“Signore Rudi! Come stai?” Ook de Italiaanse stad Todi heeft Rudi Vranckx in haar hart gesloten. Zelf tracht de oorlogsreporter er vooral zijn eigen ziel te helen. En hij bezweert er zijn faalangst voor wat men pensioen noemt.
Jelle Van Riet – De Standaard
“Ik wou al te graag als een mot naar de vlam”
Rudi Vranckx
Hij heeft de blik van een krijger: alles heeft hij gezien, altijd is hij beducht voor gevaar.
Nog voor we het einde van de lange grinten oprijlaan van zijn huis in Todi San Damiano hebben bereikt, heeft hij de kleine indringer al opgemerkt. De dwalende tijgerkitten, een bundeltje wanhoop op witte pootjes, zal niet overleven, tenzij we het voeden. Geven we daaraan toe, dan wordt zijn domein binnenkort belegerd door zwerfkatten.
“Het de nek omwringen zou het genadigst zijn,” besluit hij, “maar dat kan ik niet.”
Vierentwintig uur later, we hebben de kitten Billy gedoopt, is hij de eerste om het jammerende schepseltje een stukje prosciutto toe te gooien. Ik mag om kittenbrokken rijden. De krijger heeft in zijn leven veel gruwelijks gezien, maar zijn hart is niet versteend.
Rudi Vranckx slingert voortdurend tussen uitersten. Hij is stil of vurig, hij rust of hij rent, hij handelt pragmatisch of weekhartig.
Twintig jaar geleden kocht hij niet toevallig in deze regio van Centraal-Italië een boerderij. Als student al was hij op rondreis in Umbrië als een blok gevallen voor het bekoorlijke landschap en de met oude kloosters opgetutte dorpen.
Vanaf zijn terras heeft hij een verbluffend panoramisch zicht op beide: aan de verre einder van een genoeglijk glooiende, in groen en geel gekleurde vallei schittert de stad Todi in al haar ruwe, raadselachtige pracht.
Etruskische, Romeinse en middeleeuwse geschiedenis op Vespa-afstand.
Elke ochtend scheurt Vranckx zijn berg af, die van Todi op, om er cappuccino te drinken. Koffie in een bar, krant erbij, overal ter wereld klikt hij zich met dat ochtendritueel vast voor de dag.
In Todi bevindt zijn favoriete koffiebar zich op de Piazza del Popolo, aan de voet van de Concattedrale della Santissima Annunziata.
Binnen illustreert Faenzone’s fabelachtige fresco van Het laatste oordeel de hel, die Vranckx zo vaak met eigen ogen zag.
Wellicht moet zijn trouw aan bepaalde bars en winkels – niet alleen in Todi maar ook in Leuven, Bagdad, Kaboel en Tel Aviv – een schijn van normaliteit ophouden in een chaotisch bestaan. Even komt de nomade dan thuis.
“Een nomade is nergens meer thuis dan onderweg. Als ik thuis ben, is een deel van mij ginds. Ben ik ginds, dan reis ik in mijn hoofd soms naar thuis.”
Al 35 jaar behoort Vranckx tot de nomaden stam van de reporters.
“Onrust is mijn motor. Net zoals een vis moet blijven zwemmen om in leven te blijven, moet ik bougeren om niet op mijn kant te draaien.
“Ooit reisde ik vijf dagen met een veertienjarige nomadenjongen als gids op een kameel door de Sinaïwoestijn. Het was een van de mooiste ervaringen uit mijn leven.
“Ik was onderweg naar nergens en liet me leiden door de jongen, die de waterputten leek te ruiken en brood voor ons bakte.
“Hoewel we elkaars taal niet kenden, begrepen we elkaar perfect. Mijn enige lijn met de buitenwereld was mijn ontvangertje, waarmee ik ’s avonds BBC World trachtte op te vangen. Onder de overweldigende sterrenhemel zat ik te luisteren of er ergens oorlog uitbrak.
“Alles klopte. Ik was een met mezelf.”
Evenzeer als een vis in het water voelt Vranckx zich in roerige, ontvlambare regio’s.
Al in 1995 noteerde hij dat hij zich aangetrokken voelde tot het Midden-Oosten, een plek van “trauma en feest”, waar het gebed klinkt als een strijdkreet en de begeerte verborgen blijft achter een sluier. Het leest als een zelfportret.
“Zo rustig als ik overkom, zo hevig gaat het in mij tekeer. Als bij een vulkaan borrelt het constant onder het oppervlak en eigenlijk beheers ik die lavastroom enkel doordat ik op de golven van de geschiedenis mag surfen.
“Had ik mijn kolkende hersenactiviteit niet op conflictgebieden kunnen richten, dan had ik er geen blijf mee geweten. Al vanaf de eerste keer, toen ik in 1989 mocht getuigen van de revolutie in Roemenië, wist ik: dit is wie ik ben, dit moet ik doen. Dat besef gaf me rust.”
Kleine levens
Soms ben ik bang dat Billy de vulkaan tot uitbarsting zal brengen. Ze beproeft haar geluk door miauwend mee aan onze lunchtafel te schuiven, aan Vranckx’ broek te klauwen, op zijn schoot te springen. Af en toe krijgt ze een schop, maar ik zie hoe Vranckx’ weerstand zoetjesaan breekt.
Heeft hij niet van “kleine helden” zijn handelsmerk gemaakt? Toonde hij ons niet, in de voetsporen van zijn heldin Martha Gellhorn, “het gezicht van de oorlog” via de verhalen van “gewone levens in buitengewone omstandigheden”?
“Geschiedenis krijgt niet alleen vorm door krijgsheren als Napoleon, maar ook en vooral door kleine mensen. Van hen wil ik horen wat er zich afspeelt in hun leven, hun hoofd, hun hart.
“Dat de grote heren niet zaten te wachten op kleine Rudi, is mijn geluk geweest. Ik kon weliswaar lui als Musharraf, Arafat, Rabin en Perez interviewen, maar ondervond dat zij nooit de rolluiken voor je optrekken.
“Gewone mensen leggen wel hun ziel bloot en blijken juist vaak bijzonder te zijn, als je naar ze luistert.”
In wezen brengt Vranckx mensen voor de camera zoals zijn grootvader, die in de Tweede Wereldoorlog koerier was bij de Witte Brigade.
Bijna alle lijntjes in Vranckx’ bestaan voeren terug naar de keukentafel in Wilsele, waar zijn grootmoeder patatjes en zijn grootvader oorlogsverhalen serveerde. Op die vredevolle plek, weg van het strijdtoneel thuis, bracht hij een groot deel van zijn jeugd door.
De aanbeden grootvader, die in Vranckx het verlangen plantte om een oorlogsreporter te worden, zit er altijd bij, aan welke tafel we ook praten.
“Hij was een zachtmoedige, maar koppige duvel”, zegt hij op het mooiste terras van Todi, bij Giuseppe’s Vineria San Fortunato.
“Mijn grootvader liet lang gedijen, tot men te ver ging. Dan was er geen weg terug. Zo is het ook bij mij. Ik ben geen boomlange kleerkast en verhef mijn stem niet gauw, maar als men mij te ver pusht, dan knapt er iets. Dan verkrampt mijn hele wezen en duw ik mensen weg.
“Dat is mijn wapen: ik sluit mij af. Ik ben een meester in vluchten en ontwijken. Misschien is dat wel mijn slechtste eigenschap.”
Enkel via het werk laat hij de lava stromen, zijn emoties houdt hij borrelend onder het oppervlak.
“Eigenlijk heb ik nooit goed geweten wat ik met mijn leven wilde aanvangen. In dat opzicht zijn mijn growing pains nooit gestopt.
“Zonder die job was ik, vrees ik, verloren geweest of een andere mens geworden. Ik had sowieso een ander leven geleid.”
Met te veel wijn, te veel liefdes?
“Zo omschreef ik het als ik jong was, nu noem ik oorlog mijn antidepressivum. Balsem voor mijn ziel.
“Ik wil begrijpen wat zich ginds afspeelt, en en passant mijn eigen plaatsje vinden in het grote geheel.
“In het leven stapel je lagen kennis, die je inzicht geven in wat mensen drijft, maar begrijpen is niet hetzelfde als bevatten, laat staan aanvaarden of goedpraten. Uiteindelijk blijft veel van het bestaan een mysterie.”
Veel makkelijker te ontwarren dan zijn eigen kleine leven vindt Vranckx de grote wereld.
Al tijdens zijn opleiding tot historicus aan de KU Leuven was hij een slimme doch onopvallende satelliet die signalen trachtte op te vangen.
“Overal is de historicus met me meegereisd, maar om echt te vatten wat oorlog betekent, moest ik er via hun ogen en hart in duiken.”
Hij maakt makkelijk verbinding met mensen, merk ik. Iedereen kent signore Rudi, op elke hoek van Todi slaat hij in vloeiend Italiaans een praatje.
“Wie me in de gaten houdt, zal zien dat ik nergens lang blijf staan. Let wel, ik ben oprecht. Ik speel geen komedie, maar ik kan maar zoveel duiven uit mijn hoed toveren. Ik bots op mijn limieten. Dieper gaan lukt niet.”
Oedipus
Voel ik wel genoeg? Vranckx heeft zich die vraag vaak gesteld.
“Telkens weer heb ik mijn mededogen bevraagd, want als dat niet waarachtig is, dan ben je als empathische reporter niet beter dan een gier.
“Inmiddels ben ik in het reine met mezelf. Ik voel wat ik voel, punt. Met de jaren ben ik zelfs emotioneler geworden.
“In de beginjaren was ik te veel bezig met de vraag of ik het juist deed, maar naarmate het werk mijn tweede natuur werd, kwam er meer ruimte vrij om emoties toe te laten.
“Ik heb de voorbije vijftien jaar op Twitter de gekste scheldpartijen over me heen gekregen, gaande van ‘IS lover’ tot ‘rooie hond’, maar het vreemdste etiket vond ik toch ‘emo-reporter’.
“Wie me zo noemt, ontgaat de essentie van wat ik doe. Alsof je minder verstand hebt van oorlog omdat je een moeder laat rouwen om haar zoon.”
In zijn tv-reeks Het nieuwe IJzeren Gordijn zegt een Oekraïense vrijwilliger die lijken identificeert:
“Ook het leven van een moeder stopt als ze haar kind moet begraven.”
Heeft hij daarbij stilgestaan?
“Uiteraard. Als enig kind heb ik me altijd verantwoordelijk gevoeld voor mijn moeders geluk, en dus moet ik maken dat ze mij niet moet begraven, toch? Alleen mag die gedachte me niet ketenen.
“Toen ik in 2022 naar Oekraïne vertrok, zei mijn moeder dat ze had gehoopt dat ik er klaar mee was, maar ze voegde er ook meteen aan toe: ‘Zijt voorzichtig, hè.’
“De vleugels van je kind niet willen kortwieken, dat heet moederliefde. Ik besef nu pas hoeveel verdriet ze voor zich heeft gehouden.”
In Vranckx’ leven liep de dood altijd naast hem. Hij heeft collega’s weten vermoord worden, onder hen zijn vaste tolk Jassim in Irak, en hij is ook zelf menige keer nipt aan de dood ontsnapt.
Helpt een geloof in een groter plan hem om het gevaar tegemoet te treden?
“Over het Lot leert het verhaal van Oedipus ons alles. Om de voorspelling te ontlopen dat hij zijn eigen vader zou doden, gaat Oedipus thuis weg. Uiteindelijk doodt hij een onbekende man, die zijn vader blijkt te zijn.
“Had Oedipus zich beter voorbereid, dan had hij geweten dat die man zijn vader was en had hij hem niet gedood. Was hij niet gaan lopen, dan evenmin.
“Je moet maken dat je goeie kaarten in handen houdt, en het spel spelen. Twijfel brengt je nergens.”
Terug thuis vergast een balletgezelschap vuurvliegjes ons in de maanverlichte tuin op een dartele dans om de eeuwenoude populier en ook Billy waagt zich aan allégro-passen.
Begroef Vranckx, vraag ik, zijn kinderwens uit angst dat hij voor hen had willen thuisblijven? Het blijft lang stil, maar uiteindelijk schudt hij het hoofd.
“Als ik kinderen had gehad en voor hen had willen thuisblijven, dan was ik thuisgebleven.
“Iets stond me in de weg, en het was niet de oorlog. Ik was het zelf. Ik ben voor niemand thuisgebleven, dat is de realiteit van mijn leven.
“Wellicht heb ik alles te veel doordacht en werd het uiteindelijk zoiets groots in mijn hoofd dat het een onbeklimbare Himalaya werd.
“Vergeet de oorlog, die heeft er niks mee te maken.”
Boutades
De dagen brengen een almaar uitbundigere zon. Terwijl fotograaf Seb en ik gelato likken, laat Vranckx zich knippen door barbiere Paolo Bertini.
Al zestig jaar scheert en knipt Bertini in een sinds 1953 onaangetaste barbierszaak. Voor Vranckx een kleine hemel. Is Bertini even zonder klant, dan drinkt hij koffie op het plein. La dolce vita.
“Met mijn hoofd en inborst was het leven nooit eenvoudig geweest”, is Vranckx mijn vraag voor.
Had het leven dan niet anders kunnen lopen? Wat als hij in zijn studietijd zijn grote liefde had ontmoet?
“Wie zegt dat ik ze niet heb ontmoet? Alleen heb ik niet altijd geweten wie ik was. Je kunt pas de liefde aangaan als je weet wie je bent. Het heeft, vrees ik, te lang geduurd eer ik dat wist. Ook dat kan ik niet verhalen op de oorlog.”
Op mijn vragen over de liefde klinken Vranckx’ antwoorden unisono: “Ik weet het niet.”
Zo helder als hij het leven ervaart in conflictgebied, zo onbeholpen tast hij in het duister over de liefde.
“Ik heb een mate van rust gevonden, maar verder zou alles wat ik erover beweer prietpraat zijn. Boutades.
“Een relatie is het meest complexe strijdtoneel van de wereld, dat weet ik dan weer wel.
“In de Griekse tragedies is oorlog ook maar de backdrop van de liefde, hè.”
Hij lacht. Niemand kan zonder liefde, ook de oorlogsreporter niet, stel ik vast.
“Kijk, dat is nu een boutade waar ik het mee eens ben. En verder is het zo dat je wordt geboren en sterft, en tussendoor maar wat aanmoddert.”
Wat er kolkt onder zijn coole oppervlak durft hij niet te tonen “uit schrik nog meer fouten te maken dan ik al heb gemaakt”.
Oorlog, dat ként hij. Als de kogels om zijn hoofd vliegen, wordt de wereld een schaakbord waarop hij doortastend met stukken schuift.
Kijk, opa, zonder handen?
“Nee! Het gaat me niet om de bravoure en ik ben ook zeker geen war junkie. Wel wil ik graag zijn morele goedkeuring. ‘Opa, doe ik het goed?’, dát.
“Toen hij net gestorven was, beoordeelde ik mezelf via hem te hard, maar met de jaren is dat gesleten. Nu zou hij al eens meer uit zijn sloffen mogen schieten.”
Naast de prestigieuze Carnegie Wateler Vredesprijs koestert Vranckx het meest zijn eredoctoraat aan de VUB, ontvangen uit handen van Caroline Pauwels.
Heeft ook eerzucht hem gedreven?
“Natuurlijk wil ik op de eerste rij staan en ben ik euforisch als we tijdens de War on Terror Afghanistan binnenraken. Dat is de ontlading na de praktische calvarie, alle doorstane gevaren en angst.
“Weet je, vroeger in de turnles stond de bok afgesteld op de grote kinderen. Ik was de kleinste van de klas en moest en zou toch over die bok springen. Diezelfde jongen van toen moet en zal via de Khyberpas in Kaboel raken.”
Heet dat niet een napoleoncomplex?
“Of wilskracht? Ik ben nog altijd ‘klein’ naast de reporters van grote zenders, met producers die de generale staf overtuigen om met hen mee te gaan. Ik mag niet mee en moet dus andere wegen zoeken.”
“Het is nu een obsessie geworden: ik wil de grens over!”, schrijft hij in Mijn kleine oorlog (2018).
De verbetenheid is groot. Dat Bagdad heeft gedurfd te vallen zonder dat hij erbij was!
In 2006 vergeleek hij zijn verlangen om naar Irak te gaan zelfs met het vuur dat jihadstrijders naar daar lokte.
Is Russische roulette spelen erotiserend?
“Als je bedoelt dat alle sensoren in je lijf, al je zintuigen onder spanning staan, dan zeg ik: ja.
“Het is lang zo geweest dat als ik daar was, mijn hele wezen aan stond, terwijl ik thuis in sluimermodus ging.
“Dat gevoel aan te staan heb ik nogmaals ervaren toen ik in 2022 naar Oekraïne mocht, zij het op een gezonde manier. Live the moment, dacht ik, want ik was me er ten volle van bewust dat ik de cirkel met 1989 rondmaakte.
“Van het besef dat ik opnieuw mijn afspraak met de geschiedenis gehaald had, werd ik warm vanbinnen.”
Op de eerste rij kijkt men recht in het gezicht van de gruwel. Hoe beschadigd is Rudi Vranckx?
“Er zijn voren in mij getrokken. Ik heb een vorm van posttraumatisch stresssyndroom, wat onvermijdelijk is als je zoveel stress opstapelt, bijvoorbeeld tijdens de oorlog in Afghanistan.
“Los van de stress om binnen en buiten te geraken en de angst om ontvoerd te worden, ben ik toen zeventig dagen lang vrijwel elke dag live op antenne gegaan.
“Ik mocht van mezelf niet één keer falen. Dát heeft mij beschadigd.
“En natuurlijk staan er veel horrorbeelden op mijn netvlies gebrand, maar daarvoor heb ik in mijn hoofd een bibliotheek gebouwd.
“Elke oorlog zit in een kast, waarvan ik de laden kan openen en weer sluiten. Soms springen ze vanzelf open en ben ik plots in Oekraïne, met de weeë geur van lijken erbij.
“Zulke lades duw ik gauw weer dicht zodat de inhoud me niet kan overweldigen.”
Pensioen
Fotograaf Seb fluistert me toe dat hij Vranckx’ blik diepdroevig vindt. Ogen die te veel hebben gezien, vermoedt hij. Misschien leest hij er teleurstelling in de mensheid in.
Vijfendertig jaar nadat Vranckx zich “een rechtvaardige en eerlijke samenleving, zonder geweld of haat” tot doel stelde, is de wereld er wreder aan toe dan ooit.
“Ik was zo naïef om te geloven dat de wereld erop zou vooruitgaan en had nooit kunnen bevroeden dat we nog een oorlog als die in Gaza zouden meemaken. En dan bedoel ik niet dat daar al meer bommen zijn gegooid dan in de Tweede Wereldoorlog. Ik bedoel de ontmenselijking.
“Gebrek aan mededogen is het eerste maar heldere teken dat een cultuur op het punt staat in barbarij te vervallen, zei Hannah Arendt.
“Wel, dit ís een tijd van barbarij. Het moreel kompas is compleet tilt geslagen.
“Kennelijk zit er in de menselijke genen een fout die zich niet herstelt. Ook het internationaal recht blijft ter plaatse trappelen.
“Nie wieder, klonk het na de Tweede Wereldoorlog, maar intussen walsen de Russen over alle internationale afspraken heen.
“Dit keer zullen we niet kunnen beweren dat we das nicht haben gewusst. We weten het en toch stemmen we opnieuw op populistische partijen.
“De mens laat zich graag misleiden. We schuiven zo tergend traag op naar wat we graag menselijkheid noemen. Maar misschien is juist onmenselijkheid menselijk.”
Het vuur in hem laait op, zijn verontwaardiging is nog niet gedoofd.
“De dag dat ik me neerleg bij hoe het eraan toegaat in de wereld, is het voorbij.”
Hier, in zijn zelf gecreëerde paradijs van wijnranken en olijfbomen, laurier- en rozemarijnstruiken, rozen en oleanders, klettert hoogstens wat vogelgeweld.
’s Morgens kwetteren de leeuweriken ons wakker, ’s avonds trakteren zwaluwen op luchtacrobatie. Je zou er zin van krijgen om met pensioen te gaan.
Op 15 december wordt Vranckx 65. Op 1 januari moet hij stoppen bij de VRT. Wat is zijn strategie?
“Ik weet het niet. Pensioen zou, vind ik, niet meer mogen zijn dan het moment waarop je contract met de organiserende machten wordt beëindigd.
“Ik heb jarenlang de spaarkas gespekt, nu mag men me in schijfjes terugbetalen. Verder ben ik toch niet plots een ander mens geworden?
“Moet ik nu stoppen met denken over hoe de wereld in elkaar zit? In andere culturen wordt ouderdom wel gevaloriseerd. Niet dat ik voortaan peyotewortels kauwend wijsheden wil zitten te produceren, maar laat me toch doen wat ik nog kan doen.”
Zijn rusteloosheid is niet plots verdampt, toch? “Nee, maar ik voel me wel minder opgejaagd als er ergens een bom ontploft zonder dat ik erbij ben. Gelukkig.
“Dat voortdurende gevoel van gemis is dodelijk vermoeiend en heeft veel relaties verkwanseld. Hoe kon ik zo zijn, denk ik nu. Kijk, dat heet nu wijsheid.”
Heeft hij nog dromen?
“Ik geloof dat ik op zoek ben naar dromen. Aan ideeën geen gebrek, maar dromen zijn van een andere categorie, hè.”
Misschien blijft hij wel rennen?
Because tramps like us we were born to run, Bruce Springsteens lied vergezelt hem al zo lang.
Als hij stopt, zou hij weleens overspoeld kunnen worden door alle uitgestelde verdriet.
“Het gebeurt dat ik huilend wakker schiet en me totaal hulpeloos voel, zonder grip op het bestaan. Misschien zijn dat uitgestelde tranen, misschien zijn het tranen voor toekomstig verdriet. Die kasten zijn veel enger dan de oorlogskasten. Zij staan in het donkerste gedeelte van mijn mentale bibliotheek.”
Dat het pensioen een zuigende krater kan zijn, heeft hij gezien bij zijn moeder. Toen zij op prepensioen ging, kreeg ze een zware depressie.
“Dat zingt zeker mee, want mijn werk is mijn identiteit. Ik ben wat ik doe. Wie ben ik nog als dat wegvalt? Met die vraag wordt iedereen geconfronteerd, alleen klinkt die bij mij heel luid.”
Is hij al die jaren ergens heen gelopen of ergens van weg? “Beide, maar toch vooral ergens naartoe: ik wou maar al te graag als een mot naar die vlam.”
Eenzaam
Een rusteloos dier als Vranckx weet zich gekooid op een redactie. Liever leeft hij wekenlang met zijn team in een jeep in de woestijn bij 40 °C.
Moet je vrienden zijn om dat te kunnen?
Zijn Patrick Moons, Philippe Van Hecke, Jan Bické en Stefan Janssens, zijn vaste camera- en klankmannen, maten? Partners in crime? De broers die hij niet had?
“Zij zijn dat alles geweest, maar bovenal mensen die ik voluit heb vertrouwd. Met niemand heb ik meer tijd doorgebracht dan met hen. We kennen elkaars sterktes en zwaktes, en aanvaarden die van elkaar.
“Is dat vriendschap? Op dit moment ben ik een beetje zoekende naar de betekenis van dat begrip.
“Ken je dat beeld dat je met een bende roepend door de woestijn loopt en plots merkt dat je er nog als enige loopt?
“Dit is het moment waarop ik halt houd en rondom mij kijk. Mijn vrienden uit mijn studententijd zijn er gelukkig nog – ik besef nu pas hoe belangrijk dat is.
“Ik heb altijd in een parallel universum geleefd en soms was dat eenzaam, maar het was wel mijn wereld.
“Toen ik in 1993, na de moord op Rabin, een vijftal maanden in Tel Aviv woonde, voelde ik me zeer eenzaam. Tel Aviv is een fijne plek, maar ik slaagde er niet in om in te pluggen op die hedonistische wereld.
“Tegelijk is juist daar mijn eenzaamheid verkruimeld, omdat ik ontdekte dat mijn oplossing niet op het strand lag, maar in mijn hoofd zat.
“Met de jaren zijn de twee werelden in mij versmolten geraakt en is er zelfs een zekere harmonie.
“Ik ben nog altijd een dilettant in de levenskunst, maar ik groei wel als ceremoniemeester van mijn bestaan.”
Rust, stilte, schoonheid, hij gaat er almaar vlijtiger naar op zoek.
“In Jeruzalem ga ik in het Armeens kwartier graag luisteren naar de gezangen van monniken, in Rome loop ik vaak het kloostertje van Santi Quattro Coronati binnen terwijl de zusters gebeden zingen, en in Leuven brand ik soms een kaarsje bij de Sedes sapientae van Maria, als eerbetoon aan mijn grootouders.
“Ik hoop vooral dat het pensioen mij zuurstof geeft om mijn liefde voor kunst, literatuur en muziek te doen opflakkeren.
“Ik hoop dat kunstenaars me zullen troosten en balsemen. En mijn onrust tot bedaren brengen, dat zou fijn zijn.”
Misschien wordt hij wel gelukkig?
“God beware me.”
Lees ook
Klik op de hyperlink en ontdek meer berichten van
Bron: De Standaard