Interview – Dirk De Wachter en Paul Verhaeghe


Paul Verhaeghe (67) heeft een nieuw boek uit. Dirk De Wachter (63) is na zijn kankerbehandeling opnieuw voltijds aan het werk getogen. Aan de burn-outepidemie die ze in hun psychologische bestsellers hebben voorspeld, zijn Vlaanderens populairste zielenknijpers alvast niet ten prooi gevallen. Ze laten voor ons hun licht schijnen over de toestand van de nationale geestelijke gezondheid.

‘De maatschappij is geëconomiseerd: onze positie hangt volledig af van wat we opbrengen of kosten.’

Dany Ilegems – De Morgen/Humo


‘Wat mij het meest heeft verrast, is de omvang van de ongelijkheid in België. En die heeft rampzalige gevolgen voor onze gezondheid’

Paul Verhaeghe


Anderhalf jaar nadat bij hem een kwaadaardige tumor is verwijderd, gooit Dirk De Wachter de deur van zijn huis in Antwerpen open. Hij ziet er goed uit, ’s morgens in de vroegte. Montere oogopslag, krachtige stem. Hij loopt nog altijd lichtjes voorovergebogen. Zijn Nick Cave-kapsel heeft de chemische orkaan doorstaan.

Hoe gaat het met u?

Dirk De Wachter: “Momenteel voel ik me niet zo best. De kankerbehandeling is achter de rug, maar de bijwerkingen blijven duren. Maar goed, zolang ik die ondervind, ben ik in leven, zal ik maar denken.

“De vijfjaarsprognose was: 40 procent kans op overleving. Dat is natuurlijk een bangelijk cijfer. De driemaandelijkse scans hebben tot nog toe geen nieuwe uitzaaiingen aan het licht gebracht. Gelukkig maar, want dat zou zeer slecht nieuws zijn. Dan komt de dood onvermijdelijk in zicht. Dus ik wens mezelf nog vele jaren van bijwerkingen toe.”

De bel gaat. Paul Verhaeghe treedt binnen. Hij is met de trein uit Gent gekomen. De aanleiding voor deze samenscholing is een nieuw boek van zijn hand, getiteld Onbehagen.

Het heeft voeten in de aarde gehad om dit rendez-vous rond te krijgen. En dat lag, verrassend genoeg, vooral aan de drukke agenda van Dirk De Wachter.

De Wachter: “Ik werk opnieuw voltijds. Ik heb mijn taken in het psychiatrisch centrum in Kortenberg en aan de KU Leuven opnieuw opgenomen. Ik zwoeg me door de dagen. Op mijn avondactiviteiten, de lezingen en de culturele zijsprongetjes heb ik wel moeten bezuinigen.”

Paul Verhaeghe: “Ik ben intussen al bijna twee jaar met emeritaat, ik heb al mijn functies neergelegd.”

De Wachter: “Ik ben 63, ik mag nog tweeënhalf jaar doorgaan.”

Waarom hebt u niet van de gelegenheid gebruikgemaakt om vroeger te stoppen?

De Wachter: “Ik heb eraan gedacht, hoor. Als mijn toestand te belabberd was geweest, had ik trouwens wel gemoeten. Ik geef het toe: dit is een beetje doen alsof er niks aan de hand is, me vastklampen aan het leven.

“Ik doe mijn werk ook echt graag. Maar als ik met emeritaat ga, zal ik echt stoppen. Behalve met mijn privépraktijk. Twee halve dagen per week hou ik hier nog consultaties. Ik heb met mijn vrouw afgesproken dat ik dat blijf doen tot ik 94 ben. Je moet er een einddatum op plakken (lacht).”

Verhaeghe: “Ik heb nog een kleine privépraktijk, maar die ben ik aan het afbouwen.”

De Wachter: “Iedereen koffie? Ik kan wel een shot cafeïne gebruiken, met dit rotweer. Het lijkt wel herfst. Maar volgens het KMI wordt het beter. Laat dat de teneur van dit interview zijn: het wordt beter!”

Zijn de mensen die naar jullie privépraktijk komen jullie voelsprieten in de samenleving, de barometers waarmee jullie de maatschappelijke druk meten?

De Wachter: “Mijn patiënten voeden in elk geval mijn engagement. Ik heb het dan niet alleen over de patiënten uit mijn privépraktijk, maar ook over die in het ziekenhuis in Kortenberg. Ik leid daar onder andere een dagcentrum voor mensen met zeer ernstige psychiatrische problemen.”

Welke?

De Wachter: “Vroeger noemden we het schizofrenie, vandaag proberen we die term te vermijden. We spreken nu over psychotische kwetsbaarheid.”

Waarom is schizofrenie geen goed woord meer?

De Wachter: “Omdat het zo stigmatiserend is. Het roept allerlei negatieve connotaties op: ongeneeslijk, onvoorspelbaar, zelfs gevaarlijk.

“Psychotische kwetsbaarheid is een veel breder begrip. Dat kan gaan over mensen die één keer een vreemde ervaring hebben gehad, maar het de rest van hun leven betrekkelijk goed stellen, tot mensen in wier hoofd het dag en nacht spookt, die voortdurend door waangedachten en waanvoorstellingen worden overvallen, en die we alleen met veel zorg en medicatie min of meer overeind kunnen houden.”

En wie zijn uw patiënten, meneer Verhaeghe? Is er een verschil?

Verhaeghe: “Ja, een wezenlijk verschil. Dirk is van opleiding psychiater. Hij is met andere woorden een medicus.”

De Wachter: “Een doktoor, zoals ze zeggen. Ik stel diagnoses, schrijf medicatie voor, desgevallend een traject van begeleiding en behandeling…”

Verhaeghe: “Ik ben psycholoog en dat is een theoretische opleiding. Maar ik heb het geluk gehad dat ik, nadat ik was afgestudeerd, meteen in de praktijk terechtkwam. Ik heb eerst in de geestelijke gezondheidszorg gewerkt, en daarna in de bijzondere jeugdzorg. Daar kwam ik in aanraking met wat men toen de derde en de vierde wereld noemde. Dat was een keiharde confrontatie. Nagenoeg alles wat ik had geleerd, bleek niet te kloppen.

“Door een samenloop van omstandigheden ben ik daarna opnieuw aan de UGent beland. Ik kon er doctoreren en ben er geëindigd als hoogleraar en voorzitter van de vakgroep psychoanalyse.

“Maar ik heb altijd een beperkte privépraktijk gehad. En in die praktijk heb ik er bewust naar gestreefd om patiënten uit alle segmenten van de samenleving aan te trekken, zodat ze samen een soort staalkaart vormen: evenveel mannen als vrouwen, evenveel mensen uit de onderklasse als uit de middenklasse. Precies om de vinger aan de pols te kunnen houden.

“In de geestelijke gezondheidszorg is dat vaak een probleem: mensen met een laag inkomen kunnen onze honoraria gewoon niet betalen.

“Bij mij waren er mensen die helemaal niets betaalden, of alleen maar wat ze konden betalen. Ik kon me dat veroorloven, want ik had een goede wedde aan de universiteit.

“En het is dankzij die patiënten dat mijn denken sterk is geëvolueerd: van de traditionele, op het individu gerichte therapeutische modellen naar een veel bredere benadering, waarin het sociale een cruciale rol speelt.”

Is er bij u ook zo’n evolutie van het individuele naar het sociale geweest, meneer De Wachter?

De Wachter: “Nee. Ik ben een zogeheten systeemtherapeut. Mijn visie op de wereld is per definitie relationeel en contextueel: de mens bestaat bij de gratie van De Ander, in de blik van De Ander, in relatie tot De Ander. Wij halen zelfs ons zelfbeeld bij De Ander.

“In feite heeft de antipsychiatrie mij tot de psychiatrie bekeerd. Het eerste boek over psychiatrie dat ik las, was Wie is van hout? van Jan Foudraine, dat beruchte boek uit 1971 dat erg in een post-’68-sfeertje baadde.

“Toen ik in Kortenberg begon te werken, vroeg de toenmalige hoofdarts wat ik wilde doen. ‘Heel veel,’ zei ik, ‘maar ik wil geen bedden.’

“Bedden stonden voor opgenomen worden in de psychiatrie, opgesloten en platgespoten worden. In plaats daarvan kreeg ik stoelen en huizen. Dat was toen nieuw: de eerste dagcentra werden geopend, de eerste experimenten met beschut wonen kwamen van de grond.

“Bij stoelen zweer ik nog altijd. Ik haal er altijd De Ander bij. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Ik sta vooral bekend als gezinstherapeut.

“Tegen de mensen die een afspraak willen maken voor een eerste consult, zeg ik altijd: ‘Breng ineens maar de hele familie mee, al wie belangrijk is voor u, en dan zien we wel hoe het gaat.’

“Hier thuis heb ik nogal wat cliënten uit de Joodse gemeenschap. Eén keer had ik een familie met acht kinderen te gast. Ik heb extra stoelen uit de keuken moeten halen. Maar het was een boeiende reünie.”

Dirk De Wachter: ‘Ik geef het toe: ik doe een beetje alsof er niks aan de hand is, ik klamp me vast aan het leven.’ Beeld Diego Franssens
Dirk De Wachter: ‘Ik geef het toe: ik doe een beetje alsof er niks aan de hand is, ik klamp me vast aan het leven.’ Beeld Diego Franssens

DURE MENOPAUZE

We zitten hier om het over het nieuwe boek van meneer Verhaeghe te hebben…

De Wachter: “Onbehagen: prachtige titel! Ik ben zeer benieuwd.”

Kunt u het ten behoeve van uw collega even samenvatten, meneer Verhaeghe?

Verhaeghe: “In mijn vorige boeken Identiteit, AutoriteitIntimiteit ben ik altijd van het klinische vertrokken, van de ziektebeelden zeg maar, om uiteindelijk bij het sociale uit te komen.

“Nu ben ik omgekeerd te werk gegaan: ik vertrek van de analyse van het maatschappelijk weefsel en ik kom uit bij het klinische. Ik ga na hoe de samenleving vandaag georganiseerd wordt, waarom, en wat de effecten op onze gezondheid zijn.”

Hoe het systeem ons ziek maakt, kortom.

Verhaeghe: “Of gezond maakt, dat gebeurt gelukkig ook. Ik mag dan wel maatschappijkritisch zijn, ik ben niet de man die alles afschuift op het systeem.”

Waar komt het onbehagen in het spel?

Verhaeghe: “Dat zit al in ons. Wij hebben allemaal een verdeelde identiteit, we zijn gespleten mensen. Dat klinkt gestoord, maar in feite is het een enorm voordeel.

“Die innerlijke verdeeldheid maakt dat we kunnen nadenken over onszelf. Dat kan af en toe pijnlijk zijn, maar net zo goed is het verhelderend. Daardoor kunnen we beslissingen nemen, keuzes maken, ons leven in een andere plooi leggen.

“Maar omdat we nooit helemaal samenvallen met onszelf, zal er altijd een vorm van onbehagen in ons zitten, in welke maatschappij we ook leven.

“En er zijn maatschappijen die het onbehagen verzachten, en andere die het versterken. Onze neoliberale prestatiemaatschappij heeft het exponentieel uitvergroot.”

De Wachter: “Als je zo nog even doorgaat, Paul, hoef ik het boek niet meer te lezen.”

Is burn-out een hedendaagse vorm van onbehagen?

De Wachter: “Er zijn een half miljoen mensen langdurig ziek in België. Een reusachtig aantal! Allemaal mensen die niet economisch rendabel zijn, maar die ook een stuk levensvervulling missen.

“Via ons werk connecteren we met anderen, staan we in de wereld, maken we ons nuttig, voelen we ons gewaardeerd, kunnen we een zinvol bestaan leiden.

“Ik vind het problematisch dat we meer en meer naar werk kijken als iets lastigs, iets moeilijks, of iets dat alleen maar dient om onze weekendpret te bekostigen.

“We zouden positief naar werk moeten kunnen kijken, als iets waardevols en vervullends. Voor mij is dat in ieder geval zo. Dat is ook de reden waarom ik terug aan het werk ben gegaan.”

Verhaeghe: “Akkoord, maar ik denk dat wij op dat vlak erg geprivilegieerd zijn, Dirk. Voor veel mensen is hun werk echt iets lastigs en problematisch, iets wat heel veel stress veroorzaakt.”

Hebben die burn-outs alleen maar met ons economisch systeem te maken?

Verhaeghe: “Dat is de discussie die nu wordt gevoerd. Wordt die massale uitval louter door het werk veroorzaakt, of spelen ook andere factoren een rol?

“Bijna steevast leidt dat ertoe dat het individu in verdenking wordt gesteld: hij of zij kan niet meer volgen wegens te zwak, te weinig veerkracht, te weinig flexibiliteit.

“Heeft het te maken met ons economisch systeem? Uiteraard, want álles is tegenwoordig economie, álles wordt in centen en kostenposten uitgedrukt.

“Een kop in De Standaard: ‘Menopauze kost Amerikaanse economie 26,6 miljard dollar’.

“Tien jaar geleden was dat: ‘Depressie-epidemie kost de Vlaamse economie handenvol geld’.

“Nieuwsflash op Radio 1 een aantal jaren geleden: ‘Australië heeft het homohuwelijk goedgekeurd. Geschat wordt dat dat de Australische economie op korte termijn een boost van 335 miljoen euro zal geven.’

“Onze maatschappelijke positie hangt nu volledig af van wat we opbrengen of kosten. Op het moment dat we met pensioen gaan, tellen we niet meer mee.

“Het allereerste doctoraat dat ik als jonge prof heb begeleid, meer dan dertig jaar geleden, ging over burn-out in de welzijnssector.

“En wat kwam er uit de bus? Dat het nauwelijks te maken heeft met het feit dat mensen hard moeten werken.

“De oorzaken van burn-outs zijn drieërlei.

  • Eén: verlies van autonomie. We krijgen almaar meer verantwoordelijkheid, maar ook almaar minder beslissingsrecht.

  • Twee: gebrek aan respect en erkenning van collega’s en leidinggevenden.

  • Drie, en dat is nog het ergste: het zijn uitgerekend de mensen die het meest betrokken zijn, die hun werk met hart en ziel doen, die het vatbaarst zijn voor burn-out.

“Voilà, die drie factoren, dat is de dodelijke cocktail.

“Destijds was dat een verrassing voor ons. We waren jong en naïef, burn-out was een nieuw begrip. Nu kijkt niemand ervan op. Dat zegt iets over hoe de maatschappij is geëvolueerd.”

De Wachter: “De maatschappij is geëconomiseerd.”

Verhaeghe: “Ja, en die door het vrijemarktdenken gedomineerde maatschappij is een katalysator van onbehagen.”

De Wachter: “Het ergste vind ik het stigma dat de langdurig zieken krijgen.

“Alsof uitgeblust zijn een vorm van karakterzwakte is en de oplossing binnen ieders bereik ligt, het is alleen een kwestie van een beetje inspanning: ‘Allee, ga eens naar de therapeut, werk aan jezelf, ontspan je geest, verwerf inzicht in jezelf en kom dan zo snel mogelijk terug werken, zodat je opnieuw kunt presteren.’

“Ik kreeg eens een dame op consultatie die naar mij was doorverwezen wegens een burn-out. Ze was boos. ‘Ik zou hier niet moeten zijn,’ zei ze, ‘ik mankeer niks. Mijn baas, díé zou hier moeten zitten.’

“Enkele weken later kwam een man bij mij op visite. Ik verzin het niet: hij was de leidinggevende van die vrouw. En hij begon op zijn beurt te foeteren op het systeem en de onmogelijke werkdruk.

“Wat leer ik uit zo’n voorval? Dat je altijd de sociale context moet kennen om zicht te krijgen op de problemen van individuen.”

Is burn-out hét grote probleem van deze tijd, in de westerse samenlevingen?

Verhaeghe: “Nee, de klimaatverandering en de ongelijkheid, dat zijn de cruciale problemen. Maar mijn punt is dat het allemaal met elkaar samenhangt.

“We kunnen de klimaatverandering maar beheersen als we de ongelijkheid terugdringen. En de ongelijkheid heeft dan weer rampzalige gevolgen voor onze gezondheid.

“Weet u wat mij het meest heeft verrast bij de voorbereiding van dit boek?

“De omvang van de ongelijkheid in België. Wij denken dat dat een probleem van het Zuiden is.

“Zelfs van kinderarmoede denken we dat het uiteindelijk wel meevalt, want wij zijn toch het land met de beste sociale zekerheid ter wereld? Nee, het valt níét mee. 

De Tijd, niet bepaald een linkse krant, trok onlangs aan de alarmbel over de ongelijkheid op basis van cijfers van de Nationale Bank, ook niet bepaald een linkse instelling. Het wordt met de dag erger, en dat staat haaks op de perceptie.

“Het beeld dat de pleitbezorgers van de vrije markt hebben gecreëerd is: het is altijd de middenklasse die moet inleveren, het is altijd de middenklasse die moet betalen.

“Nee, de middenklasse is de jongste tien jaar alleen maar rijker geworden, in versneld tempo.“

“En er is een wetenschappelijk aangetoond verband tussen de exponentiële toename van de problemen in de welzijnssector en de toegenomen ongelijkheid.”

Is het begrip middenklasse intussen niet al te rekbaar geworden? Zowel de mensen met een huis in de stad, een flat aan zee, een Tesla voor de deur en een paar honderdduizend euro op de bank worden ertoe gerekend, als ploeterende tweeverdieners en jonge en oudere singles die door één tegenslag in financiële problemen kunnen komen.

Verhaeghe: “Klopt. Dat is ook de analyse van Matthias Somers, onderzoeker bij denktank Minerva, en Wim Van Lancker, onderzoeker aan de KU Leuven.

“Zij delen de middenklasse op in drie groepen: laag, midden en hoog. De hoge middenklasse maakt nu de sprong naar de bovenlaag. Maar de lage middenklasse, de gepensioneerden zonder een eigen woning, eenoudergezinnen en singles, is in vrije val.

“Inderdaad: één tegenvaller en die mensen moeten bij de voedselbanken gaan aankloppen. Dus zelfs binnen de middenklasse neemt de ongelijkheid langzamerhand extreme vormen aan.”

En wat zijn de effecten op de geestelijke gezondheid, behalve burn-out?

De Wachter: “Je kunt het je niet voorstellen: de geestelijke gezondheidszorg wordt op dit moment overspóéld. En het aantal mensen met werkelijk zeer zware problemen neemt hand over hand toe. En die patiënten worden ook steeds jonger.

“We zien nu jongeren van 12 jaar die ernstig suïcidaal zijn, zichzelf zwaar verminken, enzovoort. Twintig jaar geleden bestond dat niet. Slechts bij hoge uitzondering kwam je zo’n jongen of meisje tegen.”

Verhaeghe: “In september 2021 zaten er 2.644 kleuters in het bijzonder onderwijs.

“Het aantal kinderen met angst-, stemmings- of persoonlijkheidsstoornissen is de jongste jaren verdubbeld.

“Er staan 69.000 jongeren op de wachtlijsten van de geestelijke gezondheidszorg, en die moeten gemiddeld een jaar wachten op een eerste consultatie.”

De Wachter: “Als de kwetsbare mens kraakt, is dat een waarschuwing voor ons allemaal.”

Verhaeghe: “Bovendien krijgen we te maken met totaal nieuwe fenomenen.

“Wat waren de vaakst voorkomende psychologische problemen in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw? Relationele moeilijkheden en seksuele problemen.

“Wat we nu zien, is van een andere orde: een mengeling van psychologische problemen – dus angsten en depressies – sociale problemen, vooral eenzaamheid, en lichamelijke problemen.

“Voor de lichamelijke klachten hebben we zelfs een nieuwe term moeten uitvinden. Dat doen we altijd als we iets niet begrijpen (lachje). We noemen ze SOLK: somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten.

“De mensen die ermee kampen, stappen in eerste instantie naar de huisarts. Meer dan de helft van de patiënten die nu bij de huisarts aankloppen, kampt met SOLK. Die mensen hebben iets, maar de medische wetenschap vindt geen duidelijke oorzaak.

“Een burn-out leidt ook tot somatisch onvoldoende verklaarde klachten: vermoeidheid, slapeloosheid, prikkelbaarheid, noem maar op.

“Toen ik Onbehagen schreef, zat ik te denken: sociale, psychologische én lichamelijke klachten, vanwaar ken ik dat patroon? Op een dag viel het me te binnen: je ziet het ook bij mensen met een posttraumatische stressstoornis.

“Dezelfde mengeling van klachten, en je weet nooit welke je het eerst moet aanpakken. Alleen gaat het bij SOLK niet over trauma, maar over stress.

“Het komt voor bij mensen die maanden, soms jaren onder hoge stress zijn blijven functioneren. Ze hebben twee kleine kinderen, een job, een huis op afbetaling, ze staan twee uur per dag in de file, komen in een echtscheiding of een faillissement terecht, en ineens branden hun stoppen door.

“Heel vaak zijn het middenklassers jonger dan 40, die zeggen: ‘Ik heb alles, waarom voel ik me niet goed? Waarom slaap ik niet meer? Waarom heb ik geen kracht meer? Waarom ben ik mezelf niet meer?’

“Simpel: omdat het niet kon blijven duren, omdat je niet kunt blijven functioneren onder hoge stressniveaus.”

Zij zijn geen slachtoffer van armoede of ongelijkheid, maar…

De Wachter: “…van de ratrace, van de prestatiemaatschappij, soms zelfs van hun succes.”

Verhaeghe: “De vereconomiseerde maatschappij heeft dus dezelfde effecten op onze gezondheid als leven in traumatische omstandigheden.

“Onze identiteit valt samen met ons economische gedrag – produceren en consumeren, met de nadruk op groei.

“Een halve eeuw geleden leefden we in Vlaanderen in een maatschappij die gedomineerd werd door religie. Veel van onze psychologische problemen hielden daarmee verband: seksualiteit, lichamelijkheid, noem maar op. De mensen voelden zich schuldig omdat ze hadden gezondigd.

“Vandaag is onze identiteit die van de homo economicus. De mensen voelen zich mislukt omdat ze niet hard genoeg gewerkt hebben of onvoldoende excelleren, nog zo’n modewoord.”

Paul Verhaeghe: ‘Wat mij het meest heeft verrast, is de omvang van de ongelijkheid in België. En die heeft rampzalige gevolgen voor onze gezondheid.’ Beeld Diego Franssens
Paul Verhaeghe: ‘Wat mij het meest heeft verrast, is de omvang van de ongelijkheid in België. En die heeft rampzalige gevolgen voor onze gezondheid.’ Beeld Diego Franssens

NOODTOESTAND

Dirk De Wachter maakt aanstalten om op te stappen. Hij wordt in het ziekenhuis verwacht. ‘Jullie mogen gerust blijven zitten,’ zegt hij, ‘maar trek de voordeur goed dicht als jullie klaar zijn.’

Verhaeghe: “Ik wilde nog één ding meegeven.”

De Wachter: “Oei.”

Verhaeghe: “Dit is mijn laatste boek…”

De Wachter (verrast): “O, ja? En dat beslis je nu? Waarom?”

Verhaeghe: “…over dit onderwerp.”

De Wachter (lacht): “Ah, dat is wat anders. Dat doet me plezier.”

Verhaeghe: “Ik denk dat ik het verband tussen gezondheid en maatschappij nu wel voldoende grondig heb uitgespit. Ik vond het mijn ethische verantwoordelijkheid als hoogleraar om mijn bevindingen op een bevattelijke manier naar buiten te brengen, maar ik denk niet dat ik daar nu nog nieuwe inzichten aan kan toevoegen. En er zijn nog zoveel andere onderwerpen die mij boeien.”

Welke?

Verhaeghe: “Onlangs heb ik de twee nieuwe romans van de grote Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy gelezen, het tweeluik Stella maris en De passagier. Ze gaan over energie, wiskunde en waanzin.

“Ik ben al heel lang gefascineerd door energie, zowel natuurwetenschappelijk als in de verhoudingen tussen mensen. Daar ga ik mij in verdiepen.”

U bent dan weer een zelfverklaarde fan van Michel Houellebecq, meneer De Wachter, de Franse schrijver die het alvast niet van zijn empathisch vermogen moet hebben.

De Wachter: “Weet je wat het is met Houellebecq? Hij legt altijd de vinger op de wond. Zijn eerste boek, De wereld als markt en strijd, is de inspiratiebron geweest voor mijn eerste boek, Borderline Times. Maar inderdaad, hij is een heel complexe figuur. Ik heb hem ook ontmoet, zoals iedereen ondertussen weet.”

Hij heeft u naar verluidt verboden zijn laatste boek Vernietigen, te lezen. Een prachtige, verpletterende roman.

De Wachter: “Ik heb hem leren kennen als een vriendelijke, zachte, liefdevolle man. Hij doet af en toe een beetje gek, misschien om zijn imago van provocateur overeind te houden, zoals nu weer dat gedoe met die pornofilm, maar dat interesseert me niet.

“Toen hij vernam dat ik kanker had, heeft hij me een e-mail gestuurd waarin hij vroeg hoe het met me ging. En hij heeft me inderdaad afgeraden zijn nieuwe boek te lezen.

“Bij het hoofdpersonage van Vernietigen wordt kanker vastgesteld, hij wordt bestraald en krijgt chemo, helemaal mijn verhaal. En hij gaat uiteindelijk ook dood, hopelijk niet mijn verhaal.

“‘Lees het alstublieft niet, het is niet goed voor u’, schreef hij in die e-mail. Ik was in Parijs toen het boek uitkwam. Ik heb me naar de boekhandel gerept, en ik denk dat ik de eerste was die een exemplaar heeft gekocht (lacht).”

Heeft hij nooit een consult bij u aangevraagd? Hij zou het kunnen gebruiken.

De Wachter: “Nee. En als dat wel het geval was geweest, zou ik er in alle talen over zwijgen. Beroepsgeheim.”

Jullie hebben allebei bestsellers geschreven over de oorzaken van al dat psychische lijden in de vermaledijde 21ste eeuw. Hebben ze iets uitgehaald, is het de moeite waard geweest?

De Wachter: “Ja, daar ben ik van overtuigd. Ze hebben minstens tot een grotere bewustwording geleid. Op het terrein, in de geestelijke gezondheidszorg, maar bijvoorbeeld ook in het onderwijs, in de opleidingen aan de universiteiten en de hogescholen.”

Verhaeghe: “Toen ik tien jaar geleden Identiteit uitbracht, kreeg ik behoorlijk veel kritiek. Vandaag zijn de meeste ideeën uit dat boek mainstream. Tot zover het goeie nieuws.

“En nu het minder goeie: er verandert niets. Integendeel: de toestand wordt steeds erger.”

Bent u optimistischer, meneer De Wachter?

De Wachter: “Gisteren heb ik nog opleiding gegeven aan aspirant-psychiaters. Mijn standpunt is dat de therapeut ook altijd voor de hoop moet staan.”

Verhaeghe: “Volledig akkoord.”

De Wachter: “En ook maatschappelijk is dat mijn positie: er is hoop, er zijn redenen om optimistisch te zijn.”

Verhaeghe: “Helemaal niet akkoord, ik zie die redenen niet.”

De Wachter: “Dan verschillen we daarin van mening. Ik denk dat we kritisch moeten zijn over de zaken die gebeuren en niet gebeuren, dat we aan de boom moeten blijven schudden, dat we veranderingen moeten blijven ambiëren.

“Maar ik geloof ook dat er redenen zijn om optimistisch te zijn. Ik zie de jeugd zich engageren, ik zie dat jonge mensen fundamentele vragen stellen over de verdeling werk-vrije tijd, over de verdeling van de lasten tussen man en vrouw, over het functioneren van de economie. (Denkt na) 

“Soms moet je de bodem raken om uit de put te kunnen klauteren.”

Verhaeghe: “De put wordt hoe langer hoe dieper.”

De Wachter (lacht): “Deze man geeft niet af, hè.”

Verhaeghe: “Ik ga akkoord dat we in de therapeutische praktijk optimisme en dynamisme aan de dag moeten leggen. Door mensen gewoon tot slachtoffer van het systeem uit te roepen helpen we niemand.”

De Wachter: “Voilà.”

Verhaeghe: “Maar als ik mijn petje van hoogleraar even terug opzet, dan zeg ik op basis van alle onderzoeken en studies die ik ken: in de geestelijke gezondheidszorg wordt het jaar na jaar erger, er is absoluut géén reden tot optimisme over het beleid.

“En maatschappelijk gezien staan we nu op het punt dat de ongelijkheid zo groot wordt, dat we prerevolutionaire toestanden krijgen.

“Met de klimaatverandering maken we trouwens hetzelfde mee. Kijk naar de temperaturen in Spanje en Portugal nu, en in Frankrijk vorig jaar: op sommige momenten staan we op de rand van een Europese noodtoestand.”

De Wachter: “Wat ik wel hoop, is dat de veranderingen die nodig zijn, voor het eerst in de geschiedenis niet gepaard zouden gaan met verschrikkelijke rampen: met bloedige revoluties en massale collateral damage.”

Verhaeghe: “Historisch gezien wordt er in het Westen steeds minder geweld gebruikt, als dat je kan geruststellen.”

De Wachter: “Ah, mooi.”

Verhaeghe (lacht): “Behalve in Antwerpen. Hier gelooft men kennelijk nog in bommen en granaten.”

De Wachter: “Dat is vuurwerk, Paul. Blijdschap! Het leven is hier elke dag een feest (schatert).

Paul Verhaeghe, ‘Onbehagen’, De Bezige Bij Beeld rv
Onbehagen
Stella Maris
De passagier
Borderline Times

© Humo


Dirk De Wachter en Paul Verhaeghe: ‘In de geestelijke gezondheidszorg wordt het jaar na jaar erger, er is absoluut géén reden tot optimisme over het beleid.’
Beeld Diego Franssens

Lees ook


Bron: De Morgen/Humo

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven