Ze debuteerde laat en won vroeg. Op vier jaar tijd schreef Marieke De Maré twee boeken, Bult en Ik ga naar de schapen. Voor dat laatste ontvangt ze nu de F. Bordewijk prijs. “Als je praat, moet je rijk willen zijn, je moet je taal aankleden zodat ze wint aan nuance.”
Sarah Vankersschaever – De Standaard
“Mensen maken minder contact, maar ik ga er keihard tegenin: ik blijf knikken en zwaaien en praten”
Marieke De Maré
Maar eerst een raadsel. Naar verluidt het moeilijkste raadsel ter wereld.
“Drie mensen, A, B en C, heten in onbepaalde volgorde Waar, Onwaar en Willekeur. Waar spreekt altijd de waarheid, Onwaar liegt altijd en Willekeur wisselt tussen waarheid en leugen.
“De opdracht bestaat erin om door drie ja-neenvragen te stellen de identiteiten van A, B en C te bepalen.
“Een bijkomend probleem is dat de mensen antwoorden met ‘dah’ en ‘nah’, maar vooraf is niet bekend wat ‘ja’ en wat ‘neen’ betekent.”
“Het antwoord staat beschreven in wetenschappelijke studies,” zegt Marieke De Maré, “maar ik kan het hier aan de keukentafel niet zomaar herhalen, zo abstract is het.”
Ze probeert alsnog, zo is ze.
“Iets met … Je moet categorieën loslaten…”
Ze spert de ogen. “En alle andere dingen…”
De logica zit in haar hoofd, daar achter die grote ogen, maar de woorden volgen niet.
“Ik weet het niet.”
Ze valt stil, handen in de lucht. Een prachtig beeld, die overgave aan de onwetendheid – je vraagt je af waarom zovelen er bang voor zijn.
In Ik ga naar de schapen zitten ook Andrej en Simone, en hun vriend de begrafenis ondernemer Rocco, aan een keukentafel.
Het verhaal waarin ze stille personages zijn, is groter dan henzelf: ze dragen verdriet en pijn met zich mee, ook dat van anderen, maar zoeken en vinden een weg. In raadsels, pralines, bloemen, het houden van schapen. Een klein leven dat te groot is voor woorden.
“Mensen vragen me soms waarover het boek gaat, maar het meeste staat tussen de lijnen, in de witregels.
“Het gaat over voelen dat er iets is, maar dat niet gezegd krijgen.
“In die zin ben ik ontzettend blij met de F. Bordewijk-prijs.
“Er hangt een citaat van Ferdinand Bordewijk in het toilet van een goede vriendin: ‘De waarheid strookt nu eenmaal nooit met de schoonheid der gedachten.’
“In ons hoofd gebeurt zo ontzettend veel, we zitten vol gedachten maar zelfs als je alle taal van de wereld zou hebben, dan nog kan je niet exact zeggen wat je ervaart, denkt en bedoelt.
“Je kunt de schoonheid van een geestesleven hoogstens proberen te benaderen.”
Is er iets wat dit boek het dichtst benadert?
“Muziek. Wacht, ik zal ze je laten horen. Een polyfoon stuk van een anonieme componist.
“Het is Ests. Hoor je het? Ik wil niet weten wat ze zingen of wat de tekst betekent, want het gaat over de stemmen zelf: ze delen hoogtes en laagtes, overlappen elkaar, overstemmen elkaar.
“Ze zijn zoals mijn personages: soms samen, soms alleen, vaak stil, af en toe luider dan de ander. Natuurlijk is Ik ga naar de schapen een boek dat je leest, maar het is toch vooral een verhaal dat je voelt.”
Je hebt zelfs de definitie van voelen opgenomen: zinnen waar je ironisch genoeg je hoofd bij moet houden.
“Klopt, de definitie uit Van Dale, ze is er boenk op.
“‘Voelen ontstaat altijd door een bepaalde manier van denken, namelijk door (voor)oordelen over het niet te bewijzen of ongekende (onder)deel van een situatie.
“Gevoelens zijn altijd het effect van een evaluatie en/of interpretatie van een feit.’
“Siti, de moeder van Simone, verblijft in een woonzorgcentrum en dementeert.
“Tot zover het enige autobiografische element in het verhaal: mijn grootmoeder zit in dezelfde situatie. Ze praat nog veel, maar eigenlijk weten we niet meer wat er in haar omgaat. En toch betrappen we onszelf er elke keer op dat we het proberen in te vullen: ‘Ze leek gelukkig’, ‘Ze leek verdrietig’.
” We interpreteren. Als je erop let, doen we dat bij zowat iedereen.
“Soms denk ik: springen we wel voorzichtig genoeg om met dat voelen van ons en van anderen.
“Zouden we niet beter wat vaker zwijgen?”
Wat betekent zwijgen voor jou?
“Er is zoveel in de wereld dat ik niet begrijp, te beginnen bij het leven zelf en de dood.
“Zwijgen is een manier om te zeggen ‘ik weet het niet’. En dat te aanvaarden.
“Mijn twee boeken zijn geen pleidooi om meer te zwijgen of, het tegendeel, meer te praten, ze zijn hoogstens een poging om het absurde te omarmen.
“Dat is ook de quote van Camus waarmee ik Bult open: ‘Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt.’
“Dat gaat hierover: ik heb zoveel vragen, maar de wereld zwijgt en geen mens kan met zekerheid antwoorden. Dan ontstaat een soort vacuüm … Noem het absurditeit. Die kun je maar beter omarmen, want uitgelegd en opgelost krijg je het toch niet.”
23 knikjes en één tong
Maar eerst een brief. Naar verluidt de meest ambitieuze brief ter wereld.
Marieke De Maré is nog tot het einde van het jaar, samen met Lara Taveirne, stadsschrijver van de stad Brugge.
Samen sprokkelen ze verhalen, gaan naar mensen toe, luisteren.
Bij de start schreef De Maré een brief aan haar buren en buurt in Sint-Andries.
Dag buren, dag buurt,
Er zijn dagen waarop ik naar iedereen wil zwaaien en me afvraag waarom ik het niet doe.
Zwaaien naar iemand doe je door de hand meerdere keren vanuit de pols van links naar rechts en terug te bewegen.
Je trekt er de aandacht mee van iemand en zo goed als altijd is het verbonden aan een glimlach. Een kleine polsbeweging en de mondhoeken gaan omhoog. Ons lichaam zit vernuftig in elkaar. Je moet het eens proberen.
Zwaaien moet blijkbaar ergens in de middeleeuwen zijn ontstaan, doordat ridders het vizier van hun helm moesten opheffen om zich ergens kenbaar te maken en deze beweging iets weg had van het zwaaien van nu.
Ik heb ook ergens gelezen dat naar iemand zwaaien vroeger vooral betekende dat je geen wapens in je handen had.
Er is een stil verdriet en een klein geluk in mij dat beseft dat wij hier zomaar naar elkaar kunnen zwaaien.
Onlangs moest ik stoppen aan een zebrapad voor een meester die zijn leerlingen het veilig oversteken liet oefenen. Ik hoorde hem zeggen dat de leerlingen mij een knikje moesten geven tijdens het oversteken.
Ik keek in 23 paar kinderogen en kreeg 23 knikjes. Van verlegen tot heel stoer. Er was ook een meisje dat haar tong uitstak.
Ik vraag me af hoe het zou zijn als zwaaien naar eender welke persoon die je kruist of passeert even belangrijk was als bijvoorbeeld een snelheidsbeperking respecteren.
Let op, er zouden dan ook dagen zijn waarop ik niet zou zwaaien, ik de regels aan mijn laars zou lappen, ik liever een boete zou riskeren dan te doen alsof ik gelukkig zwaai, dat ik liever een kap over mijn hoofd zou trekken, om zo onherkenbaar door mijn buurt te fietsen, op weg naar ergens waar ik niet zou willen zijn.
Het zou dan een geruststelling zijn als anderen zich wel aan de regels houden en iedereen die ik kruis toch naar me zwaait, dat er ogen contact willen maken, dat ik mondhoeken de lucht in zie gaan, dat er ook wel eens een vuistje de lucht ingaat omdat ik mij niet aan de regels houd, dat ik mij dan overgeef en terugzwaai, dat ik in de korte rit van hier naar daar weer lach en voel dat ik besta.
Ik zou het weleens willen proberen, te beginnen bij ons in de buurt, tot ze van over heel de wereld, vol verwondering naar ons komen kijken, hoe wij hier zwaaien naar elkaar.
Marieke De Maré houdt het zwaaien al twee jaar vol en volgens de wetten der gewoonte is het intussen routine.
“Maar een beweging zijn we nog niet. Pas als je oogcontact zoekt, merk je hoe vaak je ogen geen contact maken. Mensen kijken minder op.
“Onlangs werd ik zelfs kwaad, ik wilde zwaaien om iemand te bedanken, want de bestuurder was gestopt om me te laten oversteken, maar ze weigerde ostentatief om mij aan te kijken.
“Die afstand, die houding van ‘ik ben er niet’, dat eilandgedrag, ik vind dat écht jammer.
“Ik blijf er keihard tegenin gaan. Ik blijf knikken en zwaaien en luisteren en praten – allemaal vormen van taal.”
Hier hoort witruimte, want ze denkt na.
“Of is dit nu een pleidooi?”
Het hoofd van Marieke De Maré staat nooit stil. Misschien is dat waarom haar ogen zo onvermoeibaar verwonderd staan: alsof ze tegelijkertijd druk bezig is naar de wereld te kijken en zichzelf te lezen.
“De gedachtewereld is groter dan de woordenwereld, en dus moet je soms durven zwijgen.”
Dat is de witruimte in haar boek.
“Maar als je praat, moet je rijk willen zijn, je moet je taal aankleden zodat ze wint aan nuance, eerder dan uitkleden, wat haar verhardt.”
Dat is het zwaaien naar anderen.
“Taal is ons instrument om elkaar tegemoet te komen. Daarom is taalvaardigheid zo belangrijk: hoe rijker onze woordenschat, hoe beter we elkaar begrijpen.”
Zegt de vrouw die zichzelf in de taal lang ‘half’ waande. Je debuteerde laat, in 2020, en hebt in die zin vroeg een prijs gewonnen, amper vier jaar later.
“Ik geloof het nog altijd niet helemaal, inderdaad, dat ik de prijs gewonnen heb.
“In mijn opleiding Woordkunst waren er drie domeinen: schrijven, radiodocumentaire en theater.
“Schrijven vond ik het moeilijkste vak want ‘een boek publiceren doe je alleen als je het echt goed kunt’, zo dacht ik erover.
“Het voelde lang alsof ik ‘half’ was in het schrijven omdat ik theatermaker of actrice wilde worden.
“Jarenlang spraken mensen me aan over mijn teksten, hoe goed ze die vonden, maar bleven ze stil of waren ze vernietigend over mijn podiumprestaties.
“Sinds Bult begrijp ik waarom: ik kan alleen maar Marieke zijn. Ik kan geen rol spelen, ik verdaag zelfs geen make-up. (lacht)
“Niemand gelooft me als ik niet gewoon mezelf ben.”
Wat is het volle schrijverschap voor jou?
“Omgaan met het leven. Niet proberen om het te begrijpen, wel om het te sommeren.
“Sinds ik dat doe, vind ik het makkelijker om te leven. Want het werkt.
“In die mate dat ik durf te denken dat als mij iets ergs zou overkomen – eigenlijk durf ik het bijna niet te zeggen: dat als mij iets ergs zou overkomen, dat ik dan, net als anderen die met taal bezig zijn, het voorrecht heb om erover te kunnen schrijven.
“En als ik erover kan schrijven, dan denk ik dat ik het zal kunnen omarmen.
“Maar misschien heb ik nog te weinig meegemaakt. Hoewel.”
Hoewel.
“Ik heb lang verzwegen dat ik aan een boek werkte. Mijn man Jeroen wist het een beetje, maar toch niet helemaal.
“Ik vertelde dat ik af en toe iets schreef, het woord ‘boek’ is nooit gevallen. Dat gebeurde pas op het einde, toen het die vorm had.
“Ik heb ook lang niet geweten waar het gevoel vandaan kwam om na al die jaren te gaan zitten en schrijven.
“Pas gaandeweg ging me dagen dat de kiem gelegd is in de eerste week van mijn zwangerschap.
“Ik wist nog maar net dat ik verwachting was van onze eerste dochter, Julia, toen we het nieuws kregen dat mijn moeder borstkanker had.
“Mijn gevoel barstte open, schoot alle kanten uit, van het hele prille begin tot het alomvattende einde. Daarmee is het schrijven begonnen.”
Is die spanning iets wat gesust of gestild moet worden?
“Neen. In de straat van ons vorige huis, niet zo ver hiervandaan in Sint-Andries, was een begrafenisondernemer.
“Ik zat vaak gefascineerd naar de bedrijvigheid daar te kijken: hoe de vrachtwagen nieuwe kisten kwam leveren, hoe de man naar de kerk vlakbij wandelde en terug naar huis.
“Dat hele idee dat wij daar gewoon ons leven leefden, terwijl de dood elke dag passeerde: de dagelijkse, totale absurditeit van het doodgaan. Dat raadsel. Misschien wel het moeilijkste dat er is.”
Je doceert creatief schrijven aan volwassenen. Hoe zou je hen aanraden om dit in taal te vatten?
“Ik moet denken aan wat Bernard Dewulf me ooit vertelde, toen ik les van hem kreeg.
“‘Je moet soms door je eigen leven stappen alsof je door een schilderij wandelt, en af en toe moet je stilstaan en denken dat alles rondom jou bevriest, waardoor je het schilderij beter kunt zien.’
“Dat is echt zo. Je moet het eens proberen. Het werkt zelfs met emoties: je kunt die beter begrijpen als je ze trager laat binnenkomen. Wanneer je een ruzie in slow motion herbeleeft.”
Is dat waarom je over gewone levens schrijft? Je moet erin kunnen rondwandelen?
“Ik zal altijd over gewone mensen schrijven. Je zult geen boek van me lezen over historische figuren of koningen.
“Gewone mensen in gewone huizen in een gewone straat. Omdat dat de meerderheid van de mensheid is, ook al wordt onze aandacht vaak opgeëist door wie afwijkt.
“Ik kijk rond, elke dag, alledaags, en ik blijf mateloos geïntrigeerd.”
En zo schat je elkaar naar waarde?
“Dat is zo. Ik zie mensen, en soms zien ze mij. Ik denk dat het is waarom ik die ene keer boos werd, toen ik wilde zwaaien, maar de chauffeur niet opkeek.”
De Bordewijk-prijs ziet jou. Je bent gezien.
“Ik heb gisteren gezegd aan Jeroen: ‘Voilà, ik kan sterven.’ (lacht)
“Dat klinkt belachelijk, ik weet het, want vandaag vind ik dat alweer niet meer waar: ik kan en wil niet sterven, ik wil oud worden en alles tot het einde toe beleven.
“Maar de prijs geeft me vleugels. Prachtige, schitterende vleugels.
“En tegelijk, als ik zie wie er allemaal in de lijst met laureaten staat … Jeroen Brouwers, Stefan Hertmans, Annelies Verbeke …
“Ik vlieg, al voel ik toch ook het gewicht van die vleugels.
“Wat me misschien het meest raakt aan de prijs, is dat ik me omarmd voel door wie mijn boek las.”
Je hebt gezwaaid en er wordt teruggezwaaid.
“Helemaal.”
Bio Marieke De Maré
- Geboren in 1985
- Studeerde Woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen
- Ze speelt, regisseert, doceert en schrijft
- Haar debuut Bult verscheen in 2020
- Ik ga naar de schapen werd zopas bekroond met de F. Bordewijk-prijs
Lees ook
Bron: De Standaard