Het bezoek – Frank Vandenbroucke en Lander Gyselinck – De cultuursector opnieuw sluiten was achteraf gezien een fout


Ze zijn allebei voortdurend aan het werk, weekend of niet. Lander Gyselinck als drummer, docent en doctoraatsstudent. Frank Vandenbroucke als minister van Volksgezondheid. De eerste had een burn-out, de tweede trekt ertegen ten strijde.
‘Vaak komt de druk vooral te liggen op jonge mensen. Dat zit scheef in onze maatschappij.’

Door Kasper Goethals en Griet Plets Foto’s Jimmy Kets


Een zomer lang neemt iemand bijzonder ons mee naar een bijzonder iemand.


Zaterdagochtend, 9 uur. De dienstwagen van minister Frank Vandenbroucke (66) maakt drie rondjes rond de Jazzfontein in Tervuren, vlak bij waar hij woont. De fotograaf wil hem daar nog portretteren voor we naar Gent vertrekken.

‘Ik ga niet graag op de foto, maar het hoort erbij, zeker?’ Vandenbroucke glimlacht en wijst naar de standbeelden in de fontein. Bronzen kikkers, ­krokodillen en nijlpaarden spelen in een uitzinnige jazzband.

‘Van Tom Frantzen’, zegt hij. ‘Een heel fantasierijke beeldhouwer. Ik heb ooit de kans gehad zijn atelier te bezoeken in Duisburg. Echt bijzonder.’

Jazz. Het brengt ons bij de keuze van Vandenbroucke voor Lander Gyselinck (34). Waarom koos de minister van Volksgezondheid ervoor om een jazzdrummer te bezoeken?

Op het eerste gezicht hebben de twee niks met elkaar.

Vandenbroucke is de vaderlijke minister die de maatschappij over coronagolven manoeuvreert en bezoekers van lockdownfeestjes berispte. Hij vertelt graag over de details van de pensioenhervorming of de terugbetaling van medicijnen op Europees niveau. Voor jazz heeft Vandenbroucke ‘helaas te weinig tijd’.

Gyselinck heeft dan weer niets met politiek. Hij experimenteert met hiphop en elektronica en jaagt innovatieve muzikale interacties na.

Het zijn genres die Vandenbroucke ‘niet goed begrijpt’, waar hij ‘meer over wil horen’.

En er is spanning. Want hoe kijkt Gyselinck, die anderhalf jaar lang concerten moest uitstellen en annuleren, naar de man die de cultuursector over zich heen kreeg toen hij in ­december opnieuw besloot om de zalen te sluiten? ­‘Alles inspireert mij’, zei Gyselinck toen. ‘Behalve de Belgische politiek.’

Vandenbroucke vindt zijn keuze voor Gyselinck niet raar. ‘Het klopt dat ik een beetje een vakidioot ben’, zegt hij. ‘Ik werk van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Als ik tijd overheb, steek ik die vooral in bijlezen om op de hoogte te blijven.

‘Voor muziek blijft weinig tijd over, maar ik vind concerten en jazz buitengewoon leuk. Toen ik Lander voor het eerst bezig zag, op het poëzie- en kunstenfestival van ­Watou drie jaar geleden, had ik een aha-erlebnis. Ik ben zeer ­benieuwd naar hem.’

Frank Vandenbroucke (66): Beeld Jimmy Kets
Lander Gyselinck (34): Beeld Jimmy Kets

‘Ik ben geen kenner, maar muziek ontspant me. Een concert voelt voor mij als een frisse douche. Als ik ooit met pensioen ga, zal ik de schade inhalen. Dan ga ik elke avond naar een concert. Landers ­muziek is bovendien buitengewoon mooi om naar te kijken. Hij danst een beetje achter zijn drumstel.

‘Een houterige mens als ik kan daar alleen maar ­bewondering voor hebben. (lacht) Bovendien is hij bedrijvig en veelzijdig. Behalve aan zijn akoestische jazz werkt hij aan elektronische platen én aan een doctoraat.

‘Ik heb als minister van Onderwijs de academisering van het hoger kunstonderwijs op gang gebracht, met het idee dat kunstenaars daarbij ook aan doctoraten zouden werken. Ik wil hem daar graag naar vragen.’

‘De cultuursector opnieuw sluiten was achteraf gezien een fout’
‘Dat was voor iedereen in mijn omgeving op voorhand al duidelijk’
Lander Gyselinck

De wereld op z’n kop

Terwijl de dienstwagen over de snelweg richting Gent rijdt, vertelt Vandenbroucke behalve over jazz ook in sneltempo over zijn loopbaan. Van de jaren 80 tot vandaag zag hij generaties komen en gaan. Voor hij in oktober 2020 terugkeerde in de regering, was hij tien jaar weg uit de politiek.

‘Aan goede ideeën is er geen gebrek. Het enige waar ik het moeilijk mee heb, is dat er systematisch wordt gelekt uit vergaderingen achter gesloten deuren. Dat gebeurde dertig jaar geleden vrijwel nooit.’

Vandenbroucke wil een politieke cultuur waarin je stevig ruzie kunt maken, ‘met slaande deuren’, maar waarin je daarna ook solidair was’. ‘In de regering kon je vroeger keihard botsen, maar naar buiten werd het compromis verdedigd.

‘Nu wordt bijna alles gelekt, dus moet ik oppassen wat ik binnen zeg. Wat nuttig is in een vergadering kan averechts werken als het in de krant staat. Dat was zeker zo tijdens de overlegcomités. Wat mij buitengewoon ergert, zijn ministers die in de vergadering weinig zeggen en erbuiten veel. Het is de wereld op z’n kop.’

Vindt u de politici minder goed dan vroeger?

Vandenbroucke: ‘Nee, het is een kwestie van democratische cultuur. Mijn filosofie is dat als je in een coalitie stapt, je samen resultaten wilt boeken en die samen verdedigt. Ik hoop dat deze regering toch haar best blijft doen. De kiezers zijn slim genoeg om te zien dat we niet met zeven partijen over alles hetzelfde denken.

‘Partijvoorzitters kunnen kritische ­accenten leggen en verschillende ambities uitspreken in de pers, maar voortdurend op elkaars kap ­zitten, zoals zeker langs Franstalige kant gebeurt, is voor niemand goed.’

Toen Vandenbroucke in de politiek stapte, had hij schouderlang haar en radicalere overtuigingen. ‘Soms moet je je wereldbeeld bijstellen. Toen ik begon, koos ik voor de socialisten omdat ze tegen de kernraketten waren.

‘Mijn vrienden vonden dat gek, ze vonden de sociaaldemocraten conservatief, maar ik zei: als een politieke partij één keer om de tien jaar een belangrijk gevecht voert, dan is dat genoeg om te gaan helpen.’

Sinds de oorlog in Oekraïne laait het debat over militaire uitgaven weer op. ‘Nu vind ik ook dat die omhoog moeten’, zegt Vandenbroucke.

‘Niet te snel, want als we de Amerikanen blind volgen, dan kopen we vooral veel wapens van hen en niet per se wat we nodig hebben, maar de wereld is gevaarlijker geworden.

‘Als je met een vijand te maken hebt met wie je niet kunt praten, moet je jezelf kunnen verdedigen. Het is niet erg dat je standpunt verandert, je moet dat gewoon goed uitleggen. Dat is tijdens de coronacrisis ook zo. Daar verandert wat we weten voortdurend, het zou gek zijn als we niet zouden bijsturen.’

Beeld Jimmy Kets

Workaholics

Gyselinck, die in Vorst woont, heeft ons uitgenodigd in zijn studio in het Kask in Gent. Al zes jaar werkt hij hier aan een doctoraat over de kruisbestuiving tussen geïmproviseerde jazz en hedendaagse dansmuziek.

Onderweg vanuit Oostende, waar zijn vriendin woont, heeft hij nog snel Vandenbrouckes Wikipediapagina gelezen. ‘Het meeste wist ik wel.’ Zijn ouders herinnerden hem via Whatsapp nog aan ­enkele wapenfeiten van de politicus. Verder is het ­gesprek voor Gyselinck zoals hij ook zijn muziek het liefst maakt: geïmproviseerd.

‘Oei, is dat hier met foto’s? Daar ben ik niet op gekleed. Goed, maakt niet uit, kom maar mee.’

Zijn haar is wit. Hij draagt een zwarte short en een T-shirt van het hiphopcollectief Stikstof, van zijn goede vriend Zwangere Guy. Familie boven alles, staat erop. Gyselinck troont ons mee door de gangen van de Gentse kunstacademie.

‘Het was hier vroeger een ziekenhuis’, zegt hij. ‘Toepasselijk voor een gesprek met de minister van Volksgezondheid.’

In de studio excuseert Gyselinck zich voor de rommel, terwijl hij heen en weer loopt in de kleine ruimte. Vandenbroucke kijkt minzaam toe terwijl de drummer dozen verplaatst en plaats probeert te ­maken voor de minister, twee journalisten, een fotograaf en zichzelf.

‘Anders kunnen we ook naar buiten gaan? Misschien is dat wel beter voor de foto’s en wat comfortabeler?’ Vandenbroucke vreest de wind. ‘Ik ben niet echt gekleed op een lang gesprek buiten. Ik ben nogal kouwelijk.’

Terwijl hij het zegt, breekt de zon door de wolken. ‘Misschien zal het wel gaan. Nét. Maar zeg eens, waarom zitten er gaten in die cimbaal?’

Gyselinck neemt plaats achter zijn drumstel en tikt de verschillende cimbalen aan. ‘Dat geeft een vlakker geluid, terwijl deze veel meer galm heeft.’

Vandenbroucke: ‘Leg mij nu eens uit: hoe zit dat met die elektronische muziek?’

Gyselinck: ‘Wat bedoel je?’

Vandenbroucke: ‘Wat is het verschil met akoestisch?’

Gyselinck: ‘Bij elektronische muziek is elk geluid geïsoleerd en cleaner. Elektronische muziek is doorgaans uitgevoerd door machines. Bij akoestische muziek is de mens fysiek aanwezig, met al zijn ­imperfecties, en bespeelt hij een instrument volgens de regels van de fysica. Ik speel bijvoorbeeld met korte zweepslagskes en …’

Vandenbroucke: ‘Ja, schitterend vind ik dat!’

Gyselinck: ‘Het is mooier en gracieuzer om je lichaam te laten rollen achter de drum. Elvin Jones (Amerikaanse jazzdrummer die overleed in 2004, red.) en de oude jazzdrummers gebruikten de afstand om een hit te geven.

‘Het heeft lang geduurd voor ik doorhad hoe mijn kungfu-achtige manier van spelen effect heeft op de klank. Bij een elektronisch geluid doet het er niet toe wie speelt. Je zou de computer wel kunnen programmeren om menselijker te klinken. Dat zou ook een doctoraat waard zijn.’

Vandenbroucke: ‘Fascinerend. Voor mij is dit interview nu al geslaagd. Mijn moeder had wel piano leren spelen, maar muzikale roots heb ik zeker niet. Thuis hadden we muziek van Monteverdi, Händel en Beethoven. En een paar jazzplaten. Mijn vader had ook “Rum and Coca-Cola” van The Andrews Sisters. Dat is van tijdens de oorlog, hè.’

Gyselinck: ‘Monteverdi en The Andrews Sisters, amai!’

Vandenbroucke: ‘Daardoor heb ik wel een brede smaak. Ik ben ook een kind van mijn tijd: Janis Joplin, Jimi Hendrix, The Doors. The Beatles waren al gepasseerd, maar dat kreeg ik natuurlijk nog mee. Ik denk dat je het een beetje moet meekrijgen van thuis om ervan te genieten.’

Gyselinck: ‘Je hebt ook verwondering nodig, en die hoor ik wel bij u. Daarnaast moet je aan genoeg dingen worden blootgesteld.

Midden jaren 90 was het voor plekken als de Vooruit in Gent mogelijk om ­experimenteel te programmeren. Daar heb ik dingen gehoord van de improvisatiejazzscene uit New York. Dat heeft voor mij als zestienjarige alles opengetrokken en mij gevormd als muzikant. Dat bestaat nu niet meer in België.’

Beeld Jimmy Kets
Beeld Jimmy Kets

Was er veel muziek bij jullie thuis?

Gyselinck: ‘Als in de badkamer de radio aanstond, dan speelde in de keuken Frank Zappa en beneden ook nog keihard een lp van Stevie Wonder. Dan dachten wij: allee papa, what the fuck! ‘Ik begon als manneke van vier te drummen in de keuken. ‘Maar ik ben zeker ook een product van mijn moeder.

‘Mijn vader is meer een dromer en muzikant, mijn moeder is een supergedisciplineerde vrouw met een typisch West-Vlaamse werkethiek en een hang naar structuur die ik ook heb. Ik kan daar wel in doorslaan. Ik ben soms een workaholic. Vorig jaar heb ik een ­zware burn-out gehad.’

Vandenbroucke: ‘Oei, wat is er gebeurd?’

Gyselinck: ‘Het was heftig. Ik had tien jaar zodanig veel gespeeld dat ik niet kon stilzitten tijdens de lockdown. Ik zat elke dag in de studio te studeren achter de drum, maar toen de optredens weer begonnen, ben ik gecrasht.

‘Precies een jaar geleden ben ik plots wakker geworden met tinnitus. Ik moest in ­Nîmes spelen met de Franse jazzlegende Michel ­Portal. Ik heb dat concert nog gespeeld, maar dat was een heel rare ervaring. Ik ben dan een paar ­weken in een soort burn-out weggegleden.’

Vandenbroucke: ‘Is het daarna beter geworden?’

Gyselinck: (aarzelend) ‘Ik voel echt de grens. Mijn ­leven is anders dan voordien. Ik ben angstiger ­geworden. Ik voel de hele tijd die tinnitus zitten. Hij is gaan liggen, maar het is een litteken en ik voel dat het zo weer kan opwellen. Het ligt niet aan mijn oren, die zijn in orde. Het was de stress. Ik ben te snel van nul naar honderd gegaan.’

Vandenbroucke: ‘Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe erg tinnitus moet zijn voor een muzikant.’

Gyselinck: ‘Het is mijn achilleshiel. Mijn ­lichaam dat zegt: ah, jij luistert niet, dan duwen we híér, dan móét je wel luisteren. Nu doe ik het rus­tiger aan. Ik speelde vaak met vijf of zes bands door elkaar, dat doe ik niet meer.

‘Met Stuff (avant-gardistisch jazzcollectief, red.) nemen we een pauze. Er is niets leuks aan vijftien concerten spelen in één ­zomer als je je er achteraf niet één meer voor de geest kunt halen. Ik vond het lang stoer van mijzelf dat ik jazz, dansmuziek en allerlei ­­zij­projecten kon combineren.’

Vandenbroucke: ‘Dat is ook knap. Ik zei in de auto op weg naar hier dat ik een beate bewondering voel als ik jou zie drummen. Het feit dat je zo veel dingen doet, is voor een toeschouwer indrukwekkend. Maar ik kan me inbeelden dat het soms te veel wordt.’

Gyselinck: ‘Het is niet de muziek die het probleem is, maar de e-mails, de verplaatsingen, de lange uren en late dagen. Als ik de stokken vasthoud, ben ik vrij, maar alles eromheen geeft stress. Het is zo fijn om te horen dat u dat indrukwekkend vindt, maar dat mag geen argument meer zijn voor mij.’

Wat hebt u gedaan toen u crashte?

Gyselinck: ‘Ik ben naar mijn ouders gegaan. Een week of twee, maar het leek een eeuwigheid. Ik herinner me vooral de enorme vermoeidheid. Ik lag op de bank te stressen over die tinnitus en mijn moeder moest aan mij sleuren om eens een wandeling te maken. Na één blokje om was ik al doodop. Dat heb ik nu niet meer, maar het blijft gevaarlijk. De vermoeidheid kan altijd toeslaan, ik moet doseren.’

Bent u ooit op zo’n grens gebotst, meneer Vandenbroucke?

Vandenbroucke: ‘Ik heb dat nog niet meegemaakt, maar het kan mij ook overkomen. Iedereen kan ­tegen de lamp lopen. Ik heb net als Lander een grote drive, ik wil heel veel doen en laten gebeuren. Dat betekent dat je alert moet blijven.’

Leidt dat niet ook tot veel druk?

Vandenbroucke: ‘Dat is ongetwijfeld zo. Al denk ik dat ik vroeger veeleisender was dan nu.

‘Ik heb altijd gevonden dat er een grote verantwoordelijkheid ligt bij leiders van organisaties, dus ook bij mij als ­minister. Je probeert het allerbeste uit je mensen te halen.

‘De lat ligt hoog en dat is goed, want je wilt iets bereiken. Maar vaak komt de druk vooral te liggen op jonge mensen. Dat zit scheef in onze maatschappij. We zuigen alle creativiteit en energie uit jonge mensen, terwijl ze hun relaties nog smeden en kinderen moeten opvoeden. We persen jongeren uit en sturen ze daarna met brugpensioen. Dat is de ­wereld op z’n kop.

‘We mogen meer verwachten van ervaren werknemers, maar dan moeten ze hun car­rière ook rustiger kunnen opbouwen.’

Beeld Jimmy Kets

Ziet u veel burn-outs om u heen?

Vandenbroucke: ‘Ik zie relatief veel mensen die uitvallen. De omstandigheden zijn natuurlijk buiten­gewoon. Onze administraties zijn verantwoordelijk voor de volksgezondheid. Het zijn die ambtenaren, op wie men zo graag kapt, die het land hebben rechtgehouden.

‘Zij hebben ons door de grootste naoorlogse gezondheidscrisis geloodst. Wat die mensen hebben gepresteerd is onvoorstelbaar. Natuurlijk eist dat zijn tol.’

‘Het baart mij zorgen hoe mensen, ook jongeren, totaal uitgeput raken. Daarom zeg ik aan al mijn medewerkers dat ze brutaal mogen zijn. Ze mogen zeggen: “Frank, nu vraag je te veel.” Jonge mede­werkers zijn daarin ook mondiger geworden.’

Maar zij zien iemand die dat hoge werkritme wél volhoudt.

Vandenbroucke: ‘Ik ben niet het model. Dat zeg ik ook tegen hen. Ik werk altijd door, maar als ik met medewerkers vergader op zaterdag of zondag, besef ik dat dat extra’s zijn. Dan ben ik ook flexibel als ­iemand er tijdens de week even tussenuit moet voor een probleem. Ik denk dat ik milder ben geworden, maar mijn medewerkers moeten daar natuurlijk zelf over oordelen.’

Gyselinck: ‘Ik vind het herkenbaar. Ik maak ook geen onderscheid tussen weekdagen en weekends. Ik werk ook alle dagen door. En hoewel ik begrijp wat je ­bedoelt met de druk in een organisatie, zie ik dat veel mensen zichzelf die druk opleggen.

‘De studenten aan wie ik lesgeef, hier op het Kask, leggen de lat zó hoog. Niet noodzakelijk voor wat ze in eerste ­instantie kwamen leren, maar eerder voor alles ­eromheen. Vroeger was een muzikant iemand die een instrument bespeelde, het liefst op een eigenzinnige manier.

‘Nu komen die gasten toe op het conservatorium en zijn ze al bezig met optredens regelen, sociale media verzorgen, hun materiaal zelf producen en managen … Ze leven met de werkdruk van een 35-jarige professional.’

Hoe komt dat?

Gyselinck: ‘Ze moeten zichzelf verkopen, dingen creëren om gehoord te worden. Of dat denken ze. De sector is ook veranderd. Je merkte dat tijdens de lockdown. Zo veel mensen met burn-outs, ik heb nog nooit zoiets gezien.

‘Maar er was ook een stigma. Ik was daar zelf nogal conservatief in. Ik dacht niet dat ik daar ooit mee te maken zou krijgen. Eigenlijk zou naar de psycholoog gaan toch een vorm van zelfzorg moeten zijn?’

Vandenbroucke: ‘Absoluut. We zijn daarmee bezig. Mijn partij en deze regering vinden geestelijke ­gezondheidszorg een prioriteit.’

Gyselinck: ‘Het zou goed zijn als de drempel eindelijk verlaagd werd. Er zou een soort eerstelijns­psychologie moeten zijn.’

Vandenbroucke: ‘Dat is precies wat we willen realiseren. Ik ben ongeduldig om die hervorming snel uit te rollen, maar voor veel klinisch psychologen is de aanpak nieuw.

‘We vragen om meer te investeren in zeer laagdrempelige, verkennende gesprekken en ook in groepssessies. Als eerste stap, vooraleer je ­beslist dat mensen een meer gespecialiseerde, langdurige behandeling nodig hebben.’

Beeld Jimmy Kets

Wat moet er volgens u gebeuren?

Vandenbroucke: ‘We investeren stevig in de geestelijke gezondheidszorg, 150 miljoen euro extra. (Gyselinck fluit goedkeurend) 

‘Problemen snel vaststellen is belangrijk. Het kan zijn dat een psycholoog je kan helpen met een probleem dat je zelf, met je omgeving, verder kunt aanpakken. Het kan ook zijn dat de psycholoog je helpt om veerkracht te kweken, zonder dat er een lang traject voor moet worden opgestart. Maar daarvoor moet je natuurlijk eerder bij een ­psycholoog kunnen langsgaan.’

Gyselinck: ‘Het is niet makkelijk om iemand te vinden. Ik was een tijdje zelf op zoek in Brussel, maar ik botste op de lange wachtlijsten. Dan wordt die drempel nog hoger.’

Vandenbroucke: ‘De cultuur moet anders. De psychologische zorg moet laagdrempeliger, breder en exploratief worden. We experimenteren bijvoorbeeld met groepssessies.

‘Als jij merkt dat er bij je studenten veel kwetsbaarheid is, of dat de druk te hoog ligt, kun je een psycholoog uitnodigen die zo’n sessie begeleidt. Dat is niet alleen efficiënter, maar het verlaagt ook het stigma.

‘We hebben ook een campagne gelanceerd, Maak een afspraak met jezelf. Langzaamaan willen we het stigma wegnemen, zodat we sneller signalen herkennen. Want als we pas bij een ­psycholoog aankloppen als het te laat is, kunnen ­andere problemen zich opstapelen.

Een derde van de langdurige arbeidsongeschiktheid heeft een mentale oorzaak.

Een pot geld

Het gesprek voert naar de financiële onzekerheid van kunstenaars. Vandenbroucke lag twintig jaar ­geleden aan de basis van het kunstenaarsstatuut en werkt nu mee aan de hervorming ervan.

Gyselinck: ‘Ik had, op z’n Gents gezegd, hoerenchance dat ik een vast inkomen had uit mijn doctoraat. Anders was er voor mij geen vangnet.’

Vandenbroucke: ‘Dat gaan we veranderen. Er komt een commissie die voor de helft uit kunstenaars zal bestaan en die beoordeelt of je in aanmerking komt. Dat is revolutionair, we geven veel vertrouwen aan de sector zelf.

‘Als je dat attest hebt, krijg je gemakkelijk toegang tot onze gezondheidszorg, een werkloosheidsuitkering en pensioenopbouw. Na vijf jaar wordt dat geëvalueerd. Sommigen willen dat niet ­beperken in de tijd, maar daar ben ik streng in. We willen niet dat mensen nooit meer hoeven te bewijzen dat ze professioneel artistiek bezig zijn.’

Gyselinck: ‘Tijdens corona was dat bevreemdend. Plots kwamen de overbruggingspremies. Die waren broodnodig, maar ook een beetje schrikken. We hadden nog maar net geprotesteerd tegen de mogelijke verdwijning van de projectsubsidies, in december 2019. Dat was een enorme bedreiging voor alle kunstenaars en artiesten zoals ik. Zonder zou ik nooit muzikant geworden zijn. En dan komt de pandemie en is er een gigantische pot geld beschikbaar.’

Hoe was de lockdown voor u als muzikant?

Gyselinck: ‘De klap was harder dan ik had gedacht. Ik had net Gent ingewisseld voor Brussel. Ik had daar nog geen leven opgebouwd en zat gewoon stilletjes thuis. Normaal spreek ik mij wel uit op sociale media, maar nu heb ik lang mijn mond gehouden.’

Waarom?

Gyselinck: ‘Ik vond het gigantische probleem waar Frank en zijn collega’s mee te maken kregen een ­grotere prioriteit dan dat ik niet kon spelen. Ik had in het begin begrip voor de situatie en ik ben ­iemand die structuur zoekt. Ik heb me aan die regels gehouden.

‘Aan het eind, toen het net weer mocht, ben ik met Gorik (Zwangere Guy, red.) op een legaal feestje beland. Twee weken later hadden we allebei corona en moesten we opnames voor een plaat ­uitstellen. Dat was de hel.’

Was een moeilijke beslissing om de cultuursector te sluiten?

Vandenbroucke: ‘Absoluut. Ik weet dat het voor kunstenaars om meer gaat dan geld. Maar eerlijk is eerlijk, en dat zeg ik met alle respect: als ik moet kiezen tussen de scholen openhouden en de theaters of de ­cafés openhouden, dan kies ik voor de scholen.’

Gyselinck: ‘Ik ook, hoor.’

Vandenbroucke: ‘Mijn punt is dat er niet te veel virus mag rondgaan, omdat we dan de scholen moeten sluiten. En omdat we dat niet willen, moet de cafébaas of zelfs de directeur van een artistieke instelling zich niet met een schooldirecteur vergelijken.’

De culturele sector vroeg nooit om de scholen te sluiten. De cultuursector stelde dat hij veilig kon openblijven.

Vandenbroucke: ‘Het is niet mijn gewoonte om veel te zeggen over debatten achter de schermen, maar ik heb moeten vechten voor een ventilatiebeleid dat kijkt naar het risico op viruscirculatie. Dat komt er nu pas.

‘Daar was veel lobbywerk tegen. Maar alleen met ventilatiemeters kunnen we kijken naar wat mogelijk is op welke plek. Zo kunnen we voorkomen dat alles opnieuw dicht moet.’

Gyselinck: ‘Daar kan ik in komen, als we op die manier kunnen vermijden dat we dit najaar opnieuw in lockdown moeten. Daar is iedereen in de sector doodsbang voor.’

Vandenbroucke: ‘Het is de enige manier om gericht te werken. En in een volgende fase wil ik labels invoeren. Je hebt een A-label inzake ventilatiecapa­citeit? Dan mag jij zelfs tijdens een ernstige epidemie openblijven. Heb je geen A-label? Sorry, dan moet je dicht.’

In december vorig jaar zei u nog dat ‘alles u ­inspireert, behalve de Belgische politiek’.

Gyselinck: ‘Het was een duistere periode. De klap was enorm. Na de eerste lockdown voelde ik me net als veel andere kunstenaars in de steek gelaten.’

Vandenbroucke: ‘Je mag zeggen wat je denkt, hoor. De beslissing die we in december 2021 hebben genomen om te sluiten was achteraf gezien overhaast. En dat is bij de cultuursector aangekomen als een kaakslag.

‘Dat was een fout, maar het was één moment. En daar is ook veel protest tegen gekomen. Dat heeft geholpen om bij het overlegcomité het ventilatie­beleid erdoor te krijgen.’

Gyselinck: ‘Goed dat u dat nu ruiterlijk toegeeft, maar het was voor iedereen in mijn omgeving vooraf duidelijk dat het fout was. Jammer dat we daar eerst voor moesten protesteren.

‘Het deed extra pijn omdat de cultuursector zo lang de braafste leerling in de klas was geweest. Wij zijn een sociaal geëngageerde sector, wij willen ook de zwakkeren beschermen. We volgden alle regels. Als ik toen zag wat er op andere plekken allemaal passeerde, was ik behoorlijk ­geschokt.’

Vandenbroucke: ‘De cultuursector heeft inderdaad voorbeeldig mee naar oplossingen gezocht.’

Gyselinck: ‘Ik zat met een mondmasker op te drummen. Dan komt het extra hard aan als je opnieuw “bam, je moet dicht” te horen krijgt, terwijl je altijd genoeg afstand houdt en alle maatregelen volgt. Ik heb er met een bevriende artiest een nummer over gemaakt dat het gevoel wel goed vat. Dat komt op een volgende plaat, maar het is nog top secret.’

Politiek is pragmatiek?

Vandenbroucke: ‘Pragmatiek is een raar woord. Je vertrekt van je idealen, maar je wilt ook realiseren. Dus moet je werken met de realiteit zoals ze is. En zo verander je ze.’

Beeld Jimmy Kets

Fucking triest

Vandenbroucke kijkt naar zijn telefoon. ‘Nu moet ik echt gaan. Ik heb een Zoomvergadering gepland in de auto en ben al tien minuten te laat.’ Thuis gaat hij nog wandelen met zijn vrouw.

‘Ik ben misschien stijf geboren, maar ik moet toch zorgen dat ik een beetje beweeg. Elk weekend gaan we samen wandelen of fietsen.’

‘Willen jullie nog koffie? Of misschien iets te eten?’ Gyselinck wil wel nog even verder praten zonder Vandenbroucke. Hij vertelt uitgebreid over zijn thuis, zijn doctoraat en – ontketend en bozer dan daarnet – over het gevoel in de steek gelaten te zijn tijdens de laatste lockdown.

‘Toen was voor ons, artiesten, het laatste greintje van de geloofwaardigheid van het politieke toneel weg. Die laatste sluiting was echt fucking triest. Iedereen zat al op zijn tandvlees. Sommige platen die ik met vrienden heb gemaakt zijn nauwelijks gespeeld. Easy Alice van Liesa Van der Aa, bijvoorbeeld. Dat is echt een vette plaat waar ze jaren aan gewerkt had.

‘Maar ik heb Frank altijd een oprecht en verstandig politicus gevonden, ondanks die beslissing in december vorig jaar. Ik voelde tijdens het gesprek dat hij kan leven en strijden voor een idee. Dat is bij mij ook zo.’ 

Een zomer lang neemt iemand bijzonder ons mee naar een bijzonder iemand.

Beeld Jimmy Kets

Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven