Precies één jaar geleden stierf Stijn De Paepe, veel te vroeg, op zijn 42ste. Hij werd en wordt bejubeld: als huisdichter van De Morgen en als mens, zo getuigen zijn vrienden uit het Twitter-groepje Together4Stijn, intussen een whatsappgroepje.
‘Je bent er nog. Je bent overal.’
Frank Van Laeken – De Morgen
FRANK VAN LAEKEN
In het Twitter-groepje Together4Stijn was het exact één jaar geleden bang wachten op het onvermijdelijke nieuws.
Al enkele maanden werden er in dat verdoken gezelschap virtuele schouders aangeboden, gebeurde er een voorafname op nakende droefenis, passeerde er al eens een flauwe mop (of twee).
Tot iemand voorstelde jou zelf lid te maken van de groep, waarop je ons prompt trakteerde op een welgemeend ‘VISWIJVEN!!!’, mét hoofdletters en drie uitroepingstekens, wat zo on-Stijns was, jij, de man van de subtiliteit, de rijmende homo sarcasticus met een perfect gevoel voor Het Metrum.
Ongerijmd.
Zo voelt de wereld sinds 22.02.2022 aan.
Het kan haast geen toeval zijn dat nauwelijks anderhalf etmaal later de schurk in het Kremlin een buurland binnenviel.
Wachtte die misschien tot de duivelse dichter met zijn scherpzinnige humor en zijn antenne om onrecht te detecteren en zonder pardon aan te klagen, er niet meer was?
Heer Zele, nooit meer op pagina 2.
De Grote Boze Wereld is er geen fijnere plek op geworden, jongeman.
MARK COENEN
Caro Stijn,
Ik weet al lang niet meer waarom we onze troostende Twitter-brigade Together4Stijn hadden genoemd: veel nieuwerwetser moest het niet worden en ik denk dat de taalfanaat die je was wel met zijn ogen zal gerold hebben toen hij ’m voor het eerst hoorde.
Al zag je er ongetwijfeld ook de grap van in.
Dat was je zelf immers ook: gevat, grappig, ad rem, spijkers met koppen slaand in al dan niet rijmende regels.
Soms was je gelukkig ook een beetje gemeen: dat je ons, jouw o zo trouwe vrienden, viswijven noemde was evenzeer toepasselijk op jouw eigen aanleg voor de sappige roddel, een genre dat wij achter de schermen allemaal graag beoefenen.
Ook viswijven zijn mensen.
Jij hebt ons samengebracht: een stelletje ongeregeld dat je heel graag had.
En heeft.
Het is dankzij jou dat op de digitale mesthoop die Twitter zo dikwijls is, ook mooie bloemen bloeien.
Ik hoop dat je wifi hebt in je graf.
SAÏD BATARAY
Ey Palettekop, hoe is het daarboven? Ik durf te wedden dat je hele dagen met Schubert en Bach doorbrengt! Heb je ondertussen al een nieuw triumviraat samengesteld met je favoriete schrijvers?
Hier gaat het niet goed, Zeverende Zelenaar. Ik mis je. Ondanks dat er ondertussen een jaar voorbij is gegaan, valt de leegte die je hebt achtergelaten in mijn hart niet te vullen.
Ik ben veel minder op Twitter omdat ik dan veel te vaak onze gesprekken teruglees.
Ik allitereer niet meer en heb mij gestort op het werk en de familie.
De actualiteit helpt ook al niet. Alles is zoveel malen donkerder en onheilspellender zonder jouw dagelijkse licht.
Ik probeer je zoveel mogelijk te eren. We hebben een nieuw boek uitgebracht met een selectie van je dagverzen en ik ben bezig een website te maken voor je met al je optredens, gedichten en interviews.
Je naamgenoot helpt ook veel. Hij kan ondertussen al stappen!
Wel veel moeite met praten. Komt eruit als gebrabbel. En zijn metrum trekt op niks!
KOEN VANDER ELST
Altruïstische ziel als je was, heb je er zelfs voor gezorgd dat je overlijdensdatum ook voor iemand met een goudvisgeheugen als ik gemakkelijk te onthouden is.
22-02-2022, een palindroomdag en de dag na de verjaardag van mijn dochter.
Ik heb mij voorgenomen om – zodra die ellendige grijze winterdagen plaats hebben gemaakt voor een stabiel lentezonnetje – eens naar jouw rustplaats in Zele te fietsen.
Wees gerust, in normale klederdracht op een elektrische fiets (niet in een lycra wielerpakje op een koersfiets, de hórror!)
Dan steek ik de Schelde over met de veerboot Mariekerke-Moerzeke en rij verder door naar jou.
Om daar in gedachten samen te mijmeren over de Belangrijke Zaken des Levens (vriendschap, liefde, wereldvrede, poëzie, de beste Bach-uitvoeringen, de titelkansen van Royal Antwerp FC).
‘Wat helpt?’, vroeg je. Wel, de gedachte dat onze verbondenheid het aardse bestaan overstijgt, dát helpt, en maakt je gemis iets draaglijker.
Tot mijmers Stijnski, en wil je ervoor zorgen dat ik niet plat rij onderweg?
KOEN LEMMENS
Beste Stijn,
Ze rijden weer! Die uitbundige mannen in hun rare lycrakleren staan weer vertrekkensklaar. Volgend weekend is het al zover: Omloop het Nieuwsblad.
Enfin, jij en ik blijven die natuurlijk Het Volk noemen. Modieuze nieuwlichterij is zo niet aan ons besteed. Heeft je nonkel Fred die koers trouwens niet gewonnen?
Geef maar toe: je kijkt er ook naar uit, hé! Want zo hele dagen rijstpap met gouden lepeltjes eten, verveelt dat op den duur niet? Ben je dan niet toe aan wat actie op de Haaghoek en de Paddestraat?
Zal ik eerlijk zijn, Stijn? Het boeit me allemaal veel minder dan vroeger. Oké, koers is nog altijd koers, met alle schoons en lelijks van het leven, maar zonder jouw gejen op rijm, is de charme er wel wat af.
Wist je trouwens dat de barokke wielercommentator op pensioen is? Het gezwollene is weg, de pathos is gedempt, niemand zegt nog dat een renner ‘verdappert’.
Dat is jammer, Stijn, want sinds een jaar, moeten wij allemaal verdapperen.
LECTRR
We zouden elkaar ontmoeten, hoe vaak hebben we dat niet gezegd?
Het kwam er niet van, zoals dat gaat. Wie voor de krant werkt holt altijd achter het leven aan.
Dus hadden we contact via ons werk, meer dan we vaak beseften.
Elke keer ik jouw gedichten las viel het me op hoe vaak we dezelfde invalshoek kozen, de een met de pen en de ander met het potlood.
Ik hield om die reden van jouw plek in de krant. Het bood me comfort en houvast, wetend dat er poëzie schuilt in hetgeen ik enkel vertalen kon in scherts.
Nu rest enkel een lege plek in de krant.
Elke keer als ik een cartoon maak ligt hij voor me op de tekentafel en vraag ik me af hoe die er als gedicht zou hebben uitgezien. Iemand zei me dat ik dat gedicht zelf moet schrijven.
Het komt er niet van, omdat dat niet gaat.
HILDE VAN MIEGHEM
Vaak denk ik terug aan het moment dat jij enkele weken voor je stierf, een geheim ontdekte. Abusievelijk stuurde ik je via mail een brief die niet voor jou bedoeld was.
Voor wie dan wel kon ik je niet vertellen. Maar jij, curieuzeneuzemosterdpot, hield niet af en riep vrolijk uit: ‘Kom op, Hilde, ik zweer het, ik neem het geheim mee in mijn graf!
Ik blijf erom lachen. Jij, schatbewaarder.
O ja, het lied ‘De drie duifkes’ dat jij dichtte en ik van je cadeau kreeg, werd ter ere van jou op mijn boekvoorstelling gezongen door Amaryllis, die er de muziek voor schreef.
Rauw en volks, prachtig was het.
Ik betrok er een producer bij, maar toen ik aan het Together4Stijn- groepje vertelde met welke muzikant ik in zee ging, riepen ze: ‘Neeeeee, Stijn had een hekel aan zijn muziek!’ O, help!
Maar kijk, de samenwerking liep mis, en ik kan me niet van de indruk ontdoen dat jij daar van gene zijde de hand in had.
Jij bent niet meer, maar nooit was je zo aanwezig als in het voorbije jaar. Je gaf zoveel, maar het Together4Stijn-groepje is – al je gedichten buiten beschouwing gelaten – je mooiste geschenk.
Ik leer er veel, onder andere dat mannen wel degelijk over emoties praten als ze geconfronteerd worden met pijn en verdriet.
Wel maar één keer! Eenmaal uitgesproken begraven ze alles meteen daarna onder bakken humor, van hoog niveau, tegen elkaar op! Jou indachtig. Heerlijk is het. En daarom, vraag ik je, blijf altijd bij ons.
Hilde
P.S.: Je had gelijk, er bestaan geen grotere viswijven dan mannen.
BART EECKHOUT
Dag Stijn,
Eén jaar na je veel te vroege overlijden zie ik dat mijn kleine voorspelling is uitgekomen. Je bent er nog.
Je bent overal.
Je bundels, de oude en de nieuwe, staan bovenaan in de verkooplijsten. Het moet van het nagelaten verzameld werk van Herman de Coninck geleden zijn, dat een dichter dat nog eens vermocht.
Je verzen staan op ramen, ze hangen op koelkasten. Ze worden voorgelezen in klassen en in uitvaartzaaltjes. Over de dood heen ben je de meest aanwezige dichter van het land geworden.
Dat had jij goed begrepen, Stijn. Waar de mens emoties te veel heeft, komt hij woorden te kort. Jij komt die manke, tastende mens tegemoet.
Zoals vorige generaties dat deden bij Toon Hermans, grasduinen wij nu in jouw oeuvre naar het juiste vers bij de juiste gelegenheid.
Ik wil je daar graag voor bedanken (en aanstippen dat je dichtwerk beter is dan dat van Hermans. Vooruitgang, als het ware).
Zelfs ’s avonds als ik weer eens niets beter te doen heb dan als een strandjutter over Twitter te zwerven, kom ik je tegen. Altijd is er wel iemand die een toepasselijk vers van jou aan het nieuws van de dag koppelt.
Dan denk ik aan al het kruit dat je nooit hebt kunnen verschieten. Wat zou ik willen geven om je Dagverzen te lezen over een minister-president die alles dinges noemt, zoals een Smurf alles smurft; over een minister van Onderwijs die in kennelijke staat debatteert over de kennelijke staat van het onderwijs; of over de leiders van PS en MR die wellustig het eigen graf graven.
Genadeloos als een glimlachende cobra zou je het Vlaanderen dichterlijk omknellen dat enerzijds en terecht hoge eisen stelt aan taalkennis van nieuwkomers maar anderzijds die taal laat verslonzen tot een tussentaaltje, waarvan nu ook de VRT-taalraadsvrouw zegt dat het ‘wel ça va’ is.
Dan, lieve, genadeloze, Stijn. Dan mis ik je het meest.
Dit is de laatste keer dat ik naar je schrijf. Niet omdat ik je niet meer zal missen.
Mi lanct na di, gheselle mijn. Du coors die doot, du liets mi tleven.
Neen, ik zal je niet meer schrijven omdat je me niet meer nodig hebt.
CHRIS DUSAUCHOIT
Dag Stijn,
Ik heb me nuttig gemaakt op je begrafenis. Het was er over de voorovergebogen koppen lopen, zelfs de tv was er. Ze zeggen dat ik een mooie stem heb en dat ik goed kan lezen.
Welaan dan, ik las reacties van lezers van deze krant voor. Ik hield me dapper, tot ik de fout maakte om van mijn papier op te kijken naar W. en de meisjes. Toen zijn mijn dijken ei zo na gebroken.
Wat waren je meisjes mooi en licht in hun jeans met bloemmotiefjes en hun vers gewassen haartjes. En W. Ze hield zich recht, niemand wist hoe ze het deed, zij waarschijnlijk nog het minst van al.
Ik wil je iets vertellen over dat whatsappgroepje. We hebben met z’n allen je zus ontmoet, in je kosmopolitische boerengat Zele.
We zaten als enige klanten in haar Gildenhuis bij een instantsoepje en ze vertelde over al je fratsen en hoe het was om je broer of je zus te zijn.
Je moest tegen een ferme plaagstoot kunnen, zo bleek.
We hingen aan haar lippen. Ze schetste je zo goed, je was onder ons. Toen en nu en zeker vandaag.
We hebben in dat groepje stuk voor stuk een grote mond, tot het over W. en de meisjes gaat. Dan is het stil of komen er emoji’s met tranen, of een hartje, of vuur.
Het is onvoorstelbaar. Zoals hun verdriet. Niemand kan daar bij, alleen jij.
HARRY DE PAEPE
De wieg, het lot en de liefde maken Zele prominent. Wie er door de straten wandelt, komt jou tegen. Je verzen versieren er vertrouwde vensters en wekken je tot leven.
Jouw toneelvereniging speelde laatst een komedie. Bij het binnengaan brandde er een kaars ‘voor Stijn’. Onder het applaus van de volle zaal herinnerde een acteur het publiek aan jou. Hij stak een boek met je verzen op.
Zele houdt je liefdevol prominent.
‘Heb je het gehoord?’ Een gemeenschappelijke vriend regisseerde een toneelstuk, de muziek van Bach vormde een rode draad.
‘De muziek komt van de cd die van Stijn was. Het is mijn kleine eerbetoon.’ Er is geen beter wierook voor je, dan die bescheidenheid.
Ik sta regelmatig op de plek waar ik je voor het laatst sprak. In Zele. We wachtten er op onze dochters.
De wieg, het lot en de liefde, weet je wel.
Je bent nergens meer dichter dan hier.
Zie ook
Vul hieronder de zoekopdracht Stijn De Paepe in en vind meer berichten.
Bron: De Morgen