Ze kreeg borstkanker en wordt nu met haar lgbti-boekhandel uit het pand gezet. Een mens zou van minder wanhopen, maar niet Johanna Pas. ‘Zo is het leven: het neemt voortdurend een andere vorm aan.’
Jelle Van Riet – De Standaard
‘Een lezer van literatuur weet: alles kan een mens overkomen’
Johanna Pas
Johanna Pas (1969) is meer dan een boekhandelaar. Ze is een dichter, een literair vertaler, een luisterend oor, een toorts in het donker en een vredesduif.
Als geen ander weet ze welke boeken de eenzaamheid verjagen van wie nergens bij hoort. Wie nergens bij hoort, hoort bij haar.
Ze wéét hoe het voelt om ongekend en onbegrepen de wereld te betreden.
In 1980, ze was elf jaar, schreef ze in haar Sarah Kay-dagboekje: ‘Ik wil niet helemaal jongen zijn. Ik wil niet helemaal meisje zijn. Maar van allebei een beetje.’
Vandaag is ze door de bittere bemoeienis van borstkanker zelfs fysiek een tussenin-mens: een vrouw zonder borsten en zonder eierstokken. Ze is Jo/hanna. Meer dan een boekhandelaar, want ze runt de laatste lgbti-boekhandel in het Nederlandstalige taalgebied.
Kartonnen Dozen, de voortzetting van de Antwerpse holebiboekhandel ’t Verschil, bestaat een kwarteeuw. Aangezien de winkel de lange tocht door de gortdroge coronawoestijn is doorgekomen, was Pas al volop plannen aan het smeden voor een met regenboogconfetti overladen feestjaar.
Maar opnieuw is er ongevraagde inmenging van bovenaf: het pand waarin Pas’ geliefde boekhandel is gevestigd, wordt verkocht. Tegen eind juni moet ze er weg zijn.
Het is een dramatische verhuizing, want Kartonnen Dozen bevindt zich in de Antwerpse wijk Zurenborg in een harmonische driehoek met lgbti-café Den Draak en Het Roze Huis, dat de belangen van de holebi- en transgender gemeenschap behartigt.
’s Nachts heeft de spoorwegbrug over de nabijgelegen Draakplaats de regenboogkleuren.
Er wacht Pas een zwaar karwei. Ze moet tijdig nieuw onderdak zien te vinden voor 20.000 boeken en daarna allicht nieuwe clientèle aanboren.
Het heeft haar vijf jaar liefde en volharding gekost om van Kartonnen Dozen een Zurenborgse boekhandel te maken waar niet alleen de lgbti-gemeenschap zich omarmd weet, maar ook buurtbewoners binnenstappen.
Toch tref ik Pas, wier door kanker gehavende lichaam ook artrose en vestibulaire migraine herbergt, niet in zak en as.
Zoals steeds schijnt de zon in haar stem en ziet ze in het ontij een kans.
‘Misschien is dit hét moment om de maatschappelijke opdracht van Kartonnen Dozen eens grondig te overdenken, en van daaruit een gepaste plek te vinden, eventueel met partners die meer zakelijk inzicht hebben dan ik.’
Bent u nog onmisbaar, nu de mainstreamboekhandel meer aandacht heeft voor lgbti-literatuur?
‘Uniek is dat wij alles op één plek samenbrengen: queer boeken én de kennis erover. In de winkel staat iemand die tekst en uitleg kan geven en zelf tot de minderheid behoort.
´Vandaag is er meer openheid, maar de geschiedenis leert dat wij kwetsbaar zijn voor politiek-maatschappelijke veranderingen. Juist doordat ik al zo lang in een queer boekhandel sta, weet ik dat de lgbti-ontvoogdingsstrijd een processie van Echternach is.
´Het homohuwelijk was een zege, maar daardoor is er een verburgerlijking ontstaan en zijn queers juist nog onzichtbaarder en vreemder geworden.
´Het is oké om gay te zijn, zolang je hoogopgeleide middenklasse bent, trouwt en kinderen krijgt. Voor wie daarvan afwijkt, is er weinig veranderd.
´Vanaf jouw plek gezien lijkt het alsof wij in een getto bijeenkruipen, maar safe spaces waar we onder elkaar op adem kunnen komen zijn momentopnames in ons leven.
´Als je hetero bent, is alles rondom jou op jou geënt. Als jij in onze winkel komt, moet jij voor één keer zoeken naar een boek dat over jou gaat.
´Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om open te staan voor de buurtbewoners. Zo creëren we een mix van mensen en wordt de vreemdheid van lesbiennes, homo’s, trans en non-binaire personen afgekalfd. Doordat we met elkaar in aanraking komen, raken we met elkaar vertrouwd.’
‘Het is oké om gay te zijn, zolang je hoogopgeleide middenklasse bent, trouwt en kinderen krijgt. Voor wie daarvan afwijkt, is er weinig veranderd’
Johanna Pas
Is Antwerpen dé Queer Capital die de stad beweert te zijn?
‘Antwerpen is dé Gay Capital.
´De geïnstitutionaliseerde homobeweging zit hier stevig in het zadel en de kracht van Het Roze Huis, Çavaria en de Antwerp Pride is groot, maar qua queer cultuur is het een dor landschap.
´Queer wordt nu vaak als paraplubegrip gebruikt, als de minder tongbrekende variant van lgbti, maar voor mij staat queer nog altijd voor de onderstroom van de community: zij die echt afwijken qua genderidentiteit, lichamelijke expressie en relatietype.
´Voor hen is Kartonnen Dozen zeker nog nodig: wij zijn vaak de eerste, laagdrempelige plek waar queer jongeren of hun ouders terechtkomen. Want hoezeer de samenleving ook is geëvolueerd, zij groeien nog altijd op als kwetsbare koekoeksjongen in een niet-queer familie en schoolomgeving.
´Zij hebben nood aan een zichtbare community waarin ze zich weerspiegeld zien.
´Als oudere queers zijn we verantwoordelijk voor hen. Zij zijn onze kinderen die we een safe haven moeten bieden.’
In uw gedicht ‘Thuis’ voert u zichzelf op als een wisselkind, een soort koekoeksjong, toch?
‘In dat gedicht kwamen de trollen naar mijn wiegje, maar in plaats van me te ontvoeren en er een trollenkind voor in de plaats te leggen – een wisselkind – lieten ze me met tweeën achter.
´Zo heb ik me altijd gevoeld: switchend tussen jongen en meisje, tussen stad en platteland, tussen een sociaal-cultureel ontwikkeld wezen en een diertje in het bos.
´Rond mijn elfde heb ik een boek geschreven, Jij bent mijn mama niet, waarin ik een gezin als het onze opvoer, met zes kinderen, die doen alsof ik een van hen ben. Tot ik wegloop en mijn echte ouders vind.
´Pas op, mijn ouders hebben me alles gegeven wat zij zelf hadden meegekregen, maar ik voelde me zo anders dat ik me niet kon voorstellen dat zij mijn ouders waren.
´Inmiddels zie ik héél goed dat ik hun kind ben. (lacht)’
U noemt zich ‘twee zielen in dit veel te kleine huis’. Is gender meer iets van de ziel dan van het lichaam?
‘Wat je bent, kún je niet uitdrukken via je lichaam, zeker niet via een ziek lichaam als het mijne. Mijn lichaam is begrensd, maar mijn ziel is vrij.
´Als kind verzon ik het woord “josje” voor wat ik ben. Later hoef je niet meer alles zelf te verzinnen, want dan kom je jezelf tegen in de literatuur.
´Toen ik boeken las over two-spirits was dat voor mij een feest van herkenning. Ik mag mezelf zo niet noemen, vanwege culturele toe-eigening, maar het is een prachtige term voor hoe ik me voel.
´Sinds twee jaar is het woord non-binair in zwang, maar ik wil liever geen negatie in wat ik ben. Eigenlijk wil ik een woord dat meebuigt met wie ik op dit moment ben.
“Geef mij een woord/ voor wie ik ben/ dat niet van steen is/ maar van was/ dat ik kan kneden/ tot het past”, luidt een regel van me.
´Dat is het prachtige aan ouder worden: je kunt jezelf opnieuw uitvinden en van persoon wisselen.’
Hebt u de eenzaamheid overleefd dankzij boeken?
‘Absoluut! Ik kom uit een intellectueel rijk maar emotioneel arm gezin. Mijn vader was rechter, mijn moeder bestierde het gezin als een manager.
´Mijn ouders hadden meer dan zestig jaar een liefdevol huwelijk, tot aan het overlijden van mijn vader vorig jaar, maar van de kinderen hielden ze met een ophaalbrug.
´Er was veel zorg, maar er werd nooit geknuffeld en er was weinig ruimte voor emoties.
´Ik weet dat onze opvoeding terug te voeren is tot hun eigen jeugd en er geen greintje kwaadaardigheid in mijn ouders zat, maar ik heb veel gemist.
´Ik, de jongste van zes en het vreemde eendje, had een overweldigend gevoelsleven. Door boeken te lezen kwam ik erachter dat er nog mensen waren bij wie er vanbinnen veel bewoog. Er was een stam waar ik deel van uitmaakte.’
Was de speelplaats een mijnenveld?
‘Ik zat op een meisjesschool en moest de helft van het jaar een uniformrok aan, wat op zich al horror was.
´De speelplaats was het voorgeborchte van de hel, maar de echte grondoorlog werd gevoerd tijdens de tramrit van en naar huis.
´De pesterijen gingen vaak over mijn genderafwijkende gedrag, maar nu ik erop terugkijk, was ik ook best een raar kind.
´Vandaag zou ik naar een psycholoog worden gestuurd. Ik was extreem introvert en terwijl andere meisjes hun nagels wilden lakken, wilde ik in de bomen klimmen.
´Als reactie op het pesten mat ik mezelf een jezuscomplex aan: ik sta hierboven, ik ben sterker, niemand kan mij raken.
´Ik ging rond met petities om zeehonden te redden, verkocht kringlooppapier, en zodra ik oud genoeg was, ging ik bij de jeugdmilieubeweging Natuur2000.
´Daar heb ik mijn eerste tribe gevonden: mensen die net als ik parka’s en comfortabel zittende schoenen droegen.’
In uw gedicht ‘Speelplaats’ breekt men uw benen. U gaat er niet aan dood, maar wordt wel kreupel.
‘Men zegt dat wat je niet doodt je sterker maakt, maar dat klopt niet. Iets in jou gaat onherroepelijk verloren.
´Ik voel me sterk, maar er moet maar dát gebeuren of ik ben weer dat kind van toen, met de angst, de schaamte en de kwetsbaarheid die ik toen heb gevoeld.
´Ik wil het niet groter maken dan het is, ik ben niet in oorlog opgegroeid, maar die dagen dat niemand me wou kennen en ik er met niemand over kon praten zitten in mijn fysieke geheugen. Er valt mee te leven, maar het kan niet worden hersteld.
´Ik vergelijk mezelf weleens met een perzik: vanbuiten zacht, maar binnenin zit een harde pit die ik te allen tijde afscherm.
´Ik vergeet ook nooit die keer dat mijn zus in het zwembad speels deed alsof ze een monster was dat me zou opeten. Ik vond dat ijzingwekkend, omdat ik geloofde dat het kon.
´Dat is gebleven: een diep wantrouwen tegenover mensen, omdat zij onverhoeds in een monster kunnen veranderen.’
In 1994 sprak u in een Jambers-documentaire vrijuit over uw homo- en biseksualiteit. Wat had u ontbolsterd?
‘De universiteit had me al op weg gezet, maar een kantelpunt was toen ik op mijn negentiende op kamp ging naar Noord-Frankrijk met een organisatie die ouderen ondersteunde in verlaten dorpen.
´Ik kwam er terecht in een alternatieve kring van mensen voor wie kunst een manier van zijn is en van wie ik voor het eerst het gevoel had dat zij niet van bordkarton waren. Dat zich in hun lichaam een kloppend hart bevond, net als in het mijne.
´Rond mijn tiende had ik een vriendin gevonden, een josje zoals ik, maar zij heeft zich uiteindelijk enkele jaren later onder peer pressure aan de zijde van de pesters geschaard om zelf niet de outcast te zijn. Nu snap ik dat ze veiligheid zocht, maar dat verraad heeft lang doorgewerkt. Zij was het monster geworden dat mijn zus speelde in het zwembad.
´Dat kamp, waar ik voor het eerst heb geloofd dat ik me niet eeuwig verloren zou voelen, heeft me opengekraakt. Mijn vader zei dat ik er iemand anders was geworden, maar ik was eindelijk wie ik altijd al was en wilde zijn.’
In uw poëzie spelen ledematen en handen een grote rol. Uit uw borst en hart groeien geen verzen. Is het daar waar het wringt?
‘Nu je het zegt. Ik heb een gedicht dat begint met de versregel
“De spiegel toonde niet hoe ik verdween. Ik zag het/ pas toen ik mijn handen op de tafel legde en in/ die handen niets dan leegte zag”.
´Het is alsof ik alleen maar handen ben. Ik kan mezelf niet goed waarnemen. Prettig neveneffect daarvan is dat ik nooit complexen heb gehad over hoe ik eruitzie. Ook niet over mijn borsten.
´Ik benijd de jonge generatie niet, die met selfies moet opgroeien. Seksualiteit en gender zijn nu sterk visueel gestuurd.
´Voordat ik kanker kreeg, in 2016, was ik heel fysiek en seksueel en genoot ik ervan om over mijn hele lichaam te worden aangeraakt. Mijn borsten maakten deel uit van mijn huid. Als ik geen kanker had gekregen, had ik ze nooit laten amputeren.
´Maar toen men mij de keuze liet tussen een borstsparende operatie gevolgd door een lange chemo- en bestralingsbehandeling of amputatie, heb ik er wel voor gepast om iets gevoelloos te laten plaatsen dat niet eens overeenstemt met wie ik ben.’
‘Mijn grootste angst is dat mijn geest klem komt te zitten in een lichaam dat het heeft begeven. Het plezier van hier te zijn zit in mijn lichaam. Je lichaam is wie je bént’
Johanna Pas
Zou u zichzelf sexy willen noemen?
‘Niet overdrijven, hè. (lacht) Ik vind mezelf mooi zoals je mensen mooi vindt van wie je houdt. Je lichaam is wie je bént.
´De allereerste keer dat ik iets heb ervaren wat op seksualiteit leek, was toen ik als kind de werkelijkheid ervoer: de zee en het spatten van het water.
´Zintuigelijk waarnemen is een liefde die vóór de liefde voor mensen komt en die je verbindt met de wereld. Voor dat unieke gevoel heb je een lichaam nodig.
´Mijn grootste angst is dat mijn geest klem komt te zitten in een lichaam dat het heeft begeven. Mijn vriendin weet dat ze me moet laten gaan, mocht ik in een coma raken. Ik wil niet in een tussenland zijn.
´Voor mij is de dood niet per se het einde, ik geloof dat er nog iets komt, maar het plezier van hier te zijn zit in mijn lichaam. Als ik geen contact meer kan maken, dan wil ik hier niet zijn.’
‘Leef alsof je nooit kanker zal krijgen, maar laat je screenen’, luidt uw advies. Hebt u zelf te lang weggekeken uit angst voor de waarheid?
‘Ik had niks door! Oké, ik was een oude kalkophoping uit het oog verloren en was 12 kilo vermagerd, maar ik voelde me geweldig. High on a mountain!
´Het is de kanker zelf die je zand in de ogen strooit, want terwijl hij je opvreet, geeft hij je lichaam een boost. Ik dacht trouwens dat het mij niet zou gebeuren. Niet ook nog dat. Ik was al ruim bedeeld qua kwalen en bovendien zijn er in mijn familie enkel neurologische aandoeningen.
´Maar goed, het woord viel en vanaf dat moment veranderde alles.
´Hier had de literatuur, die mijn emotionele laboratorium was geweest en waar ik naar hartenlust had kunnen experimenteren met gedachten en gevoelens, me niet voor gewapend.
´Geen enkel boek kan je voorbereiden op kanker, omdat je op een haast dierlijke wijze lichaam wordt.
´Wel heeft het feit dat ik zo veel gelezen had me gehoed voor de totale eenzaamheid. Je moet er alleen door, zeker, maar ik wist dat anderen me waren voorgegaan.
´Wie leest, leert zichzelf en de werkelijkheid te relativeren en te accepteren. Ik zou nooit “waarom ik?” gezegd hebben, want ja, waarom ik niet? Als mens kan alles je overkomen, weet een lezer.’
Voelt u zich dan nooit geviseerd door het leven?
‘De behandeling en het herstel hebben drie jaar geduurd. De hormoonremmers veroorzaakten artrose, ik kreeg een cyste op de eierstokken en nadat ze die hadden weggenomen, kwam ik van de ene dag op de andere in de menopauze terecht, ik kreeg een depressie, zal ik doorgaan?
´Ja, soms ben ik kwaad en opstandig, maar het gaat zoals wanneer je kinderen krijgt: je omgeving beweegt mee en zet zich naar je nieuwe situatie.
´Als je vaak ziek bent, ga je vaker om met mensen die net als jij een trager levenstempo hebben.
´Het gevoel van eindigheid geeft mij juist een fenomenale drive om binnen de mij toebedeelde tijd al het mogelijke te doen én te voelen. Alles hangt af van aan wie je je meet.
´Als ik de balans opmaak, dan is er veel dat mij vervult met dankbaarheid en trots. Ik zou met niemand willen ruilen – iedereen krijgt zijn deel.
´Als kind kon ik het plezier dat ik had op kamp pas ervaren wanneer ik er nadien over schreef in mijn dagboek. Ik was bang dat als ik het geluk op het moment zelf zou toelaten, de duvel het dan zou komen afpakken.
´Stilaan lukt het me om gelukkig te zijn zonder vertraging.’
‘Ik stop veel energie in mensen voor mij winnen. Men zegt dat wie gepest werd een pleaser wordt’
Johanna Pas
U bent goed in macha-gewijs doorgaan. Is dat de kortste weg naar een depressie?
‘Die managementveerkracht heb ik van mijn moeder. Ze is negentig en studeert Engels. Dat heeft zowel valkuilen als merites.
´Wat er twee jaar geleden is gebeurd, is dat er me zowel fysiek als mentaal te veel was overkomen om het nog vermalen te krijgen. Voor die tijd was ik altijd in kleine stukjes gecrasht.
´Soms kwamen mijn van vader geërfde weemoed en angsten op me aangevlogen, maar ik kreeg ze altijd verwerkt, omdat ik goed omringd was. Weemoed geeft ook diepte aan het leven.
´Ik denk dat wanneer je iets groots en zwaars overkomt, je dat via je lichaam moet verwerken. Als je lichaam het laat afweten, kun je je daar niet meer zelf uit trekken. Toen heb ik me laten opnemen.
´Ik weet dat ik niet die indruk geef, maar ik stop veel energie in mensen voor mij winnen. Men zegt dat wie gepest werd een pleaser wordt. Je wilt dat iedereen van je houdt en investeert daarom in alle mensen. Dat maakt van mij een goede boekhandelaar, maar het is uitputtend en niet alle klanten verdienen je liefde.’
Gaat het in de liefde om het cliché: kunnen zijn wie je bent? Al wie je bent?
‘Als je zo lang met iemand samen bent als ik met Chris – we zingen het al zeventien jaar met elkaar uit – denk ik dat je sowieso delen van jezelf afstaat. Je kunt niet meer iedereen zijn die je ooit bent geweest. Maar ik heb die behoefte niet meer.
´Ik was lang verslaafd aan de verliefdheid en zelfs aan het drama van de breuk. Wie te dicht kwam, duwde ik weg uit angst om de intensiteit te verliezen die ik nodig achtte voor het schrijven.
´Inmiddels weet ik dat ik ook zonder die grootse gevoelens kan schrijven. Het hoeft niet meer zo groots en meeslepend te zijn. Liever niet, eigenlijk.
´Ik vind het fijn en rustig bij Chris, en soms intens, zoals ik het graag heb. Ze blaast de stilte en de stemmen uit mijn oren.
´Toen we elkaar leerden kennen, waren we zeker niet ingesteld op eeuwigheid, maar zo is het leven: het neemt voortdurend een andere vorm aan.
´Je lichaam blijft geen dag hetzelfde, en je geest nog minder lang, en alles waar je tegenaan stoot, laat sporen na. Je bent een rivier. De bodem blijft, maar het water stroomt.
´Ook deze winkel heeft al veel vormen gehad en zal er ongetwijfeld nog veel krijgen.’
Bron: De Standaard