Op 18 oktober overleed Humo-icoon en fotograaf Herman Selleslags (86). Hij liet een archief achter waar we hem over zeven generaties nog dankbaar voor zullen zijn, maar ook een hoop mensen die nu zonder hem verder moeten. Een van hen is Griet De Cuypere, de partner met wie Herman zijn laatste zeven jaren deelde. Een gesprek met een burgermeisje over afscheid van, maar bovenal de liefde voor een straatjongen.
Hanne Van Tendeloo – De Morgen
“‘We wisten wat hij van euthanasie vond: hij had het meegemaakt met Hugo Claus.”
Griet De Cuypere
Terwijl we praten, wordt het ene na het andere boeket aan de voordeur afgeleverd. Het zijn geen rouwkransen, maar bloemen voor de jarige Griet, die vandaag 75 wordt.
Soms buitelen emoties over elkaar, sneller dan een mens ze kan verwerken.
Griet De Cuypere: “Op dit ogenblik is het inderdaad allemaal wat veel – ik ben nogal van slag.
“Over een paar dagen is het afscheidsmoment van Herman. Dat zal emotioneel zijn, maar het rondt ook iets af en dat is goed. Nu ben ik continu met hem bezig.”
De tekst op Hermans rouwkaart is heel summier: Tout va bien.
De Cuypere: “Die hele rouwkaart is vintage Herman: sober, met nergens het woord ‘fotograaf’.
“Gewoon: tout va bien, plus het bericht dat het afscheid in intieme kring zal plaatsvinden. Dat is hoe hij het wilde, en dat is ook waarom ik hem zo graag zag.”
Kwam tout va bien van hem?
De Cuypere: “Nee. Van Hermans kinderen en mij. We vonden die drie woorden toepasselijk omdat ze hem typeerden, omdat hij ze vaak uitsprak en gewoon omdat hij zo in het leven stond: hij relativeerde alles.”
Terwijl: tout n’allait pas bien.
De Cuypere: “Nee. Op het einde ging het echt niet meer en uiteindelijk heeft hij zelf de stopknop ingedrukt.
“Het was dat of naar een woon-zorgcentrum verhuizen, en dat was voor Herman geen optie. Zijn hele leven lang had hij alles zelf gedaan.”
En dat was onmogelijk geworden?
De Cuypere: “Lastig in elk geval. Zijn zicht en gehoor waren fel achteruitgegaan, en hij kon nog moeilijk stappen.
“Toen we elkaar leerden kennen, in januari 2017, spraken we af dat we zouden afwisselen: Herman zou af en toe naar Gent komen, en de andere keren ik naar Antwerpen. Maar de laatste keer dat hij hier was, was al van april geleden.
“Bent u met de trein gekomen? Dan hebt u de verbouwingen aan het station gezien. Op een bepaald moment waren de trappen naar de perrons vervangen door stellingen. Dat ging niet meer voor Herman.”
Die immobiliteit moet hem parten hebben gespeeld, maar ik kan me voorstellen dat vooral het verlies van zijn zicht niet te verkroppen viel.
De Cuypere: “Natuurlijk! Dat was de druppel.”
Zijn laatste bericht naar onze hoofdredacteur ondertekende hij met ‘de blinde fotograaf’.
De Cuypere: “Zo zag hij zichzelf, ja.”
Dat klinkt zo triest.
De Cuypere: “Hij werd geconfronteerd met het feit dat alles achteruitging: dan kún je niet anders dan triest zijn. Want uiteindelijk leefde hij graag.
“Tot op het eind had hij een joie de vivre.
“Hij leefde sinds zijn 8ste met diabetes type 1. Destijds was die diagnose haast een doodvonnis.
“Hij is uiteindelijk 86 geworden: dan kun je niet anders dan besluiten dat hij zich heeft vastgeklampt aan het leven.”
Door die diagnose was hij er altijd van uitgegaan dat hij niet lang zou leven. ‘Dat maakte een lichtheid in me wakker, het doordringende gevoel dat ik de dingen niet ernstig hoefde te nemen, want achter het hoekje wachtte toch de dood’, vertelde hij vorig jaar in zijn laatste interview.
De Cuypere: “Voor iemand met diabetes type 1 heeft hij een lang en goed leven mogen leiden, zonder al te grote complicaties. Tot vorig jaar was zijn zicht nog vrij oké.”
Kon hij nog foto’s maken?
De Cuypere: “Hij kwam de laatste maanden nagenoeg niet meer buiten. Vroeger was hij altijd op straat te vinden, tussen de mensen.
“De voorbije zomer hebben we nog een wandeling gemaakt en ik herinner me dat hij toen foto’s heeft genomen.
“Maar als je elke dag binnen zit, wat valt er dan te fotograferen? Zijn wereld werd almaar kleiner.”
Frustreerde hem dat?
De Cuypere: “Hij vond het verschrikkelijk. Dat zei hij niet met zoveel woorden, maar je voelde het.
“Hij stapte met een rollator: als er iemand in zijn weg liep, voelde je zijn frustratie. Het liep allemaal niet meer zoals hij wilde. Dat maakte hem opstandig.”
Zijn zoon Jan vertelde dat zijn slechte gehoor hem ook frustreerde. Dan durfde hij weleens nukkig te roepen: ‘Ik hóór jullie niet!’
De Cuypere: “De laatste keer dat we met de hele familie samen waren – zoon Jan en dochter Yoko, zijn schoonzoon, schoondochter en kleinkinderen – moest hij op een speciale plaats gaan zitten om iets te kunnen horen.
“Hij heeft nog wel een hoorapparaat geprobeerd, maar dat heeft hij vlug opgegeven. Het gaf trillingen en dat vond hij heel onaangenaam.”
Wanneer liet hij voor het eerst merken dat het voor hem mocht stoppen?
De Cuypere: “Midden augustus.”
Konden jullie erover praten?
De Cuypere: “Ja, maar alleen tussen de soep en de patatten. Létterlijk. Maar het is niet omdat iets tussen de soep en de patatten wordt gezegd, dat het minder gemeend is.
“Het kwam niet als een verrassing. We wisten hoe hij over euthanasie dacht: hij had het allemaal meegemaakt met Hugo Claus, met wie hij bevriend was.”
Claus verloor zijn taal, Herman zijn zicht. Allebei kozen ze voor euthanasie.
De Cuypere: “Iemand die met een handicap wordt geboren aanvaardt dat, omdat-ie het nooit anders heeft gekend.
“Als het je plots overkomt, valt er veel moeilijker mee te leven. Je wéét wat je wordt afgenomen.”
Was op het eind alles gezegd wat nog gezegd moest worden?
De Cuypere: “Dat vind ik wel. Toch in de mate dat je alles communiceert wat er in jezelf omgaat. Herman was heel gesloten.”
Ook naar u toe?
De Cuypere: “Ik vond van wel. Hij filterde: wat hij zelf onbelangrijk vond, deelde hij niet mee. En sterven blijft uiteindelijk een eenzame daad. Je mag nog zo mooi omringd zijn, jij bent degene die doodgaat.”
EXOTISCH TERREIN
De Cuypere: “We hebben afscheid genomen met een vrolijke noot. Toen het moment er was, hebben we aan de artsen nog een grappige anekdote verteld over hoe we elkaar hadden leren kennen. Er was méér dan alleen groot verdriet. Dat moet, vind ik.”
Die kennismaking vond plaats op een verjaardagsfeest van gemeenschappelijke vrienden.
De Cuypere: (knikt) “Bij schilder Jan Vanriet. Maar onze eerste ontmoeting dateert al van jaren daarvoor.
De Cuypere: (knikt) “Bij schilder Jan Vanriet. Maar onze eerste ontmoeting dateert al van jaren daarvoor.
“Mijn man, Karel Dierickx, was kunstenaar. (Wijst naar een zwart-witfoto)
“Die heeft Herman nog van hem genomen in 2008, in Karels atelier. Je ziet Karel in de spiegel staan. Herman stopte wel vaker een spiegeling in zijn beelden.
“Toen ik jaren later op dat verjaardagsfeest bij Jan Vanriet kwam, was ik al twee jaar weduwe.
“Karel was in 2014 overleden, net zoals Hermans vrouw Sonja (Cantré, red.).
“Die avond was er eerst een receptie, daarna moesten alle genodigden plaatsnemen aan een lange tafel. Er waren mensen in het gezelschap die ik heel goed kende, anderen dan weer niet zo goed.
“Ik dacht: nondedekke, ik ga niet weer bij dezelfde mensen zitten. Niet dat ik op zoek was naar iets of iemand, ik had gewoon zin om uit mijn comfortzone te treden.
“Toen ben ik in de buurt van Herman gaan zitten. Het eerste wat ik tegen hem zei, was: ‘Ken je me nog?’
“Waarop hij: ‘Natúúrlijk ken ik je nog.’
“Zo zijn we aan de praat geraakt.”
Was u een bewonderaar van zijn werk?
De Cuypere: “Ik was meer bezig met schilderkunst dan met fotografie, maar natuurlijk had ik al wel fototentoonstellingen bezocht. Laat ons zeggen dat ik wist wie Henri Cartier-Bresson was.
“Ik kende ook Hermans foto’s uit Humo. Maar ik voelde me vooral aangetrokken tot zijn humor. Dat ironische toontje, op het cynische af, daar hou ik enorm van. Ik heb me kapot gelachen met hem.
“Bovendien had hij een originele kijk op de dingen. Hij kon opmerkingen maken die me perplex deden staan.
“We hebben nog zeven heel mooie jaren gehad samen. Veel gereisd.
“Als je ouder wordt, heb je minder zin in reizen, maar Herman zei altijd: ‘Als er één stad is die ik nog wil zien, dan wel Chicago.’
“En opeens deed de kans zich voor: ik heb als psychiater altijd transgenderzorg gedaan en er was toevallig een board meeting in Chicago waarvoor ik was uitgenodigd.
“Ik heb meteen toegehapt en Herman is met me meegegaan.
“Via Karel heb ik naar de wereld leren kijken door de ogen van een schilder. En toen ontmoette ik Herman, de fotograaf.
“Ik wil niet veralgemenen, maar het is ongelofelijk hoe anders schilders en fotografen naar de wereld kijken.”
Hoe dan?
De Cuypere: “Schilders kijken naar het esthetische, terwijl fotografen schoonheid vinden op andere plekken: in het lelijke, het verval, de pijn.
“Ik herinner me nog onze eerste keer in Parijs, met zijn grandeur, zijn schone gebouwen, de Seine…
“Te midden van al die pracht zat Herman zich te focussen op een muur vol graffiti, of op een doek dat was losgerukt en hing te wapperen.
“Pas toen hij me erop wees, zag ik de schoonheid in die details.
“Het is niet toevallig dat ik twee keer voor een kunstenaar heb gekozen, net zoals het niet toevallig is dat ik geboeid raakte door transgenderzorg, terwijl daar 40 jaar geleden amper oog voor was. Toen was dat nog exotisch terrein waar niemand zich op waagde.
“Ik voel me aangetrokken tot mensen die hors du commun zijn. En Herman wás speciaal.
“Ik had nooit kunnen vallen voor een bankbediende.”
GÉÉN BREL
Hij vond zichzelf meer een straatfotograaf dan een rockfotograaf.
De Cuypere: “Het stoort me een beetje dat hij zo vaak als rockfotograaf wordt bestempeld. Zelf vond hij dat ook vervelend.
“Kijk naar de foto’s die hij maakte van rocksterren: dat waren geen geposeerde portretfoto’s, er was niks glamoureus aan. (Wijst weer op de foto van Karel)
“Zoals die: dat is Herman ten voeten uit, hè.”
Was hij tot op het eind bezig met hoe zijn foto’s verder zouden leven als hij er niet meer was?
De Cuypere: “Toch wel. Hij was heel tevreden dat zijn zoon Jan de taak op zich had genomen om zijn immense fotoverzameling te archiveren en catalogiseren.
“De laatste expositie, Reflecties, had Jan ook gedaan.
“Hij woont nu zelfs tegenover het FotoMuseum in Antwerpen, dat een groot deel van het archief van Herman én van zijn vader Rik, die ook fotograaf was, in permanente bruikleen heeft.
“Natuurlijk houden vaders en zonen er soms een andere mening op na. Mijn zoon is grafisch ontwerper en heeft eens een catalogus gemaakt met tekeningen van zijn vader. Kletterende ruzie van begin tot eind.
“Maar Herman had vertrouwen in Jan: hij wist dat hij er verstand van had.”
In Life Will Give You Pictures, de documentaire die in april in première ging in het FOMU, zien we vader en zoon samen dat enorme archief doorploegen. Terwijl Jan de ene na de andere foto tegen het licht houdt, zegt hij met evenveel bewondering als wanhoop: ‘Je hebt meer dan één mensenleven nodig om alles in dat archief te bekijken. Er is geen beginnen aan!’
De Cuypere: “Er zijn veel foto’s die nooit zijn gepubliceerd. Toen de kranten over Hermans overlijden schreven, stonden er foto’s bij die ik nog nooit had gezien. Zoals die van een jonge Will Tura, helemaal alleen aan een bar. Herman zocht vaak de donkere kant op.
“Ook in Reflecties zaten foto’s die totaal nieuw voor me waren.”
Beschouwde Herman die laatste tentoonstelling als een afscheid?
De Cuypere: “Nee, de ideeën bleven komen. Wist u dat hij een fervent fietser was? Er zitten veel foto’s van renners in zijn archief, onder meer van Frank Vandenbroucke.
“Een tentoonstelling daarrond zag hij nog wel zitten. Hij had zelfs al een idee waar die moest worden gehouden: het Centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde leek hem geschikt.
“De media hebben hem in hun rouwberichten wel raak getypeerd, vind ik. Al die mooie reacties deden me deugd.”
Wat telkens terugkwam, was hoe hij zichzelf en zijn werk altijd relativeerde.
De Cuypere: “Hij haatte bluffers, mensen die zichzelf heel au sérieux nemen. Toen we het hadden over de muziek die we zouden spelen op zijn afscheid, zei hij: ‘Het kan me niet schelen wat het is, maar géén Jacques Brel.’”
Vond hij Jacques Brel een bluffer?
De Cuypere: “Hij wilde geen theatraliteit. Ik heb zelf niks tegen Brel, maar ik begreep Herman wel: de pathos van zo’n ‘Ne me quitte pas’ – ‘l’ombre de ton ombre’… – past niet bij hem.”
Hij relativeerde alles en iedereen, en dan vooral zichzelf en zijn werk. Maar hij moet toch geweten hebben hoe goed hij was?
De Cuypere: “Dat is zo: er schuilde contradictie in Herman. Hij was niet alléén maar bescheiden. Hij wist best wat hij waard was.”
RELATIETHERAPIE
Tussen jullie levens vielen veel parallellen te trekken.
De Cuypere: “Ontzéttend veel. Herman heeft een dochtertje verloren. Ik heb mijn dochter Ciel weliswaar niet verloren, maar ze is 48 jaar geleden geboren met een ernstige beperking.
“Meteen na haar geboorte ben ik zelfs door een zware rouwperiode gegaan: ik moest afscheid nemen van de verwachtingen en dromen die ik had als jonge ouder.
“Drie jaar na de geboorte van Ciel heb ik een kind geadopteerd – Herman en Sonja hebben dat ook gedaan.”
Bovendien verloren jullie in hetzelfde jaar jullie levenspartner.
De Cuypere: “Ja. Herman was 50 jaar samen met Sonja, ik 40 jaar met Karel.
“Geef toe: zo lang samenblijven is niet veel koppels gegeven, zeker niet in de kunstwereld. Die gedeelde smart was er, maar we gingen daar allebei vrij nuchter mee om.”
Hielp het dat Herman en Karel elkaar hadden gekend?
De Cuypere: “Ik heb me dat vaak afgevraagd: zou Karel het goed gevonden hebben dat Herman en ik een koppel werden?
“Ik ben overtuigd van wel, net omdat het klikte tussen hen. Herman heeft niet alleen die foto’s genomen in zijn atelier, ze zagen elkaar ook op gelegenheden.
“In 2014 had Karel nog een tentoonstelling in Brussel. Herman was daar toen ook.
“In tempore non suspecto, zou Bart De Wever zeggen: toen was er van ons nog geen sprake.”
‘Laten we hopen dat we samen koffie kunnen drinken: dat is altijd de gedachte geweest waarmee ik mijn onderwerpen benaderde’, dixit Herman.
De Cuypere: “Met Karel kon hij koffiedrinken: er was wederzijdse sympathie.
“Dat gaf me rust toen Herman en ik een koppel werden. Hoewel ik niet zo’n moraalridder ben: ik heb in mijn leven ook dingen gedaan die Karel niet goedkeurde.”
Heel mooi hoe Sonja staat vermeld op Hermans rouwkaart.
De Cuypere: “Natuurlijk! Ik ben niet zo bezitterig.
“Bij Herman thuis hing een grote foto van Sonja. Daar had ik totaal geen probleem mee. We hadden respect voor het leven dat we elk hadden geleefd.
“Ik weet dat dat soms moeilijk ligt bij koppels die elkaar pas later tegenkomen, maar zelf begrijp ik dat niet. (Bijna verontschuldigend)
“Ik ben nogal een mei ’68’er.
“Herman en ik zaten op veel vlakken volledig op dezelfde golflengte. Als je elkaar leert kennen op een gezegende leeftijd, heb je geen zin meer in grote discussies.
“Op je 80ste ga je niet in relatietherapie. Ofwel lukt het, ofwel niet. Het is erop of eronder.”
Bij jullie was het erop.
De Cuypere: “Ja. Ook al was ik dus helemaal niet op zoek naar een relatie. Ik trek goed mijn plan in mijn eentje.
“Natuurlijk is intimiteit belangrijk, op gelijk welke leeftijd, maar het moet klikken.
“Veel vriendinnen vinden niemand. Of als ze iemand vinden, blijkt na een paar weken dat het toch niet lukt. Bij ons klikte het.
“Herman en ik hadden veel gemeenschappelijke interesses. Zo was er nog een mooi moment op Gent Jazz. In 2018 moet dat zijn geweest, toen David Byrne er kwam spelen: een méésterlijk optreden.
“Herman vond het raar dat hij niet moest werken en gewoon kon staan luisteren en kijken naar dat concert. Zónder fototoestel, dat bleef toch wennen.
“De laatste keer dat we naar Gent Jazz gingen, voelde hij dat het niet meer lukte. Toen we aankwamen, was er nergens nog een stoel vrij. Maar een heel optreden lang staan, dat kon hij niet meer.
“Ik ben toen naar de post van het Rode Kruis geweest om een stoel voor hem te vragen. Die kreeg ik ook – eentje, géén twee.” (lacht)
FORMIDABELE VENT
De Cuypere: “Wat ook wonderen deed: we konden ons allebei vinden in een latrelatie. We hadden elk ons eigen leven, dat gooi je niet zomaar samen. Zeker niet omdat mijn dochter nog elk weekend naar hier komt – tijdens de week verblijft ze in een voorziening.
“Herman aanvaardde dat ik die weekends voor mijn dochter reserveerde, al waren er ook weekends dat we met zijn drieën samen waren.”
Begreep uw dochter wie Herman was in uw leven?
De Cuypere: “Zeker. Ze zag hem zelfs heel graag. Er was ook geen concurrentie tussen die twee: ze hoefden niet te vechten voor mijn liefde.”
Was u verliefd?
De Cuypere: “Ja. Vrienden maken me er nu graag attent op: ‘In het begin was jij zó verliefd.’ Vrienden van Herman zeiden hetzelfde: ‘On n’a jamais vu Herman aussi amoureux.’”
Herman was al 78 toen jullie een koppel werden.
De Cuypere: “Nadat een vriendin Herman had ontmoet, zei ze: ‘Formidabele vent, alleen heeft hij zijn leeftijd tegen.’ Ik viel uit de lucht! Dat was die verliefde roze bril: alle ratio was weg.”
Jullie leken geen evidente match: hij hield helemaal niet van peuteren in de eigen ziel. ‘Stel je voor dat ik mezelf had leren kennen. De gedachte alleen al: quelle horreur!’
De Cuypere: (lacht) “Quelle horreur! Ik hoor het hem zo zeggen.”
Terwijl peuteren in de ziel toch is wat een psychiater doet.
De Cuypere: “Een neef van me had dat Humo-interview ook gelezen en stuurde me: ‘En dan met een psychiater leven?!’ (lacht)
“Maar ik heb ook een andere kant, die helemaal niet van peuteren houdt. Soms denk ik: ben ik wel een goeie psychiater geweest?
“Ik vond het wel verfrissend. Niet dat ik zelf zoals Herman in het leven zou willen staan, maar het was fijn om zo’n partner te hebben: iemand die easy going is en niet gaat graven. Dat doe ik al bij mijn patiënten.
“Op het eerste gezicht lijken psychiatrie en fotografie ver uit elkaar te liggen, maar wij zeiden vaak tegen elkaar: ‘Eigenlijk doen we bijna dezelfde job.’
“Hij peuterde in anderen met zijn fototoestel, ik met woorden.”
U had niet de neiging te gaan graven in Herman?
De Cuypere: “O, nee! Dat zou ik te intrusief vinden. Er heerst nu een cultuur dat je alles moet uitspreken. Ik ben het daar niet volledig mee eens.
“Ik vind dat je als koppel geheimen moet kunnen hebben. En naast psychiater ben ik ook gewoon mens. Ik probeer thuis die twee zoveel mogelijk te scheiden, al kan dat natuurlijk niet helemaal.
“Ik denk dat je als psychiater een hele hoop dingen aanvaardt voor wat ze zijn, omdat je begrijpt hoe de menselijke psyche in elkaar zit. Dat maakt het samenleven misschien makkelijker.
“Ik ken Dirk De Wachter nogal goed. Hij vertelde me eens dat hij zich bijna nooit kwaad voelt. Ik heb dat ook.
“Het enige wat me kwaad maakt, is onrecht: onrecht in de wereld, over mijn dochter.”
Waar denkt u dan aan?
De Cuypere: “Ik heb bijvoorbeeld problemen met Down the Road.
“Ik heb onlangs een boek uitgegeven, De ontdekking van de geest – Een geschiedenis van de psychiatrie.
“In één hoofdstuk heb ik het over hoe mensen met psychiatrische aandoeningen nog tot in de 18de eeuw te kijk werden gezet.
“Ik vind dat gedoe van Down the Road ook iets voyeuristisch hebben.”
Daar zou u uw dochter niet aan blootstellen?
De Cuypere: “Nooit. Ik vind het ook onverantwoord, omdat ze niet wilsbekwaam zijn om hun fiat te geven. Sommigen zijn dat wel, maar het blijft kantje boord.
“Maar daar hoeven we nu niet verder op in te gaan. We hadden het over kwaad zijn: in die zeven jaar met Herman ben ik nooit kwaad geweest.”
Volgens Herman ontwaarde uw professionele oog iets van ADHD in hem.
De Cuypere: “Hij zei zélf dat hij ADHD had. En hij wás ook ongeduldig. Als hij met iemand had afgesproken en die kwam niet op tijd, was hij razend.
“Vijf minuten wachten bij de dokter? Dat vond hij not done.”
U bespeurde ook een flinter autisme bij hem. Waar zat die precies?
De Cuypere: “Fotografen voelen zich beter achter hun toestel dan ervoor. Het zijn doorgaans niet de sociaalste mensen.
“Herman haatte smalltalk. Daarin verschilden we wel: na een voorstelling blijf ik graag in de pintjes hangen, Herman ging liever naar huis.”
Heeft Herman u iets geleerd over uzelf dat u nog niet wist?
De Cuypere: “Ik denk dat ik mezelf relatief goed ken. Alhoewel…
“Hij vond dat ik een burgerlijk kantje had.
“Hij heeft een tijd in het ziekenhuis gelegen. Toen ik hem ging bezoeken, ben ik bestolen in het station van Berchem. Achteraf foeterde hij tegen zijn dochter: ‘Ik heb het haar altijd gezegd!’
“Hij vond dat ik te veel toonde dat ik een beetje geld heb, dat ik dat etaleerde. Dat heeft hij me wel bijgebracht: ik moet meer beseffen hoe ik bij anderen overkom.
“Hij vond dat ik een gezonde dosis wantrouwen moest ontwikkelen en hij leerde me om minder naïef in het leven te staan.
“Het is erg om dat als psychiater over jezelf te moeten leren van een ander, op je 75ste nota bene.” (lacht)
Hij was natuurlijk streetwise: altijd een straatjongen gebleven.
De Cuypere: “Ja. Dat zei hij me die eerste avond al: ‘Ik ben een straatjongen, weet waar je aan begint.’ (lacht)
“Maar ik hield van de straatjongen die hij was. We vulden elkaar mooi aan. Ik zal hem missen.”
Life Will Give You Pictures
wordt op zaterdag 16/11 vertoond op het
Brussels Art Film Festival
Info en tickets: baffestival.be
Lees ook
Bron: De Morgen