leiden. Maar misschien was het wel iets te rustig en comfortabel.”
Misschien vond u ook iets waar u niet naar op zoek was.
“Dat zijn de beste manieren om dingen te vinden. Het toeval speelt altijd een grote rol.”
Bent u van plan om in Genua te blijven tot u op ongetwijfeld onvergetelijke wijze uw laatste adem uitblaast?
“Ik voel me wel steeds meer thuis in Genua. Een paar jaar nadat ik verliefd was geworden op de stad, werd ik verliefd op een vrouw, Stella. Er zijn dus steeds meer redenen om hier te blijven.
“Ik heb wel, dankzij die fietstocht naar Rome bijvoorbeeld, geleerd dat het lastig is om dingen te voorspellen. Een dergelijk toeval kan zich dus nog wel eens afspelen.”
Ik heb zelf een boekje geschreven over mijn belevenissen in Le Marche, dat Italië voor idioten heet. Dat is misschien wat sterk uitgedrukt, maar ik verwoord er ook mijn gevoel in dat je toch een beetje van God los moet zijn om in dat land te gaan wonen.
“Om te beginnen is natuurlijk alles wat werkelijk belangrijk is in het leven mooier in Italië. Daarom vind ik het al een logische keuze.
“Wat vele mensen wel onderschatten, is dat als je je er wilt vestigen je op vrij fundamentele cultuurverschillen stoot, die de aanpassing soms bewerkelijk maken. Ik heb dat in het begin onderschat, maar dat zult u ook wel gedaan hebben. Naarmate ik er langer ben, besef ik hoe groot die cultuurverschillen zijn en hoeveel tijd je nodig hebt om die te overbruggen.”
Wat is voor u het grootste verschil tussen ons en hen, of is dat stof voor een nieuw boek?
“Er is al een groot verschil tussen Nederland en België: jullie lijken veel meer op Italianen dan wij. Daarom vind ik België ook zo aantrekkelijk, ik ben graag in België. Het is al een flinke stap de goeie richting uit, namelijk: het zuiden.”
BIO
- Nederlands schrijver en dichter
- Geboren op 17 januari 1968 in Rijswijk
- Studeerde klassieke talen
- Won in 1998 de C. Buddingh’-prijs voor dichtbundel Van de vierkante man
- Ontving in 2014 de Libris Literatuurprijs voor roman La Superba (2013)
- Bestseller Grand Hotel Europa werd benoemd tot Roman van het Jaar 2018
- Schreef het boekenweekgeschenk 2022 Monterosso mon amour
- Woont samen met vriendin Stella in Genua
Monterosso mon amour van Ilja Leonard Pfeijffer krijgt u gratis in de Boekenweek (9 t/m 18 april) bij aankoop van minstens 15 euro aan Nederlandstalige boeken. Zolang de voorraad strekt.
Bron: De Morgen